Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-08-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:5630, AWB - 13 _ 2904
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-08-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:5630, AWB - 13 _ 2904
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 24 augustus 2015
- Datum publicatie
- 30 september 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:5630
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2019:3654, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB - 13 _ 2904
- Relevante informatie
- Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025]
Inhoudsindicatie
Formeel belastingrecht
Belanghebbende komt ruimschoots na het verloop van de termijn in bezwaar tegen een aanslag ib/pvv 1997. De inspecteur heeft het bezwaar daarom niet-ontvankelijk verklaard.
De inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat het aanslagbiljet tijdig en naar het juiste adres in Polen is verzonden. Belanghebbende heeft geen geldige redenen aangevoerd voor verschoonbaarheid van de overschrijding.
Het beroep is ongegrond verklaard. Belanghebbende komt wel in aanmerking voor een immateriëleschadevergoeding en daarom ook voor een proceskostenvergoeding en vergoeding van het griffierecht.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer AWB 13/2904
uitspraak van 24 augustus 2015
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats], Polen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 april 2013 belanghebbendes bezwaar tegen de aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) 1997 niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 31 mei 2013, ontvangen bij de rechtbank op 3 juni 2013, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting pleitnota’s ingediend. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
15. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2015 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigden van belanghebbende, [gemachtigden], en namens de inspecteur, [verweerder]. Belanghebbendes beroepen met de procedurenummers 13/2904 tot en met 13/2914 zijn gelijktijdig behandeld.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten. Op verzoek van en in overleg met partijen heeft de rechtbank gewacht met het doen van uitspraak in verband met een mogelijk compromis tussen partijen.
Belanghebbende heeft de rechtbank bij brief van 2 juni 2015 bericht dat tussen partijen geen overeenstemming is bereikt en heeft de rechtbank verzocht uitspraak te doen.
De rechtbank heeft partijen bij brief van 3 juni 2015 bericht dat binnen zes weken schriftelijk uitspraak gedaan zal worden.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift tegelijk met het afschrift van deze uitspraak naar partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbendes aangifte ib/pvv 1997 (formulier ‘bij overlijden of emigratie’) is op 11 juli 1997 bij de inspecteur binnengekomen. Het aangegeven inkomen bedroeg nihil. In die aangifte heeft belanghebbende aangegeven dat het op het aangiftebiljet ingevulde (Poolse) adres onjuist was en het volgende adres vermeld:
[adres]
[woonplaats]
De inspecteur heeft belanghebbende bij brief met dagtekening 9 november 2000 in kennis gesteld van het voornemen van de aangifte af te wijken en daarbij vragen gesteld. Deze brief is zowel aangetekend als ook met normale post naar voormeld adres verzonden. De aangetekende brief is onbestelbaar retour gekomen.
De inspecteur heeft vervolgens de aanslag ib/pvv 1997 (hierna: de aanslag) vastgesteld. Het vastgesteld belastbaar inkomen is € 578.000. Het aanslagbiljet vermeldt de dagtekening 29 december 2000 en is geadresseerd aan belanghebbende op voornoemd adres.
Tot de gedingstukken behoort een brief met een aanmaning voor betaling van de aanslag, met dagtekening 23 maart 2001.
Bij brief van 18 december 2001 heeft de toenmalige gemachtigde van belanghebbende de inspecteur onder meer verzocht om alle gegevens betreffende de aanslag aan belanghebbende te verstrekken, omdat deze hem onbekend was en er intussen executoriaal derdenbeslag was gelegd. Bij brief van 24 december 2001 heeft deze gemachtigde een machtiging overgelegd.
Deze gemachtigde heeft de inspecteur bij brief van 16 januari 2002 verzocht de brief van 24 december 2001 als bezwaar tegen de aanslag aan te merken.
Bij de uitspraak op bezwaar is belanghebbendes bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
3 Geschil
Primair is in geschil of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Voor het geval die vraag bevestigend beantwoord moet worden is in geschil of de aanslag tijdig is opgelegd, en zo ja, of de aanslag niet te hoog is.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en van hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.