Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-06-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3774, AWB - 14 _ 6916

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-06-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3774, AWB - 14 _ 6916

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
30 juni 2016
Datum publicatie
27 september 2016
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:3774
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 14 _ 6916

Inhoudsindicatie

Belanghebbende behaalt als zelfstandig distributeur inkomsten uit de in- en verkoop van parfums en cosmeticaproducten. Daarnaast behaalt ze provisies uit haar netwerk van sub distributeurs. De rechtbank gaat uit van één activiteit, die als bron van inkomen moet worden aangemerkt, te weten winst uit onderneming. De rechtbank verwerpt belanghebbendes stelling dat over de opbrengsten via de sub distributeurs geen OB is verschuldigd. Er is geen sprake van een pleitbaar standpunt, zodat de vergrijpboeten in stand blijven. Deze worden wel gematigd wegens de toepassing van de omkering van de bewijslast en de overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 14/6916 tot en met 14/6925

uitspraak van 30 juni 2016

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende onderstaande (navorderings)aanslagen en naheffingsaanslagen (hierna ook: de aanslagen) met heffingsrente en vergrijpboeten opgelegd:

Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV)

Procedure-

nummer

Betreft

Aanslagnummer

Belastbaar inkomen uit werk en woning

Vergrijpboete

Heffingsrente

14/6916

Navorderingsaanslag 2008

[aanslagnummer].H.87

€ 15.208

€ 272

€ 90

14/6918

Navorderingsaanslag 2009

[aanslagnummer].H.97

€ 25.790

€ 2.449

€ 580

14/6920

Aanslag 2010

[aanslagnummer].H.06

€ 21.231

€ 1.360

€ 219

14/6922

Aanslag 2011

[aanslagnummer].H.16.01

€ 28.320

€ 2.654

€ 304

Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW)

Procedure

nummer

Betreft

Aanslagnummer

Bijdrage ZVW

Heffingsrente

14/6917

Navorderingsaanslag 2008

[aanslagnummer].W.87

€ 284

€ 21

14/6919

Navorderingsaanslag 2009

[aanslagnummer].W.97

€ 725

€ 85

14/6921

Aanslag 2010

[aanslagnummer].W.06

€ 520

€ 41

14/6923

Aanslag 2011

[aanslagnummer].W.16.01.4

€ 1.024

€ 58

Omzetbelasting (hierna: OB)

Procedure-

nummer

Betreft

Aanslagnummer

Belasting

Heffingsrente

14/6924

Naheffingsaanslag 1-1-2008 t/m 31-12-2011

F01.1501

€ 2.465

€ 221

14/6925

Naheffingsaanslag 1-1-2012 t/m 31-12-2012

F01.2501

€ 485

€ 14

1.2.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 9 oktober 2014 voornoemde aanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 19 november 2014, door de rechtbank op dezelfde dag ontvangen, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van éénmaal € 45 (IB/PVV en ZVW) en éénmaal € 165 (OB). In afwijking van de ontvangstbevestigingen van de beroepschriften betreffende de onderscheidende zaaknummers de in 1.1 genoemde aanslagen.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2015 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van haar gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Baak, en namens de inspecteur, [verweerder]. Voor het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting dat op 15 september 2015 aan partijen is toegezonden.

1.7.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en belanghebbende in de gelegenheid gesteld nadere stukken in te dienen. Deze stukken zijn door de rechtbank op 11 december 2015 ontvangen en in afschrift verzonden aan de inspecteur. Van de inspecteur heeft de rechtbank op 26 januari 2016 nadere stukken ontvangen die in afschrift zijn verzonden aan belanghebbende. Partijen hebben vervolgens desgevraagd afgezien van een nadere zitting. De bij de door belanghebbende verleende toestemming gevoegde bijlage wordt door de rechtbank buiten beschouwing gelaten aangezien die buiten de procesorde is ingediend. Bij brief van 15 juni 2016 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en een uitspraak aangekondigd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende verricht sinds [datum] 2008 activiteiten voor [A BV] (hierna: [A BV]) in de vorm van een eenmanszaak. De activiteiten bestaan uit de in- en verkoop van producten (parfums en cosmetica) van [A BV] als zelfstandig distributeur. Daarnaast ontvangt belanghebbende provisies ter zake van sub distributeurs.

2.2.

[A BV] is een zogenoemde Multi-Level Marketingorganisatie (MLM); een zakenmodel waarbij diensten of producten verkocht worden door middel van een gelaagd systeem van vertegenwoordigers of distributeurs, die ook wel (verkoop)consultants genoemd worden. Medewerkers van [A BV] ontvangen commissie op basis van een puntenstelsel. Indien een medewerker iemand inschrijft voor haar team dan ontvangt die medewerker zogenoemde directe punten en indien een sub distributeur iemand inschrijft voor haar subteam dan ontvangt de medewerker zogenoemde indirecte punten. Binnen de [A BV] bestaan twee effectiviteitslevels: [level A] en de [level B]. Binnen deze twee levels bestaan ook onderverdelingen. De [level B] is een prestigieus, internationaal genootschap van Leaders die gerangschikt staan op het hoogste effectiviteitslevel in de hiërarchie van de [A BV]. Leden van de [level B] hebben privileges en extra financiële beloningen. Binnen de [level B] zijn verschillende eretitels te behalen, te weten (in oplopende volgorde): [C], [D], [E], [F] en [G]. Het level waarin een medewerker zit is afhankelijk van de behaalde punten binnen het gelaagd distributienetwerk. Het provisiepercentage van een medewerker stijgt naar mate het aantal punten binnen haar groep stijgt. Als voorwaarde voor ontvangst van de provisie wordt gesteld dat de medewerker in de betreffende maand zelf producten moet kopen die staan voor ten minste 34,42 punten. Per jaar moet een medewerker ten minste 104 punten behalen om lid te kunnen blijven van [A BV]. Bij aanvang van het lidmaatschap moet de medewerker voor € 51 een starterskit kopen, bestaande uit 160 monsters van producten van [A BV].

2.3.

Belanghebbendes netwerk bestond in de onderhavige jaren uit 21 levels met onder haar in totaal 1.649 zelfstandige sub distributeurs. In het netwerk was belanghebbende drie maal haar eigen sub distributeur. Dat is mogelijk omdat zij bij het behalen van het 21%-level een nieuw account kan aanmaken waardoor zij haar eigen sub distributeur wordt. Belanghebbende bevond zich sinds november 2008 in het effectiviteitslevel [C]. In de maanden november en december 2010 heeft belanghebbende behoord tot het level [D]. Belanghebbende ontving per maand gemiddeld € 1.500 aan provisies.

2.4.

Belanghebbende heeft de opbrengsten uit de activiteiten voor [A BV] niet aangegeven in haar aangiften IB/PVV. Medio 2010 heeft belanghebbende zich als ondernemer voor de OB aangemeld.

2.5.

Belanghebbende heeft de inspecteur bij brief van 16 april 2010, door de inspecteur ontvangen op 20 april 2010, meegedeeld dat zij de opbrengsten van een zelfstandige distributeur in de organisatie van de [A BV] niet ziet als een bron van inkomen en dat ze die dan ook niet in de aangiften IB/PVV zal opnemen. De inspecteur heeft daarop gereageerd met zijn brief van 4 juni 2010 en meegedeeld dat niet per definitie kan worden aangenomen dat de werkzaamheden die zijn verricht geen bron van inkomen zijn maar dat dit per individueel geval moet worden bekeken. Om zekerheid daarover te krijgen kon belanghebbende cijfermatige gegevens tot dan toe overleggen. Van deze mogelijkheid heeft belanghebbende geen gebruik gemaakt.

2.6.

Op 28 maart 2013 is bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld, waarvan op 21 november 2013 een rapport is opgemaakt. Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV over de jaren 2008 tot en met 2011 en de aangiften OB over de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012. In het rapport boekenonderzoek is geconcludeerd dat alle opbrengsten van [A BV] kwalificeren als winst uit onderneming. Naar aanleiding daarvan zijn aan belanghebbende de onder 1.1 genoemde aanslagen opgelegd met vergrijpboeten. In de (navorderings)aanslagen IB/PVV zijn de aangiften van belanghebbende als volgt gecorrigeerd (bedragen in €):

Inkomen uit werk en woning:

2008

2009

2010

2011

Aangegeven

12.633

11.170

10.709

10.182

Opbrengsten

11.305

24.851

23.982

28.362

-/- Kosten

8.730

10.231

12.025

7.750

+ Correctie

2.575

14.620

11.957

20.612

-/- MKB-winst-vrijstelling

1.435

2.474

Nieuw vastgesteld

15.208

25.790

21.231

28.320

3 Geschil

3.1.

In geschil is of het bezwaar tegen de aanslag ZVW 2011 ontvankelijk is en het antwoord op de vraag of de navorderingsaanslagen, aanslagen en naheffingsaanslagen, de heffingsrente en de vergrijpboeten terecht en tot juiste bedragen zijn opgelegd dan wel zijn vastgesteld. Daarbij is specifiek in geschil of de opbrengsten die belanghebbende geniet ter zake van de sub distributeurs terecht zijn belast in de IB/PVV (en ZVW) en de OB. Niet in geschil is dat de opbrengsten die belanghebbende als distributeur (verkoopster van producten van [A BV]) geniet belast zijn voor zowel de IB/PVV als de OB.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en, naar de rechtbank verstaat, vernietiging van de navorderingsaanslagen en naheffingsaanslagen en vermindering van de aanslagen tot aanslagen overeenkomstig de ingediende aangiften. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing