Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-04-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:1990, AWB - 14 _ 5745
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-04-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:1990, AWB - 14 _ 5745
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 9 april 2015
- Datum publicatie
- 8 mei 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:1990
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2016:4604, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 5745
- Relevante informatie
- Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025]
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Navorderingsaanslagen en vergrijpboetes 2008, 2009 en 2010.
Bij belanghebbende is een boekenonderzoek ingesteld. Naar aanleiding hiervan heeft de inspecteur de navorderingsaanslagen met vergrijpboetes opgelegd. De rechtbank acht grond aanwezig voor omkering van de bewijslast vanwege het niet doen van de vereiste aangifte door belanghebbende. De boetes worden gematigd vanwege belanghebbendes financiële omstandigheden. Het staat de inspecteur niet vrij om ter zitting een ander standpunt in te nemen dan hij uitdrukkelijk en gemotiveerd in het verweerschrift heeft ingenomen.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers AWB 14/5745, 14/5746 en 14/5747
uitspraak van 9 april 2015
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd:
- -
-
met dagtekening 7 december 2013 een navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2008 (aanslagnummer [aanslagnummer].H.87), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 100.717 en een premie-inkomen van € 31.589, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 22.743. Tevens is bij beschikking een bedrag van € 6.896 aan heffingsrente in rekening gebracht (zaaknummer 14/5745);
- -
-
met dagtekening 7 december 2013 een navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2009 (aanslagnummer [aanslagnummer].H.97), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 110.977, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 23.482. Tevens is bij beschikking een bedrag van € 5.533 aan heffingsrente in rekening gebracht (zaaknummer 14/5746);
- -
-
met dagtekening 30 november 2013 een navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2010 (aanslagnummer [aanslagnummer].H.07), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.495, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 2.366. Tevens is bij beschikking een bedrag van € 374 aan heffingsrente in rekening gebracht (zaaknummer 14/5747).
De inspecteur heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 11 en 26 augustus 2014:
- -
-
de navorderingsaanslag 2008 gehandhaafd en de boetebeschikking 2008 verminderd tot € 20.857;
- -
-
de navorderingsaanslag 2009 en boetebeschikking 2009 gehandhaafd;
- -
-
de navorderingsaanslag 2010 en boetebeschikking 2010 gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 14 september 2014, ontvangen bij de rechtbank op 16 september 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De inspecteur heeft verweerschriften ingediend. Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Op 26 februari 2015 heeft een onderzoek ter zitting door de meervoudige kamer plaatsgevonden te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, en namens de inspecteur [verweerder].
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is ingenieur (Ir.) en gespecialiseerd in het ontwikkelen van software. Belanghebbende was werkzaam bij [werkgever] en is rond het jaar 2001 in contact gekomen met [A] (hierna: [A]).
Belanghebbende is de directeur/grootaandeelhouder van [B BV], opgericht op [datum] 2003 en gevestigd te [plaats X]. Belanghebbende was de directeur/ grootaandeelhouder van [C BV], opgericht op [datum] 2003 en ontbonden op [datum] 2009. Deze vennootschap was eveneens gevestigd te [plaats X]. Op 14 mei 2008 is een contract gesloten met [D BV] (hierna: [D BV]) voor het ontwikkelen van software, voor een totaalbedrag van € 390.000, exclusief BTW. Alle facturen aan [D BV] stonden op naam van [C BV] De bedragen van de uitgeschreven facturen zijn, behoudens de factuur van 27 mei 2008, overgemaakt naar het rekeningnummer van “[Stichting A]”. Het bedrag van de factuur van 27 mei 2008 is met valutadatum 30 mei 2008 op de rekening van belanghebbende bijgeschreven en vervolgens in twee termijnen overgemaakt naar het bankrekeningnummer van “[Stichting A].
Belanghebbende heeft voor het jaar 2008 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. Hierbij is onder meer twee maal aftrek eigen woning aangegeven betreffende de eigen woning van belanghebbende gelegen te [adres] [plaats X]. Met dagtekening 18 november 2011 is de definitieve aanslag conform de aangifte vastgesteld.
Belanghebbende heeft voor de jaren 2009 en 2010 niet tijdig aangifte gedaan. Met dagtekening 8 februari 2012 en 27 juni 2012 zijn de definitieve aanslagen ambtshalve vastgesteld, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk
€ 40.000 en € 41.001. Belanghebbende heeft nadien de aangiften 2009 en 2010 ingediend, gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk nihil en
-/- € 19.305. De aangiften zijn door de inspecteur als bezwaarschriften aangemerkt.
De inspecteur heeft vervolgens de definitieve aanslagen 2009 en 2010 met respectievelijk dagtekening 23 januari 2013 en 12 februari 2013 verminderd naar belastbare inkomens uit werk en woning van respectievelijk nihil.
De inspecteur heeft in december 2012 en januari 2013 boekenonderzoeken ingesteld bij:
- belanghebbende, over de jaren 2008 tot en met 2011 naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV;
- [C BV], over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009 naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting en over de jaren 2008 tot en met 2009 naar het ondernemerschap en de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting;
- [B BV], over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012 naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting, en over de jaren 2008 tot en met 2010 naar de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting.
In het jaar 2008:
- is in totaal € 71.850 op de privé rekening van belanghebbende gestort;
- is in totaal € 11.000 aan voorschotten van [B BV] ontvangen;
- is een bedrag van € 500 van [Stichting A] ontvangen.
In het jaar 2009:
- is in totaal € 20.200 op de privé rekening van belanghebbende gestort;
- is in totaal € 82.500 ontvangen van [Stichting A] met omschrijving “lening”;
- is een bedrag van € 3000 ontvangen van [B BV] met omschrijving “Management Fee 2007”;
- is een bedrag van € 3000 ontvangen van [B BV] met omschrijving “Management Fee 2008”;
- is een bedrag van € 3000 ontvangen van [B BV] met omschrijving “onkosten 2007”
- is een bedrag van € 3000 ontvangen van [B BV] met omschrijving “onkosten 2008”
- is een bedrag van € 500 ontvangen van [B BV] met omschrijving “voorschot”.
In het jaar 2010:
- is € 3.000 ontvangen van [Stichting A] met omschrijving
“lening”;
- is € 3000 ontvangen van [B BV] met omschrijving “Management Fee 2009”;
- is € 3000 ontvangen van [B BV] met omschrijving “onkosten 2009”;
- is € 34.800 ontvangen van [B BV] met omschrijving “voorschot”.
In het rapport van het boekenonderzoek bij belanghebbende, met dagtekening 30 juli 2013, zijn in verband hiermee de volgende passages opgenomen:
“Voor de stortingen van € 71.850 gaf belastingplichtige als verklaring dat hij dit geld heeft ontvangen van vrienden/bekenden. Belastingplichtige wenst de namen van deze vrienden/bekenden niet te noemen. Hij zou dit geld hebben ontvangen voor bewezen diensten in het verleden. De stortingen dienen als resultaat overige werkzaamheid te worden aangemerkt.
De ontvangsten van [B BV] dienen als loon zonder inhouding te worden aangemerkt. Belastingplichtige is directeur grootaandeelhouder van [B BV]
De ontvangsten van [Stichting A] dient als resultaat overige werkzaamheid te worden aangemerkt. Op het bankrekeningnummer van deze stichting wordt geld overgemaakt dat
betrekking heeft op facturen van [C BV] Van deze vennootschap was belastingplichtige
directeur grootaandeelhouder. [C BV] factureerde aan de opdrachtgever voor verrichte
werkzaamheden. De betalingen werden overgemaakt op het bankrekeningnummer van [Stichting A]
. De bedragen die vervolgens vanuit de stichting aan [belanghebbende]
werden betaald zijn gedaan wegens bewezen diensten aan [A] in het verleden. Volgens
belastingplichtige hoeven de ontvangen bedragen niet terugbetaald te worden.”
(…)
“Overzicht correcties
Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen
Naam: [belanghebbende]
Jaar 2010 2009 2008
Box 1
Loon en ziektewetuitkeringen 0 0 33.844
Correctie 40.800 12.500 11.000
Eigen woning -19.305 0 -14.053
Overige inkomsten 0 0 0
Correctie 3.000 102.700 72.350
Negatieve persoonsgebonden aftrek 0 -4.223 -9.960
Correctie 0 0 7.537
Gecorrigeerd totaal Box 1 inkomen uit werk en woning 24.495 110.977 100.718
Recapitulatie inkomsten per Box en persoonsgebonden aftrekposten
Box 1: Inkomen uit werk en woning, aangifte -19.305 -4.223 9.831
Totaalbedrag correctie(s) Box 1 43.800 115.200 90.887
Box 1: Inkomen uit werk en woning, na correcties 24.495 110.977 100.718”
In het rapport is tevens aangekondigd dat over de jaren 2008 tot en met 2010 navorderingsaanslagen worden opgelegd, met een vergrijpboete van 50% van de verschuldigde belasting.
Tot de gedingstukken behoren brieven met dagtekeningen 11 augustus 2013 en 29 september 2013, gericht aan de inspecteur. In de brief van 11 augustus 2013 is onder meer vermeld dat [A] expliciet verklaart dat alle betalingen aan belanghebbende leningen waren. Dit staat ook in de ter zitting overgelegde afdruk van een email met dagtekening 3 november 2014. In de brief van 29 september 2013 is onder meer vermeld dat [A] verklaart dat hij en niet belanghebbende altijd de feitelijke leiding over [C BV] heeft gehad.
Bij brief met dagtekening 14 november 2013 heeft de inspecteur de onderhavige navorderingsaanslagen aangekondigd. Met dagtekening 30 november 2013 en
7 december 2013 zijn de navorderingsaanslagen opgelegd. Belanghebbende heeft tijdig bezwaar ingesteld tegen de navorderingsaanslagen. Belanghebbende is op 4 maart 2014 door de inspecteur gehoord. De inspecteur heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 11 en 28 augustus 2014 de navorderingsaanslagen 2008, 2009 en 2010 en de boetebeschikkingen 2009 en 2010 gehandhaafd. De boetebeschikking 2008 is verminderd tot € 20.857, omdat bij de berekening van de boetegrondslag geen rekening was gehouden met de heffingskorting van € 3.771.
3 Geschil
In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:
1. Zijn de navorderingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?
2. Zijn de vergrijpboetes terecht en tot het juiste bedragen opgelegd?
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de navorderingsaanslagen en de boetebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van het beroep inzake de boetebeschikkingen 2008, 2009 en 2010, met vermindering van de boetes tot € 500 per jaar, en tot ongegrondverklaring van het beroep inzake de navorderingsaanslagen 2008, 2009 en 2010.