Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-01-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:201, 16/03629 tot en met 16/03638

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-01-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:201, 16/03629 tot en met 16/03638

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 januari 2018
Datum publicatie
9 februari 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:201
Formele relaties
Zaaknummer
16/03629 tot en met 16/03638

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is lid van een MultiLevelMarketingorganisatie. Zij behaalt - als zelfstandig distributeur van deze organisatie - inkomsten uit de verkoop van MLM-producten en ontvangt provisie op basis van een puntenstelsel, dat is gekoppeld aan inschrijving van nieuwe leden en inkopen van MLM-producten in de distributieketen. In geschil is of de provisies die belanghebbende geniet terecht zijn belast in de IB en OB. Het Hof is van oordeel dat voor de IB sprake is van een bron van inkomen, en dat de provisies belast zijn met omzetbelasting.

De (navorderings)aanslagen IB/PVV zijn niet te hoog vastgesteld. Het Hof acht de door de Rechtbank nader vastgestelde boeten in de omstandigheden van dit geval passend en geboden.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerken: 16/03629 tot en met 16/03638

Uitspraak op de hoger beroepen van

mevrouw [belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de in één geschrift verenigde uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 30 juni 2016, nummers BRE 14/6916 tot en met 14/6925 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de na te vermelden (navorderings) aanslagen en naheffingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente en vergrijpboeten..

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende onderstaande belastingaanslagen met

heffingsrente en vergrijpboeten opgelegd:

Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV)

Procedure-

nummer

Betreft

Aanslagnummer

Belastbaar inkomen uit werk en woning

Vergrijpboete

Heffingsrente

16/03629

Navorderingsaanslag 2008

[aanslagnummer] .H.87

€ 15.208

€ 272

€ 90

16/03631

Navorderingsaanslag 2009

[aanslagnummer] .H.97

€ 25.790

€ 2.449

€ 580

16/03633

Aanslag 2010

[aanslagnummer] .H.06

€ 21.231

€ 1.360

€ 219

16/03635

Aanslag 2011

[aanslagnummer] .H.16.01

€ 28.320

€ 2.654

€ 304

Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW)

Procedure

nummer

Betreft

Aanslagnummer

Bijdrage ZVW

Heffingsrente

16/03630

Navorderingsaanslag 2008

[aanslagnummer] .W.87

€ 284

€ 21

16/03632

Navorderingsaanslag 2009

[aanslagnummer] .W.97

€ 725

€ 85

16/03634

Aanslag 2010

[aanslagnummer] .W.06

€ 520

€ 41

16/03636

Aanslag 2011

[aanslagnummer] .W.16.01.4

€ 1.024

€ 58

Omzetbelasting (hierna: OB)

Procedure-

nummer

Betreft

Aanslagnummer

Belasting

Heffingsrente

16/03637

Naheffingsaanslag 1-1-2008 t/m 31-12-2011

F01.1501

€ 2.465

€ 221

16/03638

Naheffingsaanslag 1-1-2012 t/m 31-12-2012

F01.2501

€ 485

€ 14

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte

uitspraken, de aanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake

van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van éénmaal € 45 (IB/PVV en ZVW) en éénmaal € 165 (OB). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard voor zover het de boeten betreft die zijn opgelegd bij de (navorderings)aanslagen IB/PVV over de jaren 2008 tot en met 2011, de uitspraken op bezwaar vernietigd voor zover die de boete betreffen opgelegd bij de (navorderings)aanslagen IB/PVV over de jaren 2008 tot en met 2011, de boeten opgelegd bij de navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2008 tot en met 2011 verminderd tot respectievelijk € 250,

€ 1.980, € 990 en € 2.070, het beroep gegrond verklaard voor zover het de aanslag ZVW 2011 betreft, de uitspraak op bezwaar betreffende de aanslag ZVW 2011 vernietigd en het bezwaar tegen de aanslag ZVW 2011 niet-ontvankelijk verklaard, het beroep voor het overige ongegrond verklaard, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.860 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan deze vergoedt.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier een griffierecht geheven van € 251.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 6 september 2017 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van haar gemachtigde, mevrouw [A] verbonden aan [B] te [C] , alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [D] , de heren [E] , [F] en [G] .

1.7.

Belanghebbende en de Inspecteur hebben te dezer zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.8.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaken de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende verricht sinds 1 juni 2008 activiteiten voor [H] BV

(hierna: [H] ).

2.2.

[H] is een zogenoemde Multi-Level Marketingorganisatie (MLM); een zakenmodel waarbij diensten of producten verkocht worden door middel van een gelaagd systeem van vertegenwoordigers of distributeurs, die ook wel (verkoop)consultants of leden genoemd worden. [H] verkoopt haar producten uitsluitend aan haar leden. De producten worden door de leden ingekocht tegen een vastgestelde distributeursprijs. Leden van [H] ontvangen commissie op basis van een puntenstelsel. Indien een lid iemand inschrijft voor zijn team dan ontvangt dat lid zogenoemde directe punten. De verkrijging van directe punten neemt toe naarmate het lid meer inkoopklanten en subdistributeurs inschrijft, zij de inkoopklanten enthousiasmeert meer producten te kopen en zij de sudistributeurs enthousiasmeert meer producten af te zetten. Indien één van die subdistributeurs van het lid iemand inschrijft voor haar subteam dan ontvangt dat lid zogenoemde indirecte punten. De verkrijging van indirecte punten neemt toe naarmate de subdistributeurs meer inkoopklanten en subdistributeurs op het derde afzetniveau en volgende afzetniveaus inschrijven en deze inkoopklanten meer producten kopen en subdistributeurs meer producten afzetten. Binnen de [H] bestaan voor leden met een distributienetwerk twee effectiviteitslevels, die recht geven op een commissie: [J] en [K] . Die zijn vastgelegd in een Marketing Plan. Binnen deze twee levels bestaan ook onderverdelingen. [K] is een prestigieus, internationaal genootschap van Leaders die gerangschikt staan op het hoogste effectiviteitslevel in de hiërarchie van de [H] . Leden van [K] hebben privileges en extra financiële beloningen. Binnen [K] zijn verschillende eretitels te behalen, te weten (in oplopende volgorde): [L] , [M] , [N] , [O] en [P] . Het level waarin een lid zit is afhankelijk van de behaalde punten binnen het gelaagd distributienetwerk. Het provisiepercentage van een lid stijgt naar mate het aantal punten binnen haar groep stijgt. Als voorwaarde voor ontvangst van de provisie wordt gesteld dat het lid in de betreffende maand zelf producten moet kopen die staan voor ten minste 34,42 punten. Per jaar moet een lid ten minste 104 punten behalen om lid te kunnen blijven van [H] . Bij aanvang van het lidmaatschap moet het lid voor € 51 een starterskit kopen, bestaande uