Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-07-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:5522, AWB-12_4606
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-07-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:5522, AWB-12_4606
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 17 juli 2013
- Datum publicatie
- 5 september 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2013:5522
- Zaaknummer
- AWB-12_4606
Inhoudsindicatie
Verzuimboete
Belanghebbende heeft de aangifte vennootschapsbelasting 15 dagen te laat ingediend. De inspecteur heeft ruim een maand later de definitieve aanslag opgelegd naar een te betalen bedrag van nihil. Nu de inspecteur ten tijde van het opleggen van de definitieve aanslag de beschikking had over de door belanghebbende verstrekte gegevens en deze gegevens, net als in de voorafgaande jaren, tot een te betalen bedrag van nihil leidden, ziet de rechtbank aanleiding de boete te verminderen tot € 1.000. De rechtbank neemt hierbij tevens in aanmerking dat uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat met de verhoging van de verzuimboete wegens aangifteverzuimen onder meer wordt beoogd een bijdrage te leveren aan het terugdringen van bezwaarschriften tegen belastingaanslagen naar geschatte bedragen. Naar het oordeel van de rechtbank gaat dit door de wetgever van belang bevonden argument in het onderhavige geval niet op, nu de aangifte voorhanden was.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 12/4606
uitspraak van 17 juli 2013
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Maastricht,
de inspecteur.
12/4606
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 17 augustus 2012 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde verzuimboete.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2013 te Roermond.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [A], en de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Maastricht, en namens de inspecteur, [gemachtigde].
1 Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
-
vermindert de boetebeschikking tot € 1.000;
- -
-
veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 944;
- -
-
gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 310 aan haar vergoedt.
2 Gronden
Belanghebbende is op 1 maart 2011 uitgenodigd om vóór 1 november 2011 aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2010 te doen. Op 23 november 2011 is aan belanghebbende een herinnering verzonden waarin belanghebbende een termijn is geboden tot en met 7 december 2011. Op 2 januari 2012 is aan belanghebbende een aanmaning verzonden waarin belanghebbende een termijn is geboden tot en met 16 januari 2012.
Bij brief van 23 januari 2012 heeft belanghebbende aan de inspecteur geschreven dat de winst nihil bedraagt en dat de aangifte nog dezelfde maand zal worden ingediend. Belanghebbende heeft de aangifte vervolgens op 31 januari 2012 ingediend.
Met dagtekening 3 maart 2012 is aan belanghebbende een definitieve aanslag opgelegd naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van nihil. Gelijktijdig is aan belanghebbende bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 2.460.
Het daartegen gemaakte bezwaar is door de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 17 augustus 2012 ongegrond verklaard.
In geschil is de hoogte van de aan belanghebbende opgelegde verzuimboete.
Ingevolge artikel 67a van de AWR zoals dat luidt met ingang van 1 januari 2010, kan de inspecteur aan de belastingplichtige die de aangifte voor een aanslagbelasting niet of niet tijdig heeft gedaan (hierna: het aangifteverzuim) een verzuimboete van ten hoogste € 4.920 opleggen. In § 21, derde lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: het BBBB) is bepaald dat de inspecteur ter zake van een aangifteverzuim bij de vennootschapsbelasting een verzuimboete van 50% van de maximale boete van € 4.920 van artikel 67a AWR, derhalve € 2.460, oplegt. Ingevolge het vierde lid van § 21 van het BBBB is sprake van een verzuim waarvoor een boete kan worden opgelegd als de belastingplichtige niet binnen de termijn aangifte heeft gedaan en geen gevolg heeft gegeven aan een aanmaning daartoe. Niet in geschil is dat belanghebbende de aangifte heeft ingediend nadat de in de aanmaning genoemde termijn was verstreken.
Gelet op het vorenstaande is aan de voorwaarden voor het opleggen van een verzuimboete voldaan. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of, gelet op alle in aanmerking komende omstandigheden van het gegeven geval, de inspecteur terecht een verzuimboete ter hoogte van € 2.460 heeft opgelegd (Hoge Raad 10 juni 2005, nr. 40601, LJN AT7216).
Belanghebbende heeft gesteld dat de boete dient te worden gematigd tot € 500, omdat er slechts sprake is van een geringe termijnoverschrijding, er geen sprake is van recidive en het fiscale belang gering is.
Belanghebbende heeft de aangifte ingediend op 31 januari 2012, zijnde 15 dagen na afloop van de in de aanmaning gestelde termijn. Op 3 maart 2012 heeft de inspecteur de definitieve aanslag opgelegd naar een te betalen bedrag van nihil. Belanghebbende heeft de aangifte weliswaar te laat ingediend, maar nu de inspecteur op 3 maart 2012 de definitieve aanslag heeft opgelegd, had de inspecteur ten tijde van het opleggen van de definitieve aanslag de beschikking over de door belanghebbende verstrekte gegevens. Die gegevens leidden, net als in de voorafgaande jaren, tot een te betalen bedrag van nihil. Gelet op voornoemde omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding de aan belanghebbende opgelegde verzuimboete te matigen. Hierbij heeft de rechtbank mede het volgende van belang geacht. Blijkens de parlementaire geschiedenis beoogt de verhoging van de verzuimboete wegens aangifteverzuimen onder meer een bijdrage te leveren aan het terugdringen van bezwaarschriften tegen belastingaanslagen naar geschatte bedragen. Daarbij is opgemerkt dat het maken van een goede schatting een ingewikkeld en tijdrovend proces is met een bezwaarschrift tot gevolg als de belastingaanslag naar de mening van de belastingplichtige te hoog is vastgesteld. Vgl. Kamerstukken II 2008-2009, 32 128, nr. 3, p. 34. Dit door de wetgever van belang bevonden argument voor de verhoging van het wettelijk maximum gaat naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval niet op nu ten tijde van de schatting de aangifte voorhanden was.
Belanghebbendes beroep op de uitspraak van gerechtshof Arnhem van 24 april 2012, nr. 11/00668, LJN BW5519, kan haar niet baten, nu de belanghebbende in dat geval zelf meerdere malen actie had ondernomen om zorg te dragen voor het tijdig doen van aangifte en het daar ging om een pas opgerichte vennootschap. In het onderhavige geval is van beide omstandigheden geen sprake. De rechtbank overweegt daarbij dat aan belanghebbende in voorgaande jaren tevens herinneringen en aanmaningen zijn gezonden alvorens belanghebbende aangifte deed en bij de aanslag over 2009 aan belanghebbende een verzuimboete is opgelegd, welke vervolgens is vernietigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is een verzuimboete van € 1.000 in het onderhavige geval passend en geboden. Derhalve is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 944 ( 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472 en een wegingsfactor 1). Voor zover belanghebbende bedoeld heeft aanspraak te maken op vergoeding van kosten van de bezwaarfase acht de rechtbank hiervoor geen termen aanwezig, nu is gesteld noch gebleken dat belanghebbende om vergoeding van deze kosten heeft verzocht voordat, zoals is vereist op grond van artikel 7:15, derde lid, van de Awb, uitspraak op bezwaar is gedaan.
Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2013 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Arts, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 17 juli 2013
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.