Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-06-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:4023, AWB - 14 _ 4129

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-06-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:4023, AWB - 14 _ 4129

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
15 juni 2015
Datum publicatie
11 augustus 2015
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2015:4023
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 14 _ 4129
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025]

Inhoudsindicatie

Belanghebbende, een Belgische vennootschap, laat haar Belgische werknemers werkzaamheden verrichten in Nederland voor een Nederlandse vennootschap.

De rechtbank oordeelt dat sprake is van werkzaamheden als bedoeld in artikel 6, derde lid, onderdeel b, van de Wet LB. Op grond daarvan had belanghebbende voor de uitoefening van haar bedrijf een fictieve vaste inrichting in Nederland en is zij fictief inhoudingsplichtige. Nederland is in de verhouding met België ook bevoegd te heffen, omdat de Nederlandse vennootschap met betrekking tot de in Nederland verrichte werkzaamheden kan worden aangemerkt als de materiële werkgever van de werknemers van belanghebbende. Het in artikel 26b van de Wet LB voorgeschreven anoniementarief is terecht toegepast.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers AWB 14/4129, 14/4131 en 14/4134

Uitspraak van 15 juni 2015

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] BVBA, gevestigd te [plaats X] (België),

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over de jaren 2010, 2011 en 2012 naheffingsaanslagen loonheffingen (aanslagnummers [aanslagnummer].A.01.0506, [aanslagnummer].A.01.1506 en [aanslagnummer].A.01.2506) opgelegd alsmede bij beschikkingen boetes en heffingsrente.

1.2.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 26 mei 2014 de naheffingsaanslag over 2011 verminderd tot een bedrag van € 14.669 en de boete verminderd tot € 733. Het bezwaar is voor het overige ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 3 juli 2014, ontvangen bij de rechtbank op 4 juli 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2015 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Veenendaal, vergezeld van [A], en namens de inspecteur, [verweerder]. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen is verzonden.

1.6.

De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een mondelinge uitspraak aangekondigd. Bij brief van 20 april 2015 heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat de mondelinge uitspraak wordt omgezet in een schriftelijke uitspraak.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is een in België gevestigde besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Belanghebbende is op [datum] 2010 naar Belgisch recht opgericht. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit de verkoop, aanleg, onderhoud en reparatie van brandbeveiligingssystemen en sprinklerinstallaties.

2.2.

In de onderhavige jaren zijn door belanghebbende sprinklerinstallaties aangelegd in opdracht van [B BV] te [plaats Y] ([B BV]). De werkzaamheden vonden plaats in Amstelveen, Rotterdam en Eemshaven. De werkzaamheden zijn uitgevoerd door werknemers van belanghebbende.

2.3.

De werknemers van belanghebbende hebben de Belgische nationaliteit, wonen in België en zij aldaar sociaal verzekerd.

2.4.

Er is geen schriftelijke overeenkomst tussen belanghebbende en [B BV]. Belanghebbende factureert [B BV] op basis van de door haar werknemers gewerkte uren tegen een tarief van € 40 per uur voor een hoofdmonteur en € 37 per uur voor een monteur. Daarnaast wordt een vergoeding in rekening gebracht voor de door de werknemers gereden kilometers van hun Belgische woonplaats naar de plaats van werkzaamheden.

2.5.

Op 22 januari 2013 heeft de inspecteur bij [B BV] een onderzoek ingesteld. Van het onderzoek is een ‘boekverslag opdrachtgever’ opgemaakt en bij de gedingstukken gevoegd. Hierin is voor zover hier van belang het volgende opgenomen:

1.7. Is door opdrachtnemer een offerte gemaakt? (…)

Nee

1.8.

Is er een contract opgemaakt? (…)

Nee.

De afspraken worden mondeling vastgelegd. De afspraken met de opdrachtnemers zijn allen hetzelfde, alleen het uurtarief kan afwijken.

De ingeleende arbeidskrachten worden op dezelfde klussen ingezet als het personeel van [B BV]. Zij verrichten dezelfde werkzaamheden en werken gezamenlijk aan de klus. Bij capaciteitsproblemen worden werknemers van [belanghebbende] en (…) ingeleend.

De duur van de werkzaamheden is niet afgesproken, de opdrachtnemer wordt per uur betaald.

Met de opdrachtnemers is een prijs per uur afgesproken. (…) en [belanghebbende] voor een hoofdmonteur € 40,- per uur en een monteur € 37,- per uur.

De opdrachtgever houdt de urenlijsten bij en deze worden gefiatteerd door de projectleider van [B BV].

De projectleider van [B BV] bepaalt hoe, waar en wanneer de werkzaamheden orden [rechtbank: worden] verricht.

De projectleider houdt toezicht en controleert de werkzaamheden.

4.3.

Kon opdrachtgever bij slecht presteren een werknemer van opdrachtnemer wegsturen?

Ja, dat is weel [rechtbank: wel] eens gebeurt.

Werden de reeds gewerkte uren dan wel betaald.

In overleg met de projectleider wordt bepaald welke uren nog betaald moeten worden.

Op de werklocatie gebruiken de werknemers van de opdrachtnemer dezelfde ruimten als de werknemers van [B BV], hierin wordt geen onderscheid gemaakt.

7.1.

Hoeveel bedraagt de omzet per jaar? (…)

[belanghebbende] 2010 € 10.962, 2011: € 20.131, 2012: € 12.906.

Dit zijn de vergoedingen voor geleverde arbeid.”

2.6.

Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de inspecteur geconcludeerd dat er sprake is van het ter beschikking stellen van werknemers aan [B BV] met als gevolg dat belanghebbende ingevolge artikel 6, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) inhoudingsplichtige is voor de Nederlandse loonheffingen.

2.7.

Op 9 augustus 2013 heeft de inspecteur een informatiebeschikking ten aanzien van belanghebbende genomen. Belanghebbende heeft hier niet op gereageerd. Deze informatiebeschikking staat onherroepelijk vast.

2.8.

Met dagtekening 21 oktober 2013 heeft de inspecteur aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd met verzuimboetes. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd naar een bedrag van 108,3% van de totale omzet:

jaar

belasting

boete

rente

totaal

2010

€ 11.872

€ 593

€ 900

€ 13.365

2011

€ 21.802

€ 1.090

€ 1.068

€ 23.960

2012

€ 13.977

€ 698

€ 352

€ 15.027

2.9.

In de bestreden uitspraken op bezwaar zijn de belastbare lonen berekend op 70% van de omzet. Alleen voor 2011 is de naheffingsaanslag verminderd tot € 14.669 aan belasting, € 733 boete en € 718 rente, totaal € 16.120.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en op de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, de naheffingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente. De inspecteur concludeert voor 2010 tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vermindering van de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 8.713 en vermindering van de verzuimboete tot € 435. Voor 2011 en 2012 concludeert de inspecteur tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing