Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-12-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7704, AWB - 14 _ 7487
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-12-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:7704, AWB - 14 _ 7487
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 1 december 2015
- Datum publicatie
- 11 december 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2015:7704
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 7487
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 14/7487
uitspraak van 1 december 2015
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X] ,
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 3 november 2014 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde aanslag reclamebelasting 2014 van € 250.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2015 te Tilburg. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] , verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Tilburg, en namens de heffingsambtenaar, [verweerder] .
1 Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
-
vernietigt de aanslag;
- -
-
veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 612;
- -
-
gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van
€ 165 aan haar vergoedt.
2 Gronden
Aan belanghebbende is een aanslag reclamebelasting opgelegd ter zake van de aanwezigheid van een bord aan de voorgevel van het object [object] te [plaats X] . Op het bord staat de naam van belanghebbende vermeld met daar direct onder een pijl naar links.
In geschil is of belanghebbende ontvankelijk is in haar beroep en of de aanslag reclamebelasting 2014 terecht is opgelegd.
Ontvankelijkheid
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken (artikel 6:7 Awb). Deze termijn vangt aan op de dag na die van dagtekening van een uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking (artikel 26c van de AWR). Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift eveneens tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen (artikel 6:9 Awb).
De bestreden uitspraak op bezwaar is gedagtekend 3 november 2014. Gesteld noch gebleken is dat de uitspraak na deze datum is verzonden, zodat de termijn voor het indienen van het beroepschrift is geëindigd op maandag 15 december 2014. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift is gedagtekend vrijdag 12 december 2014 en op woensdag 17 december 2014 bij de rechtbank is ontvangen. Het beroepschrift is niet later dan een week na afloop van de beroepstermijn ontvangen. Voor toepassing van artikel 6:9, tweede lid, Awb is daarnaast bepalend de ter post bezorging door belanghebbende. Zij stelt dat het beroepschrift op 12 december 2014 is gedagtekend en ook op die dag ter verzending is gepost. Omdat het beroepschrift niet aangetekend is verzonden en de poststempel op de envelop niet leesbaar is, kan daarmee de tijdige ter post bezorging niet worden aangetoond.
In een geval als het onderhavige, waarin geen leesbaar poststempel op de envelop is geplaatst, moet volgens de Hoge Raad worden aangenomen dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd indien deze op de eerste of tweede werkdag na het einde van de beroepstermijn is ontvangen, tenzij het tegendeel komt vast te staan (Hoge Raad, 14 oktober 2011, nr. 11/01261, ECLI:NL:HR:2011:BT7470, BNB 2012/87). In onderhavig geval is de tweede werkdag na het einde van de beroepstermijn 17 december 2014. Nu het beroepschrift op die datum bij de rechtbank is ontvangen, moet in navolging op voornoemde uitspraak van de Hoge Raad worden aangenomen dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd. De rechtbank concludeert dat belanghebbende met de tijdige ter post bezorging van het beroepschrift voldaan heeft aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 6:9, tweede lid, Awb. Het beroepschrift is daarmee tijdig ingediend.
Tenaamstelling aanslag
[A] stelt dat de aanslag onterecht aan hem is opgelegd. [A BV] zou geen handelsnaam zijn van zijn eenmanszaak, maar van [belanghebbende] B.V.
De rechtbank stelt vast dat in het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel staat vermeld dat [A] enig aandeelhouder is van [belanghebbende] B.V. De rechtbank is van oordeel dat de tenaamstelling van de aanslag een zodanig geringe onvolkomenheid bevat, dat redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan voor wie het door de gemeente toegezonden aanslagbiljet is bestemd. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan de verkeerde tenaamstelling van de aanslag en zal het beroep behandelen als ingediend door [belanghebbende] B.V. De rechtbank zal geen griffierecht bijheffen.
Belastbaar feit
Op grond van artikel 227 van de Gemeentewet kan ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg een reclamebelasting worden geheven. Van deze bevoegdheid heeft de gemeente [plaats X] gebruik gemaakt door in artikel 3 van de Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting Bedrijventerreinen 2014 (hierna: de Verordening) het volgende te bepalen:
“Onder de naam reclamebelasting wordt, binnen de in artikel 2 van deze verordening aangegeven gebieden, een directe belasting geheven ter zake van het hebben van een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg.”
Volgens vaste rechtspraak (Hoge Raad 30 maart 2007, nr. 42353, ECLI:NL:HR:2007:AX2154, BNB 2007/170) dient onder de term “openbare aankondigingen” te worden verstaan alle tot het publiek gerichte mededelingen welke erop zijn gericht de belangstelling van het publiek te trekken voor hetgeen wordt aangekondigd.
Belanghebbende stelt dat er in haar situatie geen sprake is van een openbare aankondiging in de zin van de Verordening en bovengenoemde uitspraak van de Hoge Raad. Het naambordje is niet bedoeld voor reclame, maar als aanwijzing voor postbezorgers. Er komen geen klanten naar de betreffende locatie, aangezien de daar gevestigde adviseurs naar de klanten toe gaan en de overige bordjes verwijzen naar webshops, tussenpersonen, houdermaatschappijen of vestigingsadressen. Verder stelt belanghebbende dat het bordje niet leesbaar is vanaf de openbare weg en dat er daarom geen sprake is van een belastbaar feit.
De afstand vanaf de openbare weg tot aan de plaats waar het bordje aan de voorgevel van het object [object] is bevestigd is 17 meter. De paal waarop het betreffende bordje is aangebracht is ter zitting meegebracht. Door de rechtbank is ter plaatse geconstateerd dat het bordje op een afstand van 17 meter niet leesbaar is.
Nu het bordje niet leesbaar is, kan er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake zijn van een tot het publiek gerichte mededeling welke erop is gericht de belangstelling van het publiek te trekken voor hetgeen wordt aangekondigd. Er is daardoor ook geen sprake van een belastbaar feit op grond van artikel 3 van de Verordening.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard en behoeven de overige grieven van belanghebbende geen behandeling.
De rechtbank vindt aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.224 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 244, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490, maal 1 wegens het aantal samenhangende zaken en een wegingsfactor 1). Overige kosten die op grond van het Besluit voor vergoeding in aanmerking komen zijn gesteld noch gebleken. Met betrekking tot de zaken 14/7487 en 14/7490 gaat de rechtbank ervan uit dat het twee samenhangende zaken zijn in de zin van artikel 3 van het Besluit en zal de rechtbank in ieder van deze zaken een proceskostenvergoeding toekennen van € 612 (€ 1.224 gedeeld door twee zaken waarin belanghebbende geheel of gedeeltelijk in het gelijk is gesteld).
Deze uitspraak is gedaan op 1 december 2015 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van
mr. J.A. Riemens, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.