Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-11-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:8365, AWB - 13 _ 1357

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-11-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:8365, AWB - 13 _ 1357

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
27 november 2014
Datum publicatie
16 januari 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2014:8365
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 13 _ 1357
Relevante informatie
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 13

Inhoudsindicatie

Liquidatieverlies; artikel 13d van de Wet Vpb

De ratio van artikel 13d, vierde lid, van de Wet Vpb is voorkomen dat verliezen die op grond van de deelnemingsvrijstelling bij een tussenholding zouden zijn vrijgesteld door liquidatie van die tussenholding worden getransformeerd in aftrekbare liquidatieverliezen.

De waarde van de kleindochter zoals die tot uitdrukking komt in de liquidatie-uitkering aan belanghebbende moet worden vergeleken met de fiscale boekwaarde ten tijde van de ontvoeging van de tussenholding uit de fiscale eenheid.

In dit geval is sprake van een waardedaling van de deelneming, zodat het aan de hand van artikel 13d, tweede en achtste lid, van de Wet Vpb vastgestelde liquidatieverlies niet in aanmerking kan worden genomen.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummer AWB 13/1357

Uitspraak van 27 november 2014

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het boekjaar 1 juli 2008 tot en met 30 juni 2009 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 1.728.686 negatief (aanslagnummer [aanslagnummer]). Gelijktijdig is bij beschikking het verlies vastgesteld op € 1.728.686 en een verzuimboete van € 567 opgelegd.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 januari 2013 de aanslag en de verliesvaststellingsbeschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij faxbericht van 1 maart 2013, ontvangen bij de rechtbank op 1 maart 2013, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2014 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Eindhoven, vergezeld van [A], [B] en [C] en namens de inspecteur, [verweerder]. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan heden een afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

In 1999 hield [D BV] ([D BV]) 100% van de aandelen in [E BV] en [F BV] en vormde zij samen met deze Nederlandse dochtermaatschappijen een fiscale eenheid voor de Nederlandse vennootschapsbelasting. Daarnaast hield [D BV] 100 % van de aandelen in het Zwitserse [G AG] ([G AG]). Op 3 januari 2000 is de [E-F-G groep] 100% aandeelhouder geworden van [D BV].

2.2.

Belanghebbende behoort eveneens tot de [E-F-G groep].

2.3.

Gedurende het boekjaar 2003/2004 is door de [E-F-G groep] besloten tot een interne reorganisatie. Als onderdeel van de reorganisatie zijn de aandelen [D BV] op 24 juni 2004 ingebracht in belanghebbende. Eveneens vanaf juni 2014 vormde belanghebbende, als moedermaatschappij, samen met haar dochtermaatschappij [D BV] en kleindochtermaatschappijen [E BV] en [F BV] een fiscale eenheid voor de Nederlandse vennootschapsbelasting. De aandelen [G AG] behoorden niet tot de fiscale eenheid. De waarde in het economische verkeer van de aandelen [G AG] bedroeg in juni 2004 nihil.

2.4.

In maart 2009 heeft [D BV] binnen de fiscale eenheid haar activa en passiva, met uitzondering van [G AG], overgedragen aan belanghebbende tegen de waarde in het economische verkeer.

2.5.

Vervolgens is op 20 maart 2009 [D BV] ontvoegd uit de fiscale eenheid. Direct na ontvoeging hanteerde [D BV] de volgende (vereenvoudigde) fiscale balans:

Activa Passiva

[G AG] € 104.722.486 Eigen vermogen € 119.122.194

Liquide middelen € 14.399.705

Totaal € 119.122.1941 Totaal € 119.122.194

2.6.

Op [datum] 2009 is [D BV] geliquideerd. Ten tijde van de liquidatie hanteerde [D BV] dezelfde fiscale balans als weergegeven onder 2.5. De liquidatie-uitkering aan belanghebbende bedroeg € 24.913.847, bestaande uit de deelneming in [G AG] met een werkelijke waarde van € 10.514.142 en de liquide middelen van € 14.399.705. De deelneming [G AG] had in maart 2009, ten tijde van de ontvoeging van de fiscale eenheid, geen hogere werkelijke waarde.

2.7.

Belanghebbende heeft voor het boekjaar 2008/2009 aangifte vennootschapsbelasting gedaan naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 95.937.033 negatief. Ter zake van de liquidatie van [D BV] is een liquidatieverlies van € 94.208.347 aangegeven, berekend op een voor [D BV] opgeofferd bedrag van € 119.122.194 verminderd met de liquidatie-uitkering van € 24.913.847.

2.8.

Bij het vaststellen van de onderhavige aanslag en verliesbeschikking heeft de inspecteur het liquidatieverlies niet geaccepteerd. Het belastbare bedrag en het te verrekenen verlies zijn vastgesteld op € 1.728.686 negatief.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de inspecteur het liquidatieverlies terecht niet in aanmerking heeft genomen. De inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend, belanghebbende ontkennend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd ter zitting en in de van hen afkomstige stukken.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vaststelling van de aanslag op een berekend naar een belastbaar bedrag van nihil en vaststelling van een verlies van € 95.937.033. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing