Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-04-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2446, BRE - 15 _ 246
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-04-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2446, BRE - 15 _ 246
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 22 april 2016
- Datum publicatie
- 27 mei 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:2446
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:4747, Bekrachtiging/bevestiging
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2019:916, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BRE - 15 _ 246
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting; correctie inkoopkosten. Belanghebbende handelt in vlees. Tijdens een boekenonderzoek heeft de inspecteur valse inkoopfacturen ossenhaas aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende betrokken was bij het opmaken van de valse facturen. Om die reden kan niet worden uitgegaan van de juistheid van de op die facturen vermelde bedragen; belanghebbende heeft de inkoopkosten dus niet bewezen. De vereiste aangiften zijn niet gedaan. Belanghebbende is niet in de verzwaarde bewijslast geslaagd dat de inkoopkosten hoger zijn dan de door de inspecteur toegestane 50% van het geclaimde bedrag. De schatting van de inspecteur is niet onredelijk. De vergrijpboetes zijn terecht opgelegd, maar worden verminderd in verband met toepassing van de omkering van de bewijslast en overschrijding van de redelijke termijn.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 15/246 en BRE 15/247
uitspraak van 22 april 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2007 en 2008 navorderingsaanslagen (aanslagnummers: [aanslagnummer].H.77 en -H.87) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 176.697 in 2007 en een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 74.218 in 2008, alsmede bij beschikkingen boetes van € 33.874 over 2007 en € 7.434 over 2008. Tevens is bij beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 6 januari 2015 de navorderingsaanslagen verminderd tot aanslagen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 110.766 in 2007 en een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 58.628 in 2008, de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, en de boetes verminderd tot een van € 16.732 over 2007 en € 3.381 over 2008. Tevens is tweemaal een kostenvergoeding van € 486 toegekend.
Belanghebbende heeft daartegen bij brieven van 15 januari 2015, ontvangen bij fax door de rechtbank op 15 januari 2015, beroep ingesteld. Ter zake van de beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van tweemaal € 45.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2016 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] vergezeld van de partner van belanghebbende, [A], en namens de inspecteur, [verweerder]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift tegelijk met deze uitspraak is verzonden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende heeft in 2007 en 2008 – in de vorm van een eenmanszaak – een groothandel in vers en diepgevroren vlees geëxploiteerd. De handelsnaam van de onderneming is [eenmanszaak].
Belanghebbende heeft volgens haar administratie in 2007 10.748,20 kilo en in 2008 2126,40 kilo ossenhaas ingekocht van [B] ([B]). Tot de administratie behoren facturen die hierop betrekking hebben (hierna: de [B]-facturen). Volgens de [B]-facturen heeft belanghebbende in 2007 een prijs variërend tussen € 11,25 en € 12,50 per kilo voor de ossenhaas betaald.
Belanghebbende heeft aangiften IB/PVV over de jaren 2007 en 2008 gedaan. Hierbij heeft belanghebbende onder andere inkoopkosten ossenhaas van [B] in mindering gebracht ter hoogte van € 131.862 inclusief btw (€ 124.399 exclusief btw) in 2007 en € 36.724 inclusief btw (€ 34.646 exclusief btw) in 2008.
De inspecteur heeft de aanslagen IB/PVV 2007 en 2008 conform de aangiften opgelegd.
De inspecteur heeft een boekenonderzoek uitgevoerd bij belanghebbende dat zich richt op de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV over 2007 tot en met 2010 en de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken vallende in de periode 1 januari 2007 tot en met 31 december 2011.
De inspecteur heeft tijdens het boekenonderzoek de [B]-facturen in de administratie van belanghebbende aangetroffen. De inspecteur heeft op 20 november 2012 een gesprek gehad met belanghebbende, de partner van belanghebbende en de toenmalig gemachtigde van belanghebbende inzake die [B]-facturen. De ambtsedige verklaring van 21 november 2012 vermeldt het volgende over dat gesprek:“Men weet slechts de voornaam (“[C]”) van de eigenaar van “[B]”. Het betreft een man met hartproblemen van ongeveer 80 á 85 jaar oud. Men weet niet waar deze man woont, men is nooit bij hem langs geweest. [A] komt deze man “onderweg” tegen. Dat kan zijn bij een klant, maar ook zag hij [C] wel eens als een aantal vleeshandelaren samen ergens gingen eten. De laatste maanden is er geen contact meer geweest tussen [A] en [C].[C] verkoopt altijd restpartijen vlees. De overdracht gebeurt onderweg, ergens op een parkeerplaats worden de dozen van de ene auto in de andere overgeladen. Ook kwam het wel voor dat [C] de partij vlees thuis bij [A] kwam afleveren. Dat gebeurde in een busje zonder reclame-opschriften. De afspraak voor de aflevering wordt steeds tijdens een ontmoeting gemaakt, [A] heeft geen telefoonnummer van [C]. [A] heeft deze partijen vlees altijd te goeder trouw gekocht. De inkoopprijs is lager dan elders, hierdoor maakt hij meer winst en is hij meer belasting verschuldigd. De Belastingdienst kan hiermee toch alleen maar blij zijn ? [A] en [belanghebbende] hebben zich niet afgevraagd of de gegevens zoals die op de factuur vermeld staan wel juist zijn. Dat hebben ze nog nooit gedaan, ook niet bij andere leveranciers. Men is van mening dat zij die onderzoeksplicht niet hebben. Ze werken beiden 7 dagen per week, hun werk bestaat uit “inkopen leveren, inkopen leveren”, en niet uit het controleren of de gegevens van de leveranciers op diens facturen juist zijn.De gelijkenis van de lay out van de facturen van “[B]” met die van “[eenmanszaak]” is opvallend te noemen. Dit hebben [A] en [belanghebbende] echter nooit eerder gezien. Een afbeelding van een [logo] als achtergrond op de factuur van “[B]” toont veel gelijkenis met facturen van weer een andere vleeshandelaar. Hiervan weet [A] desgevraagd niets.Ondanks de hoge factuurbedragen worden alle facturen van “[B]” altijd contant betaald. Dat vindt [A] wel zo prettig, hij heeft altijd veel contant geld op zak. Hij heeft daarom ook nooit aan [C] gevraagd om per bank te mogen betalen.
