Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-03-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:1701, AWB-12_7167

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-03-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:1701, AWB-12_7167

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
12 maart 2014
Datum publicatie
10 april 2014
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2014:1701
Formele relaties
Zaaknummer
AWB-12_7167
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025]

Inhoudsindicatie

KB-Lux (24 nummers)

(Navorderings)aanslagen van bekenner zijn voortvarend opgelegd. Slechts vernietiging en vermindering op grond van de door belanghebbende verschafte gegevens in beroepsfase.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummers AWB 12/7167 tot en met 12/7173

AWB 12/7175 tot en met 12/7184

AWB 12/7186 tot en met 12/7189

AWB 12/7191en 12/7192

uitspraak van 12 maart 2014

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Venlo,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende (navorderings)aanslagen opgelegd:

Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV)

Procedure

Jaar

[aanslagnummer]

Dagtekening

12/7167

1990

H08

31-12-02

12/7168

1991

H18

31-05-03

12/7169

1992

H28

31-05-03

12/7170

1993

H38

31-05-03

12/7171

1994

H48

31-05-03

12/7172

1995

H57

17-06-03

12/7173

1996

H67

06-06-03

12/7175

1997

H77

06-06-03

12/7176

1998

H87

06-06-03

12/7177

1999

H97

06-06-03

12/7178

2000

H07

06-06-03

12/7179

2001

H16

03-12-04

12/7180

2002

H26

03-12-04

Vermogensbelasting (hierna: VB)

Procedure

Jaar

[aanslagnummer]

Dagtekening

12/7181

1991

K18

31-12-02

12/7182

1992

K28

31-05-03

12/7183

1993

K38

31-05-03

12/7184

1994

K48

31-05-03

12/7186

1995

K58

31-05-03

12/7187

1996

K68

31-05-03

12/7188

1997

K78

31-05-03

12/7189

1998

K88

31-05-03

12/7191

1999

K98

31-05-03

12/7192

2000

K07

31-05-03

1.2.

Bij de voormelde (navorderings)aanslagen zijn verhogingen (met kwijtschelding), danwel boeten (hierna: boeten) opgelegd. Tevens zijn voor alle jaren bedragen aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.3.

De inspecteur heeft op 26 juli 2004 in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gedaan over de IB/PVV 1990 tot en met 2000 en VB 1991 tot en met 2000. De aanslagen en beschikkingen zijn gehandhaafd.

1.4.

Belanghebbende is door middel van één beroepschrift in beroep gekomen tegen de uitspraken op bezwaar bij Hof ’s-Hertogenbosch. Het Hof heeft het beroep, bij uitspraak van 10 december 2010 met nummer 04/01649, gegrond verklaard, de uitspraken vernietigd en de zaak teruggewezen naar de inspecteur wegens schending van de hoorplicht. Hierbij is de inspecteur opgedragen opnieuw uitspraak te doen op de bezwaarschriften van belanghebbende met inachtneming van de uitspraak van het Hof.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De cassatiemiddelen zijn alle gericht tegen de proceskostenbeslissing. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie, bij arrest van 14 oktober 2011 met nummer 11/00340, met toepassing van art. 81 Wet RO, ongegrond verklaard.

1.6.

Nadat belanghebbende op 20 juni 2013 is gehoord, heeft de inspecteur bij brief van 30 november 2012, gevolgd door de verminderingsbeschikkingen met dagtekening 15 december 2012, inzake alle (navorderings)aanslagen uitspraken op bezwaar gedaan. Hierbij heeft hij de factor 1,5 buiten beschouwing gelaten en de boeten verminderd met 20% in verband met undue delay.

1.7.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 17 december 2012, ontvangen bij de rechtbank op 18 december 2012, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42.

1.8.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.9.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.10.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2014 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], advocaat te Maastricht en namens de inspecteur, [verweerder].

De beroepen met procedurenummers AWB 13/1235 t/m 13/1264, 13/1679, 13/1680, 12/7356 t/m 12/7382, 12/5400 t/m 5402, 12/6542 t/m 12/6544, 12/6546 t/m 12/6569, 12/6571 t/m 12/6575, 12/6189 t/m 12/6199, 12/5404, 12/5405, 12/6204 t/m 12/6225, 12/6227, 12/6229 t/m 6234, 13/1914, 12/6201, 12/7266 t/m 7271, 13/1915, 12/7167 t/m 12/7173, 12/7175 t/m 12/7184, 12/7186 t/m 7189, 12/7191, 12/7192, 13/1565, 13/1568, 13/1812 t/m 13/1838, 13/1318 en 13/6799 zijn daarbij gelijktijdig behandeld.

1.11.

Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de inspecteur. Voor het verder verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar de processen-verbaal van de zitting.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende, geboren op [datum] 1956, is gehuwd met [Y], geboren op [datum] 1955.

2.2.

Bij brief van 27 oktober 2000 heeft de Belgische Bijzondere belastinginspectie (hierna: BBI) spontaan inlichtingen verstrekt die betrekking hebben op afdrukken van microfiches (hierna: de microfiches) van de KREDIETBANK LUXEMBOURG te Luxemburg (hierna: KBL).

2.3.

Op basis van de gegevens, verstrekt bij de brief van 27 oktober 2000 door de BBI, is een onderzoek ingesteld door de FIOD-ECD en de Belastingdienst, later bekend geworden als het Rekeningenproject.

2.4.

Op de microfiches stonden onder andere de volgende regels:

"JUSTIFICATIF DES SOLDES PAR RUBRIQUES IML AU 31/01/1994 (...) 53-[rekeningnummer]-84-0000 00 0040 TER LDO [X - Y] 126.923,15

(…)

52-[rekeningnummer]-57-0000 00 0040 VUE [X - Y] -13,14”.

2.5.

Door [ambtenaar B] is op 24 februari 2005 een proces-verbaal van ambtshandeling opgemaakt betreffende het onderzoek naar de identiteit van de rekeninghouder van de rekening bij de KBL. Uit de match van rekeninghouders komt slechts belanghebbende, gehuwd met [Y] als enige rekeninghouder van de KBL-rekening [rekeningnummer] in aanmerking.

2.6.

De inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 8 januari 2002 verzocht om informatie te verstrekken over in het buitenland aangehouden bankrekeningen. De gemachtigde van belanghebbende heeft bij brief van 10 januari 2002 geantwoord dat cliënt zich thans niet herinnert na 1 januari 1990 houder te zijn geweest van een bankrekening in het buitenland. Hierbij verzoekt gemachtigde om inzage van informatie.

2.7.

Nadat de inspecteur bij brief van 23 januari 2002 gerappelleerd heeft, heeft de gemachtigde bij brief van 25 januari 2002 een klacht ingediend vanwege de weigering om informatie te verstrekken.

2.8.

Bij brief van 5 april 2002 heeft de inspecteur belanghebbende onder verwijzing naar artikel 47, lid 1, letter a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) nogmaals verzocht de bij brief van 8 januari 2002 gevraagde informatie te verstrekken. Hierbij heeft de inspecteur gewezen op de omkering van de bewijslast bij het niet verstrekken van de gevraagde gegevens. In reactie hierop heeft de gemachtigde per brief van 8 mei 2002 een klacht ingediend omdat de inspecteur, in reactie op de brief van de gemachtigde van 23 januari 2002, nog geen WOB-besluit heeft genomen.

2.9.

Bij brief van 25 september 2002 heeft de inspecteur het voornemen geuit verschillende belastingaanslagen aan belanghebbende op te leggen. De gemachtigde heeft hierop bij brief van 1 oktober 2002 gereageerd.

2.10.

De inspecteur heeft vervolgens de navorderingsaanslagen IB/PVV 1990 en VB 1991 met boeten aangekondigd met kennisgevingen als bedoeld in de artikelen 67g en 67k van de AWR bij brieven van 28 november 2002 en 18 december 2012. De navorderingsaanslagen zijn op 31 december 2002, naar de in de brief van 28 november 2002 opgenomen na te vorderen bedragen, opgelegd.

2.11.

Nadat namens belanghebbende bij brief van 14 januari 2003 bezwaar is ingesteld tegen de navorderingsaanslagen, is het bezwaar bij brief van 20 februari 2003 gemotiveerd.

2.12.

De inspecteur heeft met dagtekeningen 31 mei 2003, 6 juni 2003 en 17 juni 2003 de (navorderings)aanslagen IB/PVV 1991 tot en met 2000 en VB 1992 tot en met 2000 met boeten opgelegd.

2.13.

Namens belanghebbende is bij brieven van 28 mei 2003, 5 juni 2003 en 16 juni 2003 tegen de onder 2.12 genoemde (navorderings) aanslagen en beschikkingen bezwaar gemaakt. In zijn bezwaarschriften heeft de gemachtigde aangegeven niet in te stemmen met het aanhouden van de bezwaren in afwachting van de onherroepelijke uitspraak van, onder andere, de procedure Nauta Dutilh.

2.14.

Bij brief van 16 januari 2004 heeft de inspecteur voor alle cliënten van de gemachtigde een aanspreekpunt aangewezen en een informatieset naar de gemachtigde verstuurd.

2.15.

In juni en juli 2004 hebben partijen over en weer schriftelijk en telefonisch contact gehad over de inhoudelijke motivering van de inspecteur en het eventueel te houden hoorgesprek tussen partijen. Op 26 juli 2004 heeft de inspecteur in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gedaan over de IB/PVV 1990 tot en met 2000 en VB 1991 tot en met 2000.

2.16.

Bij brieven van 19 november 2004 heeft de inspecteur aangekondigd van de aangiften IB/PVV 2001 en IB/PVV 2002 af te wijken en een boete op te leggen. Deze aanslagen zijn met dagtekening 3 december 2004 opgelegd.

2.17.

Nadat het arrest van de Hoge Raad (zie 1.5) was gewezen, heeft de inspecteur belanghebbende op 20 juni 2012 gehoord en op 21 juni 2012 het verslag naar belanghebbende verzonden. De gemachtigde heeft op 18 juli 2012 op het verslag gereageerd. Bij brief van 30 november 2012, gevolgd door verminderingsbeschikkingen met dagtekening 15 december 2012, is inzake alle in 1.1 vermelde (navorderings)aanslagen uitspraak op bezwaar gedaan.

2.18.

In december 2013 hebben gesprekken plaatsgevonden tussen de inspecteur en de gemachtigde waarbij de gemachtigde heeft aangegeven dat belanghebbende openheid van zaken zou geven. Naar aanleiding van de hierna door belanghebbende overgelegde gegevens heeft de inspecteur nieuwe berekeningen van de (navorderings)aanslagen gemaakt en deze bij brief van 13 januari 2014 naar de gemachtigde verzonden. De nieuwe berekeningen resulteren in het volgende overzicht (in euro’s):.

Procedure

Jaar

[aanslagnummer]

(Nav)aanslag

Boete

Heffingsrente

12/7167

1990

H08

0

0

0

12/7168

1991

H18

0

0

0

12/7169

1992

H28

0

0

0

12/7170

1993

H38

1.296

933

364

12/7171

1994

H48

948

682

224

12/7172

1995

H57

1.041

750

218

12/7173

1996

H67

860

619

175

12/7175

1997

H77

674

485

127

12/7176

1998

H87

0

0

0

12/7177

1999

H97

0

0

0

12/7178

2000

H07

0

0

0

12/7179

2001

H16

0

0

0

12/7180

2002

H26

0

0

0

Procedure

Jaar

[aanslagnummer]

Navordering

Boete

Heffingsrente

12/7181

1991

K18

0

0

0

12/7182

1992

K28

0

0

0

12/7183

1993

K38

0

0

0

12/7184

1994

K48

450

324

126

12/7186

1995

K58

316

227

74

12/7187

1996

K68

247

177

52

12/7188

1997

K78

254

183

48

12/7189

1998

K88

0

0

0

12/7191

1999

K98

0

0

0

12/7192

2000

K07

0

0

0

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de (navorderings)aanslagen, de boeten en de beschikkingen heffingsrente terecht zijn vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:

  1. Is het gebruik van de door de inspecteur verkregen inlichtingen rechtmatig en heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?

  2. Heeft de inspecteur voldoende voortvarend gehandeld bij het opleggen van de navorderingsaanslagen?

  3. Zijn de boeten terecht en tot de juiste bedragen vastgesteld?

  4. Tot welk bedrag heeft belanghebbende recht op een proceskostenvergoeding?

De bedragen van de (navorderings)aanslagen, beschikkingen, boeten en heffingsrente, zoals de inspecteur deze heeft genoemd in de bijlagen van zijn brief van 16 januari 2014 aan de rechtbank, zijn tussen partijen niet in geschil. Ook is niet meer in geschil dat belanghebbende recht heeft op een door de inspecteur te betalen bedrag aan vergoeding voor immateriële schade van € 10.500.

3.2.

Voor een uiteenzetting van de standpunten van partijen en hun conclusies verwijst de rechtbank naar de van hen afkomstige stukken en de processen-verbaal van het verhandelde ter zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Voorafgaand aan de beslissing

7 Beslissing