Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-05-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:3685, AWB - 11 _ 4342
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-05-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:3685, AWB - 11 _ 4342
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 29 mei 2015
- Datum publicatie
- 25 juni 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:3685
- Zaaknummer
- AWB - 11 _ 4342
- Relevante informatie
- Wet op de dividendbelasting 1965 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 10
Inhoudsindicatie
Teruggaaf dividendbelasting. Artikel 10, lid 1, Wet op de dividendbelasting 1965.
Een naar Spaans recht opgericht en aldaar gevestigd vrijgesteld pensioenfonds heeft geen recht op teruggaaf van ingehouden dividendbelasting omdat zij op grond van het Nederlandse nationale recht als fiscaal transparant moet worden aangemerkt.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer AWB 11/4342
Uitspraak van 29 mei 2015
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] FP, gevestigd te [plaats X] (Spanje),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft met dagtekening 22 december 2006, bij de inspecteur ingekomen op 28 december 2006, een verzoek ingediend tot teruggaaf van ingehouden dividendbelasting over het kalenderjaar 2003, als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de dividendbelasting 1965 (Wet DB) dan wel artikel 15 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).Voor de inhoud van het verzoek verwijst de rechtbank naar hetgeen hierna onder 2.3 is opgenomen
Bij brief van 5 mei 2008, bij de inspecteur ingekomen op 6 mei 2008, heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend. Het bezwaarschrift is door de inspecteur bij brief van 7 mei 2008 aangemerkt als een bezwaarschrift wegens het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek van 22 december 2006.
Bij beschikking van 10 februari 2010 heeft de inspecteur het verzoek om teruggaaf van 22 december 2006 afgewezen.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 19 maart 2010, door de inspecteur ontvangen op 23 maart 2010, een bezwaarschrift ingediend.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 juli 2011 de beschikking van 10 februari 2010 gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 18 augustus 2011, ontvangen bij de rechtbank op 19 augustus 2011, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 302.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken als bedoeld in artikel 8:58 van de Awb ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2012 te Breda. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift op 21 december 2012 aan partijen is verzonden. Voor een overzicht van de aldaar verschenen en gehoorde personen en het ter zitting verhandelde verwijst de rechtbank naar dat proces-verbaal.
Bij brief van 7 maart 2013 heeft de inspecteur - in opdracht van de rechtbank - de nog ontbrekende op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend en gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid om zijn standpunt nader toe te lichten. Deze stukken zijn in afschrift aan de gemachtigde van belanghebbende verstrekt.
Bij brief van 19 april 2013 heeft de gemachtigde van belanghebbende, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gereageerd op de stukken van de inspecteur van 7 maart 2013. Deze stukken zijn in afschrift aan de inspecteur verstrekt.
De inspecteur heeft op 31 mei 2013 vóór de tweede zitting een nader stuk als bedoeld in artikel 8:58 van de Awb ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Bij brief van 10 juni 2013, bij de rechtbank ontvangen op 11 juni 2013, heeft de gemachtigde van belanghebbende voorafgaand aan de zitting van 13 juni 2013 een pleitnota ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2013 te Breda. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift op 28 januari 2014 aan partijen is verzonden. Voor een overzicht van de aldaar verschenen en gehoorde personen en het ter zitting verhandelde verwijst de rechtbank naar dat proces-verbaal. De rechtbank heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft partijen bij brief van 24 juni 2014 meegedeeld dat het onderzoek is heropend op grond van het bepaalde in artikel 8:68 van de Awb.
Bij brief van 24 juni 2013 heeft de rechtbank het Internationaal Juridisch Instituut, gevestigd in Den Haag, benaderd voor een advies. Voor de inhoud van het verzoek verwijst de rechtbank naar hetgeen hierna onder 2.4 is opgenomen.
Bij brief van 17 januari 2014, bij de rechtbank binnengekomen op 20 januari 2014, heeft de rechtbank het advies van het Internationaal Juridisch Instituut ontvangen. Het advies is op 18 december 2013 opgesteld door [A] en [B], advocaten verbonden aan advocatenkantoor [advocatenkantoor], gevestigd in Madrid (Spanje) (hierna: het advies van [advocatenkantoor]). Voor de inhoud van het advies van [advocatenkantoor] verwijst de rechtbank naar hetgeen hierna onder 2.5 is opgenomen.
Bij brieven van 13 februari 2014, 27 maart 2014, 29 april 2014, 14 mei 2014, 26 juni 2014 en 25 juli 2014 hebben partijen, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, over en weer gereageerd op het advies en elkaars reacties. Deze stukken zijn telkens in afschrift aan de wederpartij verstrekt.
Nadat partijen daarvoor toestemming hadden gegeven, heeft de rechtbank een nadere zitting achterwege gelaten, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is een naar Spaans recht opgericht pensioenfonds (Fondo de Pensiones) en is in Spanje gevestigd. Belanghebbende heeft volgens het toepasselijke Spaanse recht geen rechtspersoonlijkheid. In Spanje is belanghebbende (subjectief) vrijgesteld van de Spaanse winstbelasting. Belanghebbende valt onder de Spaanse wet betreffende pensioenregelingen en pensioenfondsen.
De promotor van belanghebbende is [C SA]. Als beheerder (entidad gestora) van belanghebbende treedt op [D SA]. De bewaarder (entidad depositaria) van belanghebbende was bij de oprichting [E SA], later vervangen door [F SA].
