Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-11-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:7996, AWB - 13 _ 3563

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-11-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:7996, AWB - 13 _ 3563

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
28 november 2014
Datum publicatie
26 december 2014
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2014:7996
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 13 _ 3563

Inhoudsindicatie

Betreft de voor een werkgever vastgestelde gedifferentieerde premiepercentages Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten (WGA)

De rechtbank is van oordeel dat bij het vaststellen van dat percentage terecht rekening is gehouden met een aanvankelijk toegekende WGA uitkering aan een voormalige werknemer. Dat die uitkering na een aantal jaar met terugwerkende kracht wordt omgezet in een IVA uitkering maakt die percentages niet onjuist. De regeling van artikel 2.11, eerste lid van het Besluit Wfsv, waarbij een tegemoetkoming wordt verleend voor die wijziging maar die geen terugwerkende kracht kent, acht de rechtbank niet onverbindend.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummers AWB 13/3563 tot en met 13/3565

Uitspraak van 28 november 2014

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[eiser] B.V., gevestigd te [plaats X],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende bij beschikking van 21 november 2010 het gedifferentieerde premiepercentage Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten (hierna: WGA) voor het jaar 2011 vastgesteld op 0,3 (hierna: de beschikking WGA 2011). Bij beschikking is op 23 november 2011 het gedifferentieerde premiepercentage WGA voor het jaar 2012 vastgesteld op 1,48 (hierna: de beschikking WGA 2012).

1.2.

Belanghebbende heeft per brief met dagtekening 6 december 2011 bezwaar gemaakt tegen de beschikking WGA 2012.

1.3.

Belanghebbende heeft per brief met dagtekening 26 juni 2012 de belastingdienst verzocht de beschikkingen WGA 2011 en 2012 te herzien. De inspecteur heeft het herzieningsverzoek aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de beschikking WGA 2011.

1.4.

Bij beschikking is op 26 november 2012 het gedifferentieerde premiepercentage WGA voor het jaar 2013 vastgesteld op 1,32 (hierna: de beschikking WGA 2013).

1.5.

Belanghebbende heeft per brief met dagtekening 27 november 2012 tegen de beschikking WGA 2013 bezwaar gemaakt.

1.6.

De inspecteur heeft bij de in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 22 mei 2013 de bezwaren van belanghebbende tegen de beschikkingen WGA 2011, 2012 en 2013 ongegrond verklaard.

1.7.

Belanghebbende heeft daartegen per faxbericht van 28 juni 2013 beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318.

1.8.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.9.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.10.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2014 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [A], vergezeld van [B], alsmede de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Waalre, en namens de inspecteur, [verweerder].

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende oefent een aannemersbedrijf uit. Belanghebbende is bij de berekening van de gedifferentieerde premies WGA voor de jaren 2011, 2012 en 2013 ingedeeld als zijnde een ‘grote werkgever’.

2.2.

Het UWV heeft op 6 november 2009 ten aanzien van [C], een ex-werknemer van belanghebbende (hierna: de ex-werknemer), beslist dat deze vanaf 18 september 2009 tot 18 maart 2012 recht heeft op een WGA-uitkering. Tegen deze beslissing heeft belanghebbende geen bezwaar gemaakt.

2.3.

Bij het vaststellen van de beschikking WGA 2011 is de inspecteur bij het berekenen van de (premie)korting onder meer uitgegaan van een individueel werkgeversrisicopercentage van 0,12. Bij de berekening van het individuele werkgeversrisicopercentage is onder meer uitgegaan van de in 2009 aan de ex-werknemer uitbetaalde WGA-uitkering van € 2.662,35.

2.4.

Bij het vaststellen van de beschikking WGA 2012 is de inspecteur bij het berekenen van de (premie)opslag onder meer uitgegaan van een individueel werkgeversrisicopercentage van 0,71. Bij de berekening van het individuele werkgeversrisicopercentage is onder meer uitgegaan van de in 2010 aan de ex-werknemer uitbetaalde WGA-uitkering van € 16.955,30.

2.5.

Belanghebbende heeft per brief met dagtekening 6 december 2011 bezwaar gemaakt tegen de beschikking WGA 2012.

2.6.

Het UWV heeft per brief met dagtekening 1 juni 2012 aan de ex-werknemer medegedeeld dat de ex-werknemer met terugwerkende kracht per 18 september 2009 recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (hierna: IVA) en dat de eerder toegekende WGA-uitkering komt te vervallen.

2.7.

Naar aanleiding hiervan heeft belanghebbende per brief met dagtekening 26 juni 2012 de belastingdienst verzocht de beschikkingen WGA 2011 en 2012 te herzien.

2.8.

Bij het vaststellen van de beschikking WGA 2013 is de inspecteur bij het berekenen van de (premie)opslag onder meer uitgegaan van een individueel werkgeversrisicopercentage van 0,67. Bij de berekening van het individuele werkgeversrisico is onder meer uitgegaan van de in 2011 aan de ex-werknemer uitbetaalde WGA-uitkering van € 18.200,86.

2.9.

Belanghebbende heeft per brief met dagtekening 27 november 2012 tegen de beschikking WGA 2013 bezwaar gemaakt.

2.10.

Op 13 december 2012 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of:

1) het bezwaar tegen de beschikking WGA 2011 ontvankelijk is;

2) de inspecteur de discretionaire bevoegdheid heeft om toepassing van het bepaalde in artikel 2.11, eerste lid van het Besluit Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: het Besluit Wfsv) in het onderhavige geval achterwege te laten;

3) artikel 2.11, eerste lid van het Besluit Wfsv onverbindend dient te worden verklaard.

Belanghebbende beantwoordt de in geschil zijnde vragen bevestigend. De inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd ter zitting en in de van hen afkomstige stukken.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de beschikkingen WGA 2011, 2012 en 2013 tot bedragen van € 2.327,92, respectievelijk € 4.288,77 en € 3.790,69.

De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van het beroep tegen de uitspraak op het bezwaar ten aanzien van de beschikking WGA 2011, vernietiging van de uitspraak op dit bezwaar en tot niet-ontvankelijkheidverklaring van dit bezwaar. Voor de jaren 2012 en 2013 concludeert de inspecteur tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing