Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-03-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:1605, AWB - 13 _ 4731
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-03-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:1605, AWB - 13 _ 4731
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 13 maart 2015
- Datum publicatie
- 11 april 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:1605
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:69, Meerdere afhandelingswijzen
- Zaaknummer
- AWB - 13 _ 4731
Inhoudsindicatie
KB-Lux-correcties vernietigd. Interpretatie overgangsrecht invoering regelgeving informatiebeschikking. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn schoonvader economisch gerechtigde was tot de rekening bij KB-Lux die op naam van belanghebbende stond. De rechtbank acht geen grond aanwezig voor omkering van de bewijslast. Bij gebrek aan overgangsbepaling heeft de wijziging van art. 27e van de AWR onmiddellijke werking. Aangezien de uitspraken op bezwaar zijn gedaan na 1 juli 2011 (de datum van invoering van de informatiebeschikking) en de inspecteur geen informatiebeschikking heeft genomen, is er geen grond voor omkering van de bewijslast. Ook heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de vereiste aangifte niet is gedaan. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de correcties, die op modelmatige wijze zijn berekend, juist zijn. De beroepen zijn gegrond.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers AWB 13/4731 tot en met 13/4758
uitspraak van 13 maart 2015
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende (navorderings)aanslagen (hierna: de aanslagen) opgelegd:
Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV):
procedure |
jaar |
[aanslagnummer] |
dagtekening |
13/4731 |
1990 |
H08 |
31-12-2002 |
13/4732 |
1991 |
H18 |
31-05-2003 |
13/4733 |
1992 |
H28 |
31-05-2003 |
13/4734 |
1993 |
H38 |
31-05-2003 |
13/4735 |
1994 |
H48 |
31-05-2003 |
13/4736 |
1995 |
H57 |
30-01-2004 |
13/4737 |
1996 |
H67 |
27-06-2003 |
13/4738 |
1997 |
H77 |
27-06-2003 |
13/4739 |
1998 |
H87 |
27-06-2003 |
13/4740 |
1999 |
H97 |
27-06-2003 |
13/4741 |
2000 |
H06 |
31-05-2003 |
13/4742 |
2001 |
H16 |
31-12-2004 |
13/4743 |
2002 |
H26 |
15-11-2006 |
13/4744 |
2003 |
H36 |
15-11-2006 |
13/4745 |
2004 |
H46 |
30-11-2007 |
13/4746 |
2006 |
H66 |
30-12-2009 |
13/4747 |
2007 |
H67 |
17-12-2010 |
Premie ziekenfondswet (hierna: ZFW):
procedure |
jaar |
[aanslagnummer] |
dagtekening |
13/4748 |
2003 |
S36 |
15-11-2006 |
Vermogensbelasting (hierna: VB):
procedure |
jaar |
[aanslagnummer] |
dagtekening |
13/4749 |
1991 |
K18 |
31-12-2002 |
13/4750 |
1992 |
K28 |
31-05-2003 |
13/4751 |
1993 |
K38 |
31-05-2003 |
13/4752 |
1994 |
K48 |
31-05-2003 |
13/4753 |
1995 |
K58 |
31-05-2003 |
13/4754 |
1996 |
K67 |
31-05-2003 |
13/4755 |
1997 |
K77 |
31-05-2003 |
13/4756 |
1998 |
K87 |
31-05-2003 |
13/4757 |
1999 |
K97 |
31-05-2003 |
13/4758 |
2000 |
K07 |
31-05-2003 |
De aanslagen zijn - met uitzondering van de aanslagen IB/PVV 2006 en 2007 en de aanslag ZFW – opgelegd met verhogingen dan wel met boeten (hierna: boeten). Tevens zijn bedragen aan heffingsrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 juli 2013 de aanslag IB/PVV 2006 gehandhaafd. De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 26 juli 2013 de aanslagen IB/PVV 1990 tot en met 2004 verminderd, de boeten betreffende de aanslagen IB/PVV 1990 tot en 2000 vernietigd, de boeten betreffende de aanslagen IB/PVV 2001 tot en met 2004 verminderd, de aanslag ZFW 2003 verminderd, de aanslag VB 1991 en de daarbij behorende boete verminderd, de aanslagen VB 1992 tot en met 2000 gehandhaafd en de daarbij behorende boeten vernietigd.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 augustus 2013 de aanslag IB/PVV 2007 verminderd.
Belanghebbende heeft bij twee brieven van 30 augustus 2013, ontvangen bij de rechtbank op 2 september 2013, beroep ingesteld. Ter zake van de beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van in totaal € 88.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend (brief van 30 april 2014 van de zijde van belanghebbende en brieven van 26 mei 2014 en 13 februari 2015 van de zijde van de inspecteur). Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2015 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigden [gemachtigden], en namens de inspecteur, [verweerder]. De beroepen met de in 1.1 vermelde procedurenummers zijn daarbij gelijktijdig behandeld. De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift tegelijk met deze uitspraak is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is gehuwd met [Y] (hierna: de echtgenote).
Bij brief van 27 oktober 2000 heeft de Belgische Bijzondere belastinginspectie spontaan inlichtingen verstrekt die betrekking hebben op afdrukken van microfiches (hierna: de microfiches) van de KREDIETBANK LUXEMBOURG te Luxemburg (hierna: KBL). Op basis van de inlichtingen hebben de FIOD-ECD en de Belastingdienst een onderzoek ingesteld. Op de microfiches stonden onder andere de volgende regels:
"JUSTIFICATIF DES SOLDES PAR RUBRIQUES IML AU 31/01/1994 (...) 52-[rekeningnummer]-63-0000 00 0040 VUE [X - Y] 282,78
(…)
54-[rekeningnummer]-20-0000 00 0040 TER LDO [X - Y] 91.322,29”
Belanghebbende heeft in zijn aangiften over de onderhavige jaren geen inkomens- of vermogensbestanddelen opgenomen die betrekking hebben op een rekening bij de KBL.
In een persoonlijk gesprek met de inspecteur op 25 april 2002 heeft belanghebbende verklaard rekeninghouder te zijn van een bankrekening in Luxemburg. Van het gesprek is een verslag opgesteld door de inspecteur. Dit verslag vermeldt onder meer het volgende:
“• Wanneer is deze rekening geopend?
Begin jaren 1990, ik denk 1993 maar dit weet ik niet zeker
• Door wie is deze rekening geopend?
Door mijzelf en mijn echtgenote
(…)
• Wie zijn of waren tekeningsbevoegd voor de bankrekening(en)?
Ikzelf en mijn echtgenote zijn tekeningsbevoegd.
(…)
• Op welke wijze hebben u en/of uw partner bedragen gestort of laten storten, dan wel overgemaakt of laten overmaken op deze bankrekening(en) (…)?
Er is naar mijn mening slechts eenmaal een bedrag gestort waarvan ik de hoogte op dit moment niet weet.
• Wat is de herkomst van de gestorte en/of overgemaakte bedragen?
Het geld is afkomstig van mijn schoonvader woonachtig in China die mij heeft verzocht het bedrag in Europa te stallen.
• Op welke wijze hebben u en/of uw partner bedragen opgenomen of laten opnemen, dan wel overgeboekt of laten overboeken van deze bankrekening(en) (…)?
Voorzover ik weet hebben er geen mutaties plaatsgevonden”
Bij brief van 22 juli 2002 aan de inspecteur heeft de gemachtigde van belanghebbende geschreven:
“Naar aanleiding van uw bezoek op 25 april 2002 inzake [X] betreffende op zijn naam lopende rekening bij krediet Bank Luxemburg deel ik u mede dat deze rekening wel op zijn naam en van zijn vrouw staat doch de gelden behoren toe aan zijn schoonvader c.q. vader.
(…)
[X] is niet voornemens om de gevraagde informatie over de rekening te verstrekken omdat de gelden niet van hem zijn.
Gezien alle commotie hieromtrent heeft cliënt onlangs afstand genomen van genoemd[e] rekening m.a.w. deze rekening staat niet meer op naam van hem en zijn echtgenote.”
De inspecteur heeft bij diverse brieven om nadere informatie verzocht over de rekeningen bij KBL die op naam van belanghebbende en zijn echtgenote staan (hierna: de KBL-rekeningen). Belanghebbende heeft de gevraagde informatie niet (volledig) verstrekt.
De Chinese schoonvader van belanghebbende (hierna: de schoonvader) heeft een verklaring op schrift gesteld. Deze verklaring is in het Engels vertaald op een document met de titel ‘legal statement’ en door de schoonvader ondertekend (hierna: de schriftelijke verklaring van de schoonvader). Een notaris heeft op 25 februari 2003 op het document een stempel gezet onder vermelding van ‘Gezien voor legalisatie van de handtekening van: [volgt naam en enige gegevens van de schoonvader] (…) door mij, notaris vandaag’. De schriftelijke verklaring van de schoonvader luidt voor zover van belang als volgt:
“I (…) hereby declare that the money stalled at the Kredietbank Luxembourg accountnumber [rekeningnummer] by my dear son in law [X] and my dearest daughter [Y] belongs to me.
In 1993 I requested them to take care of it and to see to it that in case something unfortunate should happen to me that it would go to the family and relatives.
I now understand that my request has become troublesome for my family in Holland, that’s why I have already taken this burden of of their shoulders.
The money belongs to me and I have given instructions to change the power of attorney.”
De inspecteur heeft bij de onderhavige aanslagen inkomen of vermogen in verband met de KBL-rekeningen in aanmerking genomen (hierna: KBL-correcties). De hoogte van de KBL-correcties zijn niet gebaseerd op de op de microfiche vermelde saldi maar op modelmatige berekeningen.
Bij brief van 13 december 2011 aan de echtgenote heeft KBL onder meer geschreven:
“Ingevolge uw verzoek bevestigen wij u hierbij dat de rekening nr. [rekeningnummer] in onze boeken werd opgeheven op datum van 24 juni 2002”
3 Geschil
Ter zitting heeft belanghebbende zijn beroep betreffende de aanslag IB/PVV 2006 ingetrokken.
De inspecteur heeft bij verweerschrift geconcludeerd dat de verhoging bij de aanslag VB 1991 dient te vervallen. Ter zitting heeft de inspecteur geconcludeerd tot vernietiging van de resterende boeten, dat wil zeggen de boeten die betrekking hebben op de aanslagen IB/PVV 2001 tot en met 2004.
In geschil is nog of de (navorderings)aanslagen terecht althans naar de juiste hoogte zijn vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op beantwoording van de volgende vragen;
1. Is het saldo op de KBL-rekeningen terecht aan belanghebbende toegerekend?
2. Is de bewijslast terecht omgekeerd?
3. Staat het oordeel van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de uitspraak van 3 februari 2015, nrs. 1300748 t/m 1300760, ECLI:NL:GHARL:2015:645, aan de KBL-correcties in de weg?
4. Staat de in de aanslagfase en bezwaarfase door de inspecteur gehanteerde “geheimzinnigheid” of de beperkte mate van inzage in die fase aan de KBL-correcties in de weg?
Voor de standpunten en conclusies van partijen verwijst de rechtbank naar hetgeen door hen is aangevoerd op de zitting en in de van hen afkomstige stukken.