Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-12-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7642, AWB - 15 _ 1003
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-12-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7642, AWB - 15 _ 1003
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 1 december 2015
- Datum publicatie
- 11 maart 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:7642
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:1630, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 1003
Inhoudsindicatie
De rechtbank oordeelt dat de verordening van de gemeente Terneuzen betreffende de BIZ-bijdrage onverbindend is en vernietigt daarom de aan belanghebbende opgelegde aanslag BIZ-bijdrage. Niet voldaan is aan artikel 1, tweede lid, van de Experimentenwet BI-zones.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 15/1003
uitspraak van 1 december 2015
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] V.O.F., gevestigd te [plaats X],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 13 januari 2015 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde aanslag BIZ-bijdrage over het jaar 2014.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2015 te Middelburg. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [A] en [B], en namens de heffingsambtenaar, [verweerder].
1 Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
-
vernietigt de aanslag;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 28,14;
- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 331 aan deze vergoedt.
2 Gronden
Belanghebbende is gebruiker van een onroerende zaak aan de [adres] te [plaats X], waarin zij een lunchroom drijft.
Aan belanghebbende is met dagtekening 31 mei 2014 een aanslag BIZ-bijdrage Binnenstad [plaats X] over het jaar 2014 opgelegd tot een bedrag van € 400.
In de “Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI‑zone binnenstad [plaats X] 2012” (hierna: de Verordening) is onder meer het volgende bepaald:
“ Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. BI-zone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven.
(…)
d. Uitvoeringsovereenkomst: de tussen de gemeente [plaats X] en de [ondernemingsvereniging] gesloten Uitvoeringsovereenkomst.
(…)
Artikel 3 Aard van de belasting
Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.
(…)
Artikel 13 Subsidievaststelling
1. De subsidie wordt verstrekt aan de [ondernemingsvereniging] voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst.
(…)”
Op 15 december 2011 hebben de gemeente en de [ondernemingsvereniging] (hierna: [ondernemingsvereniging], ook: de Vereniging) de “Uitvoeringsovereenkomst Bedrijven Investeringszone binnenstad [plaats X] 2012-2015 als bedoeld in artikel 7, lid 3 van de Experimentenwet BI‑zones” (hierna: de Uitvoeringsovereenkomst) opgesteld en ondertekend. Op grond van artikel 4 van de Uitvoeringsovereenkomst is de Vereniging verplicht om de activiteiten zoals beschreven in het “[plan] 2012-2015” (hierna: het [plan]) uit te voeren. Ter zake van de uitvoering van deze activiteiten verstrekt de gemeente een subsidie ten bedrage van maximaal de netto opbrengst van de BIZ-bijdragen. Als maatstaf wordt uiteindelijk aangehouden de daadwerkelijk in een kalenderjaar netto ontvangen BIZ-bijdragen (artikel 6 van de Uitvoeringsovereenkomst).
In het [plan] van [ondernemingsvereniging] is onder meer het volgende bepaald:
“2.3 Begroting
(…)
Begrote opbrengsten
Uitgaande van 140 bijdrageplichtigen is de verwachte opbrengst: € 56.000,=
Bijdrage [C] € 7.600,=
Totaal € 63.600,=
Begrote uitgaven
TAAKVELD Veilig, schoon en heel
Bestrijding graffiti € 2.000,=
Sfeerverlichting (half okt. t/m januari) € 5.000,=
Kerstbomen plaatsen in het gebied € 1.500,=
Achtergrondmuziek € 3.000,=
Extra groenvoorziening € 2.000,=
Certificeren KVO € 2.500,=
Defibrillatoren plaatsen € 2.000,=
Thema avonden veiligheid € 2.500,=
Subtotaal € 20.500,=
TAAKVELD Evenementen
Bijdrage [Evenement] € 4.500,=
Bijdrage [Evenement] € 3.500,=
Bijdrage [Evenement] € 500,=
Bijdrage [Evenement] € 500,=
Bijdrage [Evenement] € 1.000,=
[Evenement] € 3.000,=
[Evenement] € 6.000,=
[Evenement] € 2.500,=
Subtotaal € 21.500,=
TAAKVELD Promotie
Adverteren in dagbladen € 2.450,=
Huis aan Huis bladen € 5.000,=
België € 2.500,=
Posters koopzondagen € 750,=
Subtotaal € 10.700,=
TAAKVELD Organisatie
Administratie € 1.000,=
Accountant € 2.000,=
Voorlichting € 1.500,=
Onvoorzien Incl. B.T.W. € 6.400,=
Subtotaal € 10.900,=
Totaal € 63.600,=
Hiermee is de begroting sluitend.”
In artikel 1, lid 1, van de Experimentenwet BI-zones is bepaald dat de gemeenteraad onder de naam BIZ-bijdrage een heffing kan instellen ter zake van binnen een bepaald gebied in de gemeente (BI-zone) gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen. Volgens het tweede lid van dit artikel is de BIZ-bijdrage een belasting die strekt ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.
In de in de Memorie van Toelichting wordt met betrekking tot de hiervoor genoemde bepalingen onder meer het volgende opgemerkt:
"Dit artikel bevat de expliciete bevoegdheid de belasting op te leggen zoals die wordt geëist door artikel 132, zesde lid, van de Grondwet, geeft de belastinggrondslag en karakteriseert de belasting als een bestemmingsheffing. De heffingsverordening zal nader moeten specificeren om welk gebied het gaat, welke activiteiten worden uitgevoerd, welke vereniging of stichting deze activiteiten uit zal voeren, welke kosten hieraan verbonden zijn en wat de hoogte van de heffing zal bedragen. Ook worden eisen gesteld aan het soort te subsidiëren activiteiten, naar verwachting vooral op het gebied van leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en veiligheid (zie ook paragraaf 7.1.2 in het algemene deel). Een belangrijke beperking is ook dat het moet gaan om behartiging van een publiek belang in de openbare ruimte. (…)" (MvT, Kamerstukken II 2007/2008, 31 430, nr. 3).
In geschil is of de aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of de Verordening verbindend is. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de krachtens de Verordening geheven BIZ-bijdrage strekt ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone. Niet in geschil is dat belanghebbende op grond van de Verordening belastingplichtig is voor de BIZ-bijdrage.
Naar het oordeel van de rechtbank laat het bepaalde in artikel 1, leden 1 en 2, van de Experimentenwet BI-zones, mede gelet op de onder 2.7 aangehaalde passage uit de Memorie van Toelichting, de gemeenteraad niet de vrijheid om een BIZ-bijdrage in te voeren waarvan de opbrengst wordt gebruikt voor de bestrijding van andere kosten dan die welke zijn genoemd in artikel 1, lid 2, van de Experimentenwet BI-zones.
De rechtbank is van oordeel dat in elk geval de volgende - in de begroting in het [plan] (zie onderdeel 2.5) opgenomen - posten in overheersende mate direct gericht zijn op de commerciële belangen van in de BI-zone gevestigde ondernemers:
- de volgende posten onder het taakveld ‘veilig, schoon en heel’: sfeerverlichting, kerstbomen plaatsen in het gebied, achtergrondmuziek;
- alle posten onder het taakveld evenementen;
- alle posten onder het taakveld promotie.
Deze kostenposten zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als kosten als bedoeld in artikel 1, lid 2, van de Experimentenwet BI-zones (vgl. ook Rechtbank Zeeland-West-Brabant 26 mei 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:3616).
In aanmerking genomen dat de in 2.10 vermelde kosten volgens de begroting bijna twee derde van het totaal aan de via de BIZ-bijdrage te financieren kosten betreffen, is de rechtbank van oordeel dat de gemeente de grenzen van haar regelgevende bevoegdheid heeft overschreden. De Verordening is daarom onverbindend. De aanslag dient derhalve te worden vernietigd.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank vindt aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De heffingsambtenaar heeft voor dit geval zich akkoord verklaard met de door belanghebbende gevraagde vergoeding voor de gemaakte reiskosten van, in totaal, € 28,14.
Deze uitspraak is gedaan op 1 december 2015 door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Arts, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.