Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-03-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:2142, AWB-13_3939
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-03-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:2142, AWB-13_3939
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 28 maart 2014
- Datum publicatie
- 14 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:2142
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2016:9, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB-13_3939
- Relevante informatie
- Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025]
Inhoudsindicatie
Niet aannemelijk is gemaakt dat terugbetaling van afgedragen loonheffingen op grond van een correctiebericht heeft plaatsgevonden. De inspecteur kan de teruggaaf niet met een naheffingsaanslag corrigeren.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/3939
uitspraak van 28 maart 2014
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende]BV, gevestigd te [plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 een naheffingsaanslag loonheffingen (aanslagnummer [aanslagnummer]) opgelegd. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 juni 2013 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 22 juli 2013, ontvangen bij de rechtbank op 23 juli 2013, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd. Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2014 te Eindhoven.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende in de personen van [A], directeur, en [B], hoofdadministratie, vergezeld van de gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] van belanghebbende, en namens de inspecteur, [verweerder]. De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de inspecteur. Verder zijn de facturen van de gemachtigde met betrekking tot de gemaakte kosten van rechtsbijstand in deze zaak overgelegd. De inspecteur heeft tegen overlegging hiervan geen bezwaar. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift tegelijk met deze uitspraak aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende voert een loonadministratie waarbij het loontijdvak 4 weken bedraagt en heeft de loonadministratie uitbesteed aan [A BV] te Rotterdam.
Voor het tijdvak van 21 mei 2007 tot en met 17 juni 2007 (hierna: periode 6) diende de aangifte uiterlijk 17 juli 2007 ingediend te worden. Voor periode 6 zijn binnen de aangiftetermijn ten minste de volgende berichten aan de belastingdienst verzonden en bij de belastingdienst ontvangen:
- -
-
op 15 juni 2007 de eerste aangifte loonheffingen over periode 6 op grond waarvan belanghebbende € 36.948 aan loonheffingen diende af te dragen
- -
-
op 7 juli 2007 de tweede aangifte loonheffingen op grond waarvan belanghebbende een bedrag van € 36.421 aan loonheffingen af diende te dragen.
Belanghebbende heeft op 13 juli 2007 € 36.948 afgedragen aan de belastingdienst. Nu op de laatste aangifte een bedrag van € 527 minder belasting verschuldigd was, heeft de ontvanger van de belastingdienst op 21 december 2007 dit bedrag terugbetaald.
Voor het tijdvak 18 juni tot en met 15 juli 2007 (periode 7) diende de aangifte uiterlijk 15 augustus 2007 ingediend te worden. Voor periode 7 zijn binnen de aangiftetermijn de volgende drie berichten verzonden en bij de belastingdienst ontvangen:
- -
-
op 5 juli 2007, de eerste aangifte over de periode op grond waarvan belanghebbende een bedrag van € 37.954 aan loonheffingen diende af te dragen;
- -
-
op 6 juli 2007 een nihilaangifte;
- -
-
op 10 juli 2007 een tweede aangifte op grond waarvan belanghebbende een bedrag van € 37.941 diende af te dragen.
Op 13 augustus 2007 heeft belanghebbende een bedrag van € 37.954 afgedragen aan de belastingdienst. Het te veel betaalde, zijnde € 13, is op 19 juni 2008 door de ontvanger van de belastingdienst aan belanghebbende teruggestort.
De ontvanger deelt belanghebbende bij brief van 16 januari 2008 mee dat “DE BETALING OP DE AANGIFTE LOONHEFFING 7E PER 2007 nummer [aanslagnummer].L.01.7770 TEN BEDRAGE VAN € 3.965,00 (..) € 3.965 IS VERREKEND MET AANGIFTENUMMER [aanslagnummer]L.01.7820 LOONHEFFING 12E PER 2007”. De ontvanger van de belastingdienst heeft aan belanghebbende op 18 januari 2008 een bedrag van € 32.003 met vermelding als betalingskenmerk “TEVEEL [aanslagnummer.L01770]” overgemaakt. Belanghebbende heeft de belastingdienst bij brief van 21 januari 2008 verzocht aan te geven waarom dit bedrag is teruggestort en op welke wijze zij het bedrag kan terugbetalen. Naar aanleiding van vragen van de inspecteur gesteld bij brief van 25 februari 2008 en een telefoongesprek heeft belanghebbende bij brief van 4 maart 2008 kopieën overgelegd van de loonaangiftegegevens en de betalingsbewijzen. Op 9 mei 2008 wordt aan belanghebbende een bedrag van € 4.958 met betalingskenmerk “TEVEEL [aanslagnummer.L017820]” overgemaakt.
Op 22 en 23 maart 2012 heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden met betrekking tot de loonheffingen. De reikwijdte van dit onderzoek is door de belastingdienst in het controlerapport als volgt omschreven:
- -
-
loonheffingen over het tijdperk 1 januari 2007 tot en met 31 december 2011;
- -
-
privégebruik auto 2007 tot en met 2011.
In het rapport van het boekenonderzoek, dat is besproken op 23 maart 2012 en waarvan een ongedateerd exemplaar aan belanghebbende is verzonden, is – voor zover relevant – in onderdeel 3.3.1. de volgende passage opgenomen: ‘De aangegeven loonbelasting en premies volksverzekeringen stemmen overeen met de bedragen die op het loon van de werknemers zijn ingehouden en die zijn afgedragen aan de Belastingdienst’.
Bij brief van 5 november 2012 deelt de inspecteur belanghebbende mee dat hij met betrekking tot het jaar 2007 een verschil heeft geconstateerd tussen de door de belastingdienst ontvangen afdrachten aan loonheffing en het volgens de aangiften loonheffing verschuldigde bedrag. Hij vraagt aan belanghebbende dit te controleren en eventueel te verklaren. Belanghebbende heeft bij brief van 14 november 2012 de inspecteur een overzicht van de aangiften en de bankafschriften van de afgedragen bedragen toegezonden. Bij brief van 23 november 2012 reageert de inspecteur hierop. Op 13 december 2012 geeft belanghebbende nog een reactie op de stelling van de inspecteur betreffende de toepassing van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Op 19 december 2012 heeft de inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag tot een bedrag van € 36.961 opgelegd in verband met te weinig door belanghebbende afgedragen loonheffingen. Na bezwaar is de naheffingsaanslag, als zijnde een terugname van een teruggaaf op een correctiebericht, in stand gebleven.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd ter zitting en in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.