Na telefonisch overleg met collega [D] hebben we [A] en [belanghebbende] in de gelegenheid gesteld om binnen 2 weken, derhalve uiterlijk 4 december, alsnog de volledige naam-, adres- en woonplaatsgegevens van “[C]” te overleggen. Indien men hiervan geen gebruik maakt, zullen alle facturen van “[B]” worden geweigerd als inkoop en zal de omzetbelasting die als voorbelasting in mindering werd gebracht, worden nageheven.”
De inspecteur heeft ter zake van de [B]-facturen bij brief van 27 maart 2013 aan belanghebbende onder andere het volgende opgemerkt:
“- Het op de factuur vermelde KvK nr. (…) komt niet voor in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Ook de naam [B] komt niet voor in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
- Het op de factuur vermelde bankrekeningnummer RABO: (…) bestaat niet.
- De Rabobank zegt (telefonische informatie: (…)) het bankrekeningnummer niet te kennen en het nummer ook in het verleden niet te hebben gebruikt.
- Het op de factuur vermelde telefoonnummer (…) is niet in gebruik.
- Op de facturen komt geen BTW-nummer van [B] voor.
- [B] komt in de gemeentelijke administratie niet voor op het adres [adres] te 5111 PB Baarle-Nassau; ook niet in het verleden. Bovendien is de postcode van dit adres [postcode] i.p.v. [postcode].
- Op het adres [adres] te [postcode] Baarle-Nassau is een geheel andere onderneming gevestigd die geen levering aan [eenmanszaak] heeft gedaan.
- De op de factuur van [B] voorkomende blauwe/rode rand komt tevens voor op de verkoopfacturen van [eenmanszaak] in de kleur zwart/bruin.
- In het jaar 2011 is de kasboeking op 18 augustus ten bedrage van € 10.646,74 niet in overeenstemming met het factuurbedrag ad € 10.707,59. Het op 14 juli 2011 in het kasboek vermelde factuurbedrag is € 10.107,59.
- De op de factuur van [B] voorkomende [logo] (rechtsonder) komt voor op inkoopfacturen van [E BV]; waar [eenmanszaak] ook vlees heeft ingekocht.
(…)”
De inspecteur heeft bij de navorderingsaanslagen IB/PVV 2007 en 2008 de gehele in aftrek genomen inkoopkosten ossenhaas van [B] gecorrigeerd. Hierbij heeft de inspecteur vergrijpboetes opgelegd van 50% van de nageheven IB/PVV.
In bezwaar komt tussen partijen vast te staan dat belanghebbende de in 2.2 vermelde hoeveelheden ossenhaas heeft ingekocht. De inspecteur heeft daarop 50% van de door belanghebbende geclaimde aftrekpost alsnog geaccepteerd en bij uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen, de beschikkingen heffingsrente en de boetes dienovereenkomstig verminderd.
3 Geschil
In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:
(1) heeft belanghebbende de vereiste aangiften IB/PVV 2007 en 2008 gedaan.
(2) tot welk bedrag heeft belanghebbende recht op aftrek ter zake van de door haar ingekochte ossenhaas.
(3) zijn de bestuurlijke boetes terecht en tot het juiste bedrag opgelegd.
(4) heeft belanghebbende recht op een immateriëleschadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
Belanghebbende beantwoordt de vragen (1) en (4) bevestigend, vraag (3) ontkennend en stelt ten aanzien van vraag (2) dat de in de aangiften opgenomen aftrekposten juist zijn. De inspecteur beantwoordt de vragen (1) en (4) ontkennend, vraag (3) bevestigend en stelt ten aanzien van vraag (2) dat een aftrekpost van 50% van de geclaimde aftrekposten een redelijke schatting is.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de navorderingsaanslagen alsmede de boetebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen maar alleen voor zover ze zien op de boetes en vermindering van de boetes.