Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-08-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:6286, AWB-12_4800

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-08-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:6286, AWB-12_4800

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
22 augustus 2013
Datum publicatie
13 september 2013
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2013:6286
Formele relaties
Zaaknummer
AWB-12_4800

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is een te Luxemburg gevestigde onderneming die scheepsmanagement voert voor binnenvaartschepen die in verschillende Europese landen, waaronder Nederland, zijn geregistreerd. Zij heeft werknemers in dienst die zij op deze schepen laat werken.

In geschil is onder meer of belanghebbende inhoudingsplichtige was in Nederland voor de loonheffing en premies volksverzekeringen. De rechtbank overweegt dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat de bemanningsleden Rijnvarenden zijn in de zin van het Verdrag Rijnvarenden. Daaraan doet niet af dat de schepen ook op andere binnenwateren dan de Rijn varen. Aan de door de Luxemburgse autoriteit afgegeven E101-verklaringen komt geen betekenis toe.

De rechtbank overweegt verder dat slechts de wetgeving van toepassing is van de Staat waar zich de zetel bevindt van de onderneming die het schip exploiteert, ongeacht of deze eigenaar is van het schip. Daarbij is in beginsel de Rijnvarendenverklaring leidend. De inspecteur heeft echter aannemelijk gemaakt dat belanghebbende niet de exploitant was van de schepen. Nu de exploitanten van de schepen in Nederland waren gevestigd, zijn in Nederland loonheffing en premies volksverzekeringen verschuldigd.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummers: AWB 12/4800 tot en met 12/4802,

Uitspraak van 22 augustus 2013

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats 1] in Luxemburg,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Buitenland,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende naheffingsaanslagen loonheffing opgelegd en bij gelijktijdige beschikkingen de volgende bedragen aan heffingsrente in rekening gebracht:

-

over 2007 tot een bedrag van € 2.110.536 (aanslagnummer [nummer].A.01.750.0) en heffingsrente van € 274.472;

-

over 2008 tot een bedrag van € 2.035.606 (aanslagnummer [nummer].A.01.850.0) en heffingsrente van € 160.303;

-

over 2009 tot een bedrag van € 2.170.400 (aanslagnummer [nummer].A.01.950.0) en heffingsrente van € 96.854.

1.2.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 3 augustus 2012 de naheffingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen, bij brief van 11 september 2012, diezelfde dag per fax ontvangen bij de rechtbank, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen (hierna tezamen: het beroep) heeft de griffier van belanghebbende eenmaal een griffierecht geheven van € 310.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2013 te Breda. Aldaar zijn tegelijkertijd behandeld de zaken die bij de rechtbank geregistreerd zijn onder de procedurenummers AWB 12/4800 tot en met 12/4802. Ter zitting zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Capelle aan den IJssel, en namens de inspecteur, [verweerder].

1.6.

De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting exemplaren van een pleitnota overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. De rechtbank heeft een leespauze ingelast. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift tegelijkertijd met deze uitspraak aan partijen zal worden verzonden.

1.7.

De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd. Bij brieven van 8 april 2013 is aan partijen meegedeeld dat het niet mogelijk is gebleken om binnen zes weken uitspraak te doen en dat de rechtbank heeft besloten om de termijn met vier weken te verlengen. Bij brieven van 14 mei 2013 is aan partijen meegedeeld dat het niet mogelijk is gebleken om binnen vier weken uitspraak te doen en dat de rechtbank heeft besloten om de termijn met twee weken te verlengen. Bij brieven van 12 juni 2013 is een uitspraak aangekondigd uiterlijk op 11 juli 2013. Bij brieven van 3 juli 2013 is aan partijen meegedeeld dat de rechtbank uiterlijk op 22 augustus 2013 uitspraak zal doen.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is opgericht op [datum] 1998 en is gevestigd in Luxemburg. Haar activiteiten bestaan uit het voeren van scheepsmanagement voor, onder meer, binnenvaartschepen, die in verschillende Europese landen, waaronder Nederland, zijn geregistreerd. Zij heeft werknemers in dienst die zij op basis van overeenkomsten met de scheepseigenaren laat werken op deze binnenvaartschepen.

2.2.

Bij belanghebbende is in juli 2008 een boekenonderzoek aangekondigd en ingesteld. Doel van het onderzoek was het in beeld brengen van de aard van de activiteiten van belanghebbende in Nederland en het beoordelen of deze activiteiten fiscale gevolgen hebben. Naar aanleiding van het onderzoek is een controlerapport opgemaakt met dagtekening 15 september 2011 (hierna: het controlerapport).

2.3.

Naar aanleiding van het onderzoek is de inspecteur tot de gevolgtrekking gekomen dat belanghebbende inhoudingsplichtige is ingevolge artikel 6, derde lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB). In verband daarmee zijn de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd, die volgens de specificatie in het controlerapport als volgt zijn opgebouwd (bedragen in €):

2007

2008

2009

Brutolonen

7.707.744

7.371.112

7.493.495

Loonsom met E-101/regularisatie

239.714 -

450.231 -

377.452 -

7.468.030

6.920.881

7.116.043

Gemiddeld jaarloon, stelpost

17.000

17.111

18.665

Aantal manjaren/werknemers

(totaal loon/gemiddeld loon)

439

404

381

Heffingen die per manjaar verschuldigd zijn bij de genoemde jaarlonen (bedragen in €):

2007

2008

2009

WE wn

51,59

41,65

0

WE wg

58,96

56,53

92,21

Sectorfonds wg

176,80

244,69

235,18

WAO/WIA basis wg

875,50

966,77

1.063,91

WAO ged./uniform

39,10

25,67

28,00

WGA gedifferentieerd

68,00

51,33

50,40

Zvw

1.101,65

1.228,99

1.287,89

PH

2.436,00 +

2.423,00 +

2.939,00 +

Totaal per manjaar:

4.807,60

5.038,63

5.696,59

Aantal manjaren

439,00 x

404,00 x

381,00 x

Totaal (afgerond)

2.110.536,00

2.035.606,00

2.170.400,00

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

  1. heeft de inspecteur de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?

  2. is het boekenonderzoek onrechtmatig ingesteld en/of is de bij het boekenonderzoek gehanteerde werkwijze in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur of met het beginsel van hoor en wederhoor?

  3. zijn de naheffingsaanslagen terecht en naar juiste bedragen opgelegd? Meer in het bijzonder is in geschil of belanghebbende in de onderhavige jaren een (fictieve) vaste inrichting had in Nederland als bedoeld in artikel 6, derde lid, onderdeel b, van de Wet LB, dan wel of zij in Nederland inhoudingsplichtig was op de voet van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van de Wet LB en of Nederland sociale verzekeringspremies mag heffen.

  4. is er sprake van een met het Unierecht en het Verdrag Rijnvarenden strijdige viervoudige heffing?

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing