Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-03-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:1279, BRE - 15 _ 7309
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-03-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:1279, BRE - 15 _ 7309
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 7 maart 2016
- Datum publicatie
- 14 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:1279
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:5282, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BRE - 15 _ 7309
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 15/7309
uitspraak van 23 maart 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats 1] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2013 met dagtekening 22 juli 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 53.098 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 13.151, aanslagnummer [aanslagnummer] .H.36.01 (hierna: de aanslag).
Vóór het opleggen van de aanslag is aan belanghebbende een mededeling, gedateerd 17 juli 2015, verzonden waarin staat dat de aanslag per abuis definitief is vastgesteld. Met dagtekening 15 augustus 2015 heeft de inspecteur aan belanghebbende een navorderingsaanslag IB opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 59.768 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 13.151, aanslagnummer [aanslagnummer] .H.37.01, (hierna de navorderingsaanslag) en bij gelijktijdige beschikking belastingrente van € 153 in rekening gebracht.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 23 oktober 2015 de navorderingsaanslag en beschikking belastingrente gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 10 november 2015, ontvangen bij de rechtbank op 12 november 2015, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2016 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] , verbonden aan [kantoor gemachtigde] te [plaats 2] , en namens de inspecteur, [inspecteur] .
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd aan de rechtbank en aan de inspecteur. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende werkt als dierenarts. Hij participeert met vijf andere maten in [de maatschap] te [plaats 3] .
De maten hebben in 2013 gezamenlijk een bedrag van € 40.517 in de maatschap geïnvesteerd. Belanghebbende heeft daarnaast een bedrag van € 56.515 geïnvesteerd in het buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen van de maatschap door middel van de aanschaf van een personenauto ten behoeve van de maatschap.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of de navorderingsaanslag, in het bijzonder de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (hierna: de KIA), tot de juiste hoogte is vastgesteld.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, in die zin dat de KIA naar zijn mening moet worden vastgesteld op € 15.470. De inspecteur beantwoord deze vraag eveneens ontkennend, in die zin dat er zijns inziens in de navorderingsaanslag een rekenfout is gemaakt, waardoor de KIA op € 10.085 moet worden vastgesteld en het belastbaar inkomen uit werk en woning op € 57.759.
Voor een uiteenzetting van de standpunten van partijen en hun conclusies verwijst de rechtbank naar de van hen afkomstige stukken en het proces-verbaal van het verhandelde op de zitting.