Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-04-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2212, BRE - 15 _ 6700
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-04-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2212, BRE - 15 _ 6700
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 13 april 2016
- Datum publicatie
- 27 mei 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:2212
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:360, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BRE - 15 _ 6700
Inhoudsindicatie
De echtgenote van belanghebbende is overleden. Belanghebbende en erflaatster waren getrouwd in gemeenschap van goederen en hielden samen alle aandelen in een B.V. Als gevolg van het overlijden is de waarde van de aandelen in de B.V. toegenomen en heeft de inspecteur op grond van artikel 13a SW de waardestijging van het aan belanghebbende krachtens de huwelijksgemeenschap toekomende aanmerkelijk belang in aanmerking genomen als een belaste verkrijging. In geschil is of hierop de BOF van toepassing is. De rechtbank is van oordeel dat de BOF niet van toepassing is nu niet aan de bezitseis wordt voldaan. De fictief verkregen aandelen hebben fiscaal niet tot het vermogen van erflaatster behoord. Beroep op vertrouwensbeginsel faalt. Beroep ongegrond.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 15/6700
uitspraak van 13 april 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 31 maart 2015 aan belanghebbende een aanslag erfbelasting opgelegd berekend naar een belaste verkrijging van € 83.941 (aanslagnummer: [aanslagnummer]).
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 augustus 2015 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belaste verkrijging van € 78.972.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 5 oktober 2015, ontvangen bij de rechtbank Oost-Brabant op 5 oktober 2015, beroep ingesteld. Deze rechtbank heeft het beroepschrift doorgestuurd naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2016 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], en namens de inspecteur, [verweerder]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift tegelijk met deze uitspraak is verzonden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
De echtgenote van belanghebbende is op [datum] 2012 overleden (erflaatster). Belanghebbende en erflaatster waren getrouwd in gemeenschap van goederen. Belanghebbende en erflaatster hielden samen – sinds 27 mei 2004 – alle aandelen in [A BV] ([A BV]). De aandelen kwalificeerden als een aanmerkelijk belang als bedoeld in afdeling 4.3, van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (Wet IB). Tot de nalatenschap van erflaatster behoorde de (onverdeelde) helft van de aandelen in [A BV]. Bij verdeling van de nalatenschap heeft belanghebbende 10% van de tot die nalatenschap behorende aandelen toebedeeld gekregen. Na de verdeling heeft belanghebbende daarmee (50% op basis van huwelijksvermogensrecht plus 10% van 50% door vererving, is) 55% van de aandelen in [A BV].
Erflaatster was ten tijde van haar overlijden in loondienst bij [A BV]. Belanghebbende ontving ten tijde van overlijden een pensioen uit [A BV].
Als gevolg van het overlijden van erflaatster zijn pensioen- en lijfrenteverplichtingen vrijgevallen. Door de vrijval is de waarde van de aandelen in [A BV] toegenomen.
Belanghebbende heeft aangifte erfbelasting gedaan. Daarbij is de helft van het aandelenbelang in [A BV] tot de nalatenschap gerekend. Bij de aanslag heeft de inspecteur de aangifte gecorrigeerd en op grond van artikel 13a Successiewet 1956 (SW) de in 2.3 bedoelde waardestijging van het aan belanghebbende krachtens de huwelijksgemeenschap toekomende aanmerkelijk belang in aanmerking genomen als belaste verkrijging (hierna: de fictieve verkrijging). Hierop heeft de inspecteur de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) niet toegepast. De BOF is wel – overeenkomstig de aangifte – toegepast ter zake van de erfrechtelijke verkrijging van de aandelen in [A BV].
3 Geschil
In geschil is of op de fictieve verkrijging de BOF van toepassing is. De toepassing van artikel 13a SW is niet in geschil.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot nihil. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.