Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-02-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:533, AWB - 13 _ 5494
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-02-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:533, AWB - 13 _ 5494
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 5 februari 2015
- Datum publicatie
- 4 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:533
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2016:5583, Bekrachtiging/bevestiging
- Herziening: ECLI:NL:HR:2018:800, Afwijzing
- Zaaknummer
- AWB - 13 _ 5494
Inhoudsindicatie
Herinvesteringsreserve. Artikel 12a Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
Niet aannemelijk is dat belanghebbende na vervreemding van de oude onroerende zaak nog een herinvesteringsvoornemen had. In verband met een dividenduitkering aan de (oude) aandeelhouders ontbrak het belanghebbende aan de financiële middelen om tot feitelijke herinvestering over te gaan. De feitelijke aankoop van de nieuwe onroerende zaken in een later stadium maakt dit niet anders, nu de onderhandelingen voor de financiering zijn gevoerd door de nieuwe bestuurders. Ook de omstandigheid dat belanghebbendes feitelijke activiteit en statutaire doel steeds is geweest het beheer en de exploitatie van onroerende zaken is onvoldoende om een herinvesteringsvoornemen aannemelijk te achten. Het niet voldoen aan de vereisten voor de toepassing van de hir is een navordering rechtvaardigend nieuw feit. De winstneming kan niet alsnog aan een eerder jaar worden toegerekend.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers AWB 13/5493, 13/5494 en 14/637
uitspraak van 5 februari 2015
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] BV, gevestigd te [plaats A],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Procedure 13/5494
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2008 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting (verder: Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 2.553.933 en daarbij tegelijkertijd bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht (aanslagnummer [aanslagnummer].V.87.0112).
Procedure 13/5493
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2009 een navorderingsaanslag Vpb opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 45.445 en daarbij tegelijkertijd bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht (aanslagnummer [aanslagnummer].V.97.0112).
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 28 augustus 2013 de navorderingsaanslagen 2008 en 2009 en de daarbij behorende beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brieven van 7 oktober 2013, ontvangen bij de rechtbank op 10 oktober 2013, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende in iedere zaak een griffierecht geheven van € 318.
Procedure 14/637
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2010 een aanslag Vpb opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 2.562.536 en daarbij tegelijkertijd bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht (aanslagnummer [aanslagnummer].V.06.0112).
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 december 2013 de aanslag Vpb 2010 en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 27 januari 2014, ontvangen bij de rechtbank op 30 januari 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318.
De rechtbank heeft belanghebbende bij brief van 31 januari 2014 in de gelegenheid gesteld schriftelijk aan te geven waarom het beroep ter zake van de aanslag Vpb 2010 na afloop van de beroepstermijn is ingediend. Belanghebbende heeft op 14 februari 2014 schriftelijk gereageerd. Bij brief van 4 maart 2014 heeft de inspecteur daarop gereageerd. De rechtbank heeft partijen op 8 mei 2014 geïnformeerd dat zij geen aanleiding ziet om het beroep met toepassing van artikel 8:54, van de Awb kennelijk niet-ontvankelijk te achten en dat om die reden de procedure zal worden voortgezet.
Alle procedures
De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2014 te Breda. Aldaar zijn tegelijkertijd bovengenoemde zaken van belanghebbende en de zaak van [belanghebbende II] B.V. met procedurenummer 14/638 behandeld. Ter zitting zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Sittard, en namens de inspecteur, [verweerder].
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de inspecteur. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift tegelijkertijd met deze uitspraak aan partijen is verzonden.
Na afloop van het onderzoek ter zitting is namens belanghebbende op de dag van de zitting een fax gestuurd en ontvangen door de rechtbank met een toelichting over de terpostberzorging van het beroepschrift ter zake van de aanslag Vpb 2010 (procedurenummer 14/637). De rechtbank heeft hierin aanleiding gezien het onderzoek in die zaak te heropenen om de inspecteur in de gelegenheid te stellen op de fax van belanghebbende te reageren. Op 23 oktober 2014 is de reactie van de inspecteur bij de rechtbank binnengekomen. De inspecteur heeft op 3 november 2014 toestemming gegeven om een nadere zitting achterwege te laten. Belanghebbende heeft op 6 januari 2015 die toestemming gegeven. De rechtbank heeft op 13 januari 2015 het onderzoek gesloten en aangekondigd dat binnen zes weken uitspraak zal worden gedaan.
De rechtbank heeft partijen inzake de zaken met procedurenummers 13/5493 en 13/5494 bij brieven van 11 november 2014 en 19 december 2014 bericht dat de uitspraakdatum met zes weken is verlengd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is opgericht op [datum] 1997 onder de naam [A BV] Tot [datum] 2008 waren [A] en [B], ieder voor 50%, aandeelhouder en bestuurder van belanghebbende. De enige activiteit van belanghebbende betrof de verhuur van het landgoed [landgoed].
In december 2007 is het landgoed [landgoed] verkocht en op [datum] 2008 geleverd. Daarbij is een boekwinst van € 2.548.136 gerealiseerd. Belanghebbende heeft ter zake van deze verkoop en levering in 2008 een herinvesteringsreserve van € 2.548.136 (verder: de hir) gevormd.
In maart 2008 is met behulp van bemiddelaar [bemiddelaar], overeenstemming bereikt ten aanzien van de overdracht van aandelen in belanghebbende aan [B BV] (verder: [B BV]). Directeur van [B BV] is [C]. Ter zake van deze bemiddeling is door [bemiddelaar] op 31 juli 2008 een bemiddelingsfee van € 57.333, zonder btw, in rekening gebracht aan [B BV]. Op de nota staat vermeld dat deze door de notaris moet worden voldaan gelijktijdig met de notariële overdracht van de aandelen in belanghebbende.
Op [datum] 2008 is door belanghebbende aan [A] en [B] dividend uitgekeerd tot een bedrag van € 2.118.736. Op de overnamebalans met als datum [datum] 2008 staat een eigen vermogen, na dividenduitkering, vermeld van € 18.151. Op de balans staat verder een voorziening latente belastingen vermeld van € 401.331, zijnde 15,75% van de hir.
Op [datum] 2008 heeft [B BV] dan wel nader te noemen meester bedrijfsruimten aangekocht aan de [adres 1] te [plaats B] en de [adres 2] te [plaats C]. Daarbij is overeengekomen dat de levering in beginsel op [datum] 2008 zal plaatsvinden of zoveel eerder als partijen nader overeenkomen.Op [datum] 2008 heeft [B BV] dan wel nader te noemen meester bedrijfsruimte aan de [adres 3] te [plaats D] aangekocht.
Op 30 juli 2008 heeft de [bank] een financieringsvoorstel op naam van [belanghebbende] B.V. ter attentie van [D] en [E] verzonden. Op dat moment was de naam van belanghebbende nog niet gewijzigd in [belanghebbende] BV.
Op 27 augustus 2008 hebben [A] en [B] volmachten ondertekend om hun aandelen in belanghebbende in eigendom te leveren aan [B BV]. De overeengekomen koopsom is gebaseerd op de overnamebalans per [datum] 2008. [E] heeft namens [B BV] een volmacht ondertekend om de aandelen in belanghebbende in eigendom te aanvaarden.
Op [datum] 2008 zijn de aandelen in belanghebbende geleverd aan [B BV]. Het tijdstip van levering is niet in de akte vermeld. In de akte van levering is onder meer vermeld:
- -
-
dat de koopprijs € 18.151 bedraagt, zijnde de zichtbaar intrinsieke waarde conform de overdrachtsbalans per [datum] 2008 en dat de latente belastingclaim over de winst daarbij is gesteld op 15,75 procent;
- -
-
dat koper ermee bekend is dat de vennootschap in 2008 een onroerende zaak heeft vervreemd en dat verkoper garandeert om het voornemen van de huidige directie over te nemen om nog in 2008 te investeren en de eigendom te verwerven van een onroerende zaak. Ten behoeve van deze garantie wordt door de vennootschap recht van tweede hypotheek verstrekt op de bedrijfspanden te [plaats B], [plaats C] en [plaats D] tot een bedrag van € 610.000;
- -
-
dat koper verkoper vrijwaart voor alle aanspraken van de belastingdienst in verband met eventueel niet afgedragen vennootschapsbelasting op grond van artikel 40 van de Invorderingswet 1990;
- -
-
dat er een directiewisseling plaatsvindt: de verkoper treedt af als directielid en wordt vervangen door de heren [D] en [E].
De nota van [bemiddelaar] (zie 2.3) is voldaan ten laste van de latente belastingclaim die bij belanghebbende aanwezig is volgens de overdrachtsbalans. De notaris heeft € 7.879,31 aan bemiddelingskosten in rekening gebracht. Die kosten hebben volgens de nota grotendeels betrekking op het honorarium wegens het voorbereiden, redigeren en passeren van twee akten van levering aandelen.
Op [datum] 2008 zijn om 15.57 uur, 16.12 uur en 16.43 uur de op [datum] 2008 en [datum] 2008 aangekochte bedrijfsruimten aan belanghebbende geleverd. Belanghebbende werd daarbij vertegenwoordigd door de directieleden [D] en [E]. Om 16.52 uur is op dezelfde dag de hypotheekakte ondertekend door [A] en [B] als hypotheeknemer en belanghebbende als hypotheekgever. In de akte is een tweede hypotheek gevestigd op de hiervoor in 2.5 genoemde bedrijfsruimten voor een bedrag van € 915.000.
Op [datum] 2008 is 75% van de aandelen in belanghebbende door [B BV] verkocht en geleverd aan [C BV], [D BV] en [E BV], elk 25%. Op dezelfde dag is de naam van belanghebbende [A BV] gewijzigd in [belanghebbende] B.V.
De aangifte Vpb over 2008 is in mei 2009 door belanghebbende zelf ingediend. In de aangifte is een belastbare winst van negatief € 59.082 vermeld. In de aangifte is geen melding gemaakt van de in 2.2 vermelde boekwinst, noch is melding gemaakt van een dotatie of onttrekking aan de hir. Daarnaast is onder de algemene vragen niet aangegeven dat de verdeling van het aandelenkapitaal is gewijzigd. In de aangifte is onder ‘gegevens aandeelhouders’ wel de verdeling van het aandelenkapitaal gespecificeerd.Op 8 januari 2011 is zonder een inhoudelijke beoordeling van de aangifte de aanslag Vpb 2008 vastgesteld naar een belastbaar bedrag van nihil. Tevens is een verliesvaststellingsbeschikking van € 59.082 genomen.
Met dagtekening 19 februari 2011 is voor het jaar 2009 de aanslag Vpb, conform de aangifte Vpb 2009, vastgesteld berekend naar een belastbare winst van € 45.445. Het belastbaar bedrag is, na verliesverrekening met het verlies uit 2008, vastgesteld op nihil.
Op 3 april 2012 is een boekenonderzoek gestart bij belanghebbende naar de aanvaardbaarheid van de aangifte Vpb over het jaar 2008. Daarvan is op 18 maart 2013 een controlerapport opgemaakt. Naar aanleiding daarvan zijn aan belanghebbende navorderingsaanslagen Vpb over de jaren 2008 en 2009 opgelegd. De navorderingsaanslag Vpb 2008 is als volgt berekend:
Vastgestelde belastbare winst 2008 |
-/- € 59.082 |
Correctie boekwinst |
€ 2.548.136 |
Correctie bemiddelingsfee Rogier |
€ 57.000 |
Correctie nota notaris |
€ 7.879 |
Gecorrigeerde belastbare winst |
€ 2.533.933 |
Het belastbaar bedrag is bij de navorderingsaanslag Vpb 2008 eveneens vastgesteld op € 2.533.933.
De navorderingsaanslag Vpb 2009 ziet op de terugname van de verrekening van het verlies uit 2008 en is vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 45.445.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2010 aangifte Vpb gedaan naar een belastbaar bedrag van € 14.400. Ter behoud van rechten heeft de inspecteur zich bij de vaststelling van de aanslag Vpb 2010 op het standpunt gesteld dat, voor het geval de hir in het jaar 2008 niet tot de belastbare winst kan worden gerekend, de hir op grond van de foutenleer in 2010 aan de winst moet worden toegevoegd. De inspecteur heeft vervolgens de aanslag Vpb 2010 met dagtekening 31 augustus 2013 vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 2.562.536.
3 Geschil
Voor het jaar 2008 is nog in geschil het antwoord op de volgende vragen:
-
Is de boekwinst ter zake van de verkoop van het landgoed [landgoed] in het jaar 2008 genoten?
-
Beschikt de inspecteur over een nieuw feit dan wel is sprake van kwade trouw als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (verder: AWR) dat navordering rechtvaardigt?
-
Zo ja, heeft de inspecteur terecht de hir laten vrijvallen en tot de belastbare winst over 2008 gerekend?
-
Is de aftrek van de bemiddelingsfee en de notariskosten terecht niet geaccepteerd?
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de inspecteur bevestigend.
Tussen partijen is niet in geschil dat de navorderingsaanslag Vpb 2009 terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd indien belanghebbende voor het jaar 2008 in het ongelijk wordt gesteld. Indien belanghebbende voor het jaar 2008 in het gelijk wordt gesteld, dan is niet in geschil dat de navorderingsaanslag Vpb 2009 moet worden vernietigd.
Voor het jaar 2010 is in geschil of het beroep ontvankelijk is, en zo ja of de aanslag Vpb 2010 op het juiste bedrag is vastgesteld indien de inspecteur voor het jaar 2008 in het ongelijk wordt gesteld. Indien de inspecteur voor het jaar 2008 in het gelijk wordt gesteld, dan is tussen partijen niet in geschil dat het belastbaar bedrag voor 2010 moet worden verminderd met een bedrag van € 2.548.136.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en op de zitting.
Belanghebbende concludeert voor de jaren 2008 en 2009 tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en de navorderingsaanslagen.
De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
Belanghebbende concludeert voor het jaar 2010 tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot één berekend naar een belastbaar bedrag van € 14.400. De inspecteur concludeert primair tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep, subsidiair tot ongegrondverklaring van het beroep en meer subsidiair tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 14.400.