Belanghebbende heeft verzocht om teruggaaf van ingehouden dividendbelasting over het kalenderjaar 2003 ten bedrage van € 159.680,55. Het verzoek luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Namens de belanghebbende, het pensioenfonds [belanghebbende] FP, gevestigd in Spanje verzoek ik u, op grond van artikel 10, lid 1 van de Wet op de dividendbelasting 1965 om alle ingehouden en afgedragen dividendbelasting in het jaar 2003 te restitueren.
Op de dividenden is 25% dividendbelasting ingehouden. Het gaat om beleggingsdividenden uit relatief kleine participaties. De participaties zijn in alle gevallen kleiner dan 5% en er is niet sprake van een controlerend belang. De belanghebbende is de uiteindelijk gerechtigde van de dividenden en van een samenstel van transacties als bedoeld in artikel 4 lid 4 van de Wet op de dividendbelasting is geen sprake. Belanghebbende heeft geen vaste inrichting in
Nederland.”
Bij het verzoek om teruggaaf is een aangifte dividendbelasting gevoegd waarin, voor zover hier van belang, het volgende is vermeld:
“Aangifte Dividendbelasting
Teruggaaf voor rechtspersonen die niet aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen
Naam rechtspersoon [belanghebbende]
FP
Fiscaal nummer G [nummer]
Adres [adres]
Postcode en plaats [postcode], [plaats X] (SPAIN)
Ik verzoek om teruggaaf van het bedrag hieronder.
Bedrag ingehouden
Dividendbelasting € 159,680.55 Jaar 2003”
Bij brief van 24 juni 2013 heeft de rechtbank het Internationaal Juridisch Instituut, gevestigd in Den Haag, benaderd voor een advies in de volgende kwestie:
“Bij de rechtbank is een procedure aanhangig van [belanghebbende] F.P., gevestigd te [plaats X] (hierna: het fonds). Het fonds is een pensioenfonds naar Spaans recht.
Bijgaand treft u de volgende stukken aan:
Bijlage I A “Plan de Pensiones [belanghebbende]”, het pensioenplan van het fonds;
Bijlage I B een vertaling van het pensioenplan van het fonds in het Engels;
Bijlage II A “Boletín de Adhesion”, het aanmeldingsformulier voor potentiële
deelnemers aan het fonds;
Bijlage II B een vertaling van het aanmeldingsformulier voor potentiële deelnemers aan het fonds in het Engels;
Bijlage III een Engelstalige beschrijving van het Spaanse pensioensysteem. Het fonds valt in de “Third Pillar” (blz. 4 van de beschrijving).
Vaststaat tussen partijen dat het fonds naar Spaans recht geen rechtspersoonlijkheid heeft.
De rechtbank verzoekt u de volgende vraag te beantwoorden:
Is het fonds de juridische eigenaar van de beleggingen van het fonds?”
Het Internationaal Juridisch Instituut heeft een advies laten opmaken door een externe deskundige, [advocatenkantoor]. In het advies van [advocatenkantoor] is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“ V. The present legal note is aimed to (i) introduce the Court of Breda into the
Spanish Pension Plan/Fund system, to (ii) explain the concept of
property/ownership of the investments in a pension fund and to (iii) analyse the
[belanghebbende] Pension Plan.
1 WHAT YOU NEED TO KNOW ABOUT THE SPANISH PENSION PLAN/FUND
a. a) Definition
In Spain, Pension Plans (“PP”) are shaped as voluntary social welfare systems,
complementary to the universal Social Security PP system. Their aim is to grant
to its participants or beneficiaries a rent in case of retirement or any other
legally accepted eventuality. In no case, Private PP can be substitutive of the
existing Public PP.
In this sense, Pension Plans and Pension Funds have a relevant economic
importance as a saving system through a contractual scheme (a Pension Plan),
which is canalized by a type of institutional investor (a Pension Fund).
b) Contributions regularity
In general, contributions can be made daily, weekly, monthly, yearly or in
extraordinary periods. In this regard, Participants can choose the way, the
period and the amount of the contributions (with the limits established by laws).
Likewise, Participants can also temporarily or indefinitely suspend the
contributions.
c) Parties in a PP
d) Types of Pension Plans in Spain
(…)
In this sense, depending on the Promoter , PP are necessarily classified in one of the
following categories:
These PP are the ones where the promoter is one or more Finance Entities and whose
participants is any particular person. In this sense, what we principally call Finance
Entity are: Banks, Savings Bank, Official Credit Entities or Insurance companies.
In the same way, depending on the Established Obligations , PP are necessarily
classified in one of the following categories:
These are the ones created with the contributions from the promoters with/without the
contributions from the participants. The definition of this benefit can be calculated as a
whole or depending of salaries, seniority, Social Security contributions, or any other
variable that can be used in this case. In these PP, the benefit is calculated at the time
of the contingency, as a result of the capitalization process developed by the PP.
(…)
e) Subjects allowed to make contributions to the PP are:
• Promoters of an Employment Pension Plan, in favo[u]r of the participant employees.
• Participants, no matter the specific Pension Plan. Only free contributions from a
Pension Fund can increase the existent amounts.
f) Main Governing Principles of PP
1. Non Discrimination : if the subject meets the Legal and established requirements,
2. Capitalization : the PP will increase through financial and actuarial systems.
3. Finality of the contributions : Promoter contributions to the PP will be irrevocable,