Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-03-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:2518, AWB - 14 _ 1291

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-03-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:2518, AWB - 14 _ 1291

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
5 maart 2015
Datum publicatie
23 april 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2015:2518
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 14 _ 1291

Inhoudsindicatie

Overdrachtsbelasting, begrip woning

Gebouwen (herenhuizen, een liefdegesticht en een klooster) die gebruikt zijn voor (studenten)huisvesting maar op het moment van de eigendomsoverdracht niet meer bewoond zijn, zijn ook woningen in de zin van de overdrachtsbelasting.

Dat de gebouwen in slechte staat zijn en dat de bestemming van de gebouwen niet vaststaat doet daar niet aan af. Het verlaagde tarief van 2% is van toepassing.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer AWB 14/1291

uitspraak van 5 maart 2015

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft op 18 september 2013 een bedrag van € 49.750 aan overdrachtsbelasting op aangifte voldaan.

1.2.

Belanghebbende heeft bij brief van 28 oktober 2013, op 30 oktober 2013 ontvangen door de inspecteur, bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte.

1.3.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 januari 2014 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft bij brief van 28 februari 2014, ontvangen bij de rechtbank op 3 maart 2014, beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328.

1.5.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2015 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, in de persoon van [A], vergezeld van de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], en namens de inspecteur, [verweerder].

1.7.

De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. Tijdens de zitting heeft zowel de inspecteur als belanghebbende stukken overgelegd. Deze stukken zijn tot de processtukken gerekend nu de desbetreffende wederpartij heeft verklaard daartegen geen bezwaar te hebben.

1.8.

Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift tegelijk met deze uitspraak is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende en [B BV] hebben in hun hoedanigheid van vennoot van [C VOF] bij akte van levering van [datum] 2013, samengevat, de volgende rechten verkregen van [Stichting D] (hierna: de onroerende zaak):

-

de eigendom van een complex van drie herenhuizen ([E], [F] en [G]), een liefdegesticht, een klooster met kapel en bijgebouwen, gelegen aan [adres 1], [adres 2], [adres 3] en [adres 4] ([XXXX WV]) en [adres 5] en [adres 6] ([XXXX WX]) [plaats X] (hierna: het complex);

-

vijfentwintig appartementsrechten op het gebruik van een parkeerplaats (hierna: de parkeerplaatsen) in een parkeerkelder gelegen aan de [adres 7] te [plaats X];

-

de eigendom van percelen kadastraal bekend als [gemeente X] sectie A nummer [perceelnummer 1] en [perceelnummer 2];

-

het beperkt recht van opstal van het perceel kadastraal bekend als [gemeente X] sectie A nummer [perceelnummer 3].

2.2.

De eigendom van het complex is op [datum] 1992 verkregen door [gemeente X] van de congregatie van wat kort gezegd wordt genoemd ‘[H]’. De [gemeente X] heeft het complex in gebruik genomen voor studentenhuisvesting.

2.3.

Op [datum] 2007 heeft [Stichting D] de eigendom van het complex verkregen. In de akte van levering is onder meer het volgende vermeld:

“Ten deze wordt nog verwezen naar artikel 6 van het koopcontract waarin woordelijk is vermeld:

“1. Koper is voornemens het registergoed te gebruiken als gebouw voor herontwikkeling. De beoogde herontwikkeling omvat restauratie (…) van het complex en invulling van het verkochte met c.a. 25 woonappartementen en integratie van de kapel in een commercieel passende functie.””

2.4.

Omdat [Stichting D] in een moeilijke financiële positie verkeerde, heeft zij in juli 2012 het complex met woningbouwvergunning bij openbare inschrijving te koop aangeboden.

2.5.

Belanghebbende en [B BV] hebben het complex van [Stichting D] gekocht. Ten tijde van de verkrijging van het complex was op grond van het bestemmingsplan voor [E, F en G] alleen de bestemming ‘wonen’ toegestaan terwijl voor de kapel en het liefdegesticht eveneens de bestemming ‘wonen’ gold, met de mogelijkheid tot uitzondering ten aanzien van de begane grond.

Ten tijde van deze verkrijging was een deel van [G] (in de in 2.1 vermelde akte van levering aangeduid als [adres 1]) bewoond. Dit deel heeft als adres [adres 8], [plaats X] (hierna: het [adres 8]-deel). Voor het overige was het complex onbewoond.

2.6.

Ter zake van de verkrijging is door zowel belanghebbende als [B BV] een bedrag van € 49.750 aan overdrachtsbelasting op aangifte voldaan, derhalve in totaal € 99.500. De voldane overdrachtsbelasting is als volgt berekend:

Object

Waarde

Tarief

Bedrag

[adres 1-2]

€ 1.150.000

2%

€ 23.000

Overige objecten

€ 1.275.000

6%

€ 76.500

€ 2.425.000

€ 99.500

De gehanteerde waarde is gebaseerd op de – door een makelaar opgestelde – waardeverklaring van 15 augustus 2003. Deze waardeverklaring waarin een verdeling van de koopprijs van € 2.425.000 wordt gegeven over de verschillende onderdelen van het complex, houdt het volgende in:

-

[adres 1-2] ([G]) € 1.150.000

-

[adres 3] ([F]) € 800.000

-

[adres 4] ([E]) € 900.000

-

[adres 5] (Liefdegesticht) € 300.000

-

[adres 6] (Kapel) -/- € 755.000 (negatief)

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de onroerende zaak kwalificeert als woning als bedoeld in artikel 14, lid 2, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: Wet BRV).

Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend met uitzondering van het [adres 8]-deel.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en teruggaaf van (€ 76.500 minus 2% van € 1.275.000 is € 51.000, gedeeld door 2 is) € 25.500 aan overdrachtsbelasting. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing