Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-03-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:1956, AWB - 14 _ 1060
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-03-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:1956, AWB - 14 _ 1060
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 25 maart 2016
- Datum publicatie
- 12 mei 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:1953
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 1060
Inhoudsindicatie
Crisisheffing conform de arresten van de Hoge Raad van 29 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:121 en ECLI:NL:HR:2016:124.
De crisisheffing is in relatieve en absolute zin niet dermate omvangrijk dat zij voor belanghebbende een individuele buitensporige last vormt.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 14/1060
Uitspraak van 25 maart 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft aangifte loonheffing gedaan over het tijdvak 1 maart 2013 tot en met 31 maart 2013. Het te betalen bedrag van € 317.182 bestond voor € 39.246 uit zogenaamde pseudo-eindheffing hoge lonen (crisisheffing). Belanghebbende heeft het aangegeven bedrag betaald: zij heeft op 25 april 2013 een bedrag van € 277.936 betaald en op 30 mei 2013 een bedrag van € 39.246.
Met dagtekening 30 mei 2013, door de inspecteur ontvangen op 31 mei 2013, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de door belanghebbende op aangifte als crisisheffing betaalde loonheffing. De inspecteur heeft bij uitspraak van 13 januari 2014 het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 20 februari 2014, ontvangen bij de rechtbank op 21 februari 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2015 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Amsterdam, vergezeld van [A], advocaat, en namens de inspecteur, [verweerder]. Voor het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting dat gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende, die samen met haar moedermaatschappij en zustermaatschappij een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting vormt, heeft werknemers in dienst die in 2012 een loon hebben genoten van meer dan € 150.000 per werknemer.
Belanghebbende heeft in 2012 aan drie werknemers een loon betaald van meer dan € 150.000, waarin begrepen een regulier loon, een bonus en een voordeel uit het verkrijgen van ‘restricted stock units’. In verband met de in 2012 genoten lonen van deze werknemers heeft belanghebbende op grond van artikel 32bd van de Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2013) over het tijdvak maart 2013 € 39.246 crisisheffing betaald. Daartegen richt zich het bezwaar en beroep.
Belanghebbende heeft over 2012 een totaal loon uit dienstbetrekking aangegeven van € 2.398.800, waarop € 950.344 aan loonheffingen is betaald.
Uit de aangiften vennootschapsbelasting van belanghebbende (jaar 2010) en van de fiscale eenheid waartoe belanghebbende behoort (jaren 2011-2014), blijkt onder meer het volgende:
Jaar |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
Winstreserves |
€ 15.560.832 |
€ 16.895.256 |
€ 19.417.837 |
€ 23.038.958 |
€ 24.593.667 |
Ondernemingsvermogen |
€ 23.057.109 |
€ 24.611.818 |
|||
Som bedrijfsopbrengsten |
€ 24.200.992 |
€ 33.318.872 |
€ 41.948.460 |
€ 27.604.654 |
€ 34.541.500 |
Af: lonen en salarissen Incl sociale lasten en pensioen |
€ 2.359.129 |
€ 2.300.777 |
€ 2.670.758 |
€ 3.880.670 |
€ 4.493.535 |
Af: overige kosten |
€ 19.057.671 |
€ 25.837.419 |
€ 31.927.722 |
€ 18.941.930 |
€ 25.492.249 |
Bij: saldo financiële baten en lasten |
€ 189.518 |
-€ 78.519 |
-€ 59.915 |
€ 105.758 |
€ 495.384 |
Resultaat |
€ 2.973.210 |
€ 5.102.157 |
€ 7.293.065 |
€ 4.887.812 |
€ 5.051.100 |
3 Geschil
In geschil is of belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag loonheffing heeft afgedragen. Meer in het bijzonder is in geschil of de crisisheffing in strijd is met het wettelijke systeem, met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EP EVRM) of met artikel 26 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (hierna: IVBPR) en artikel 14 van het EVRM.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en teruggaaf van € 39.246 loonheffing. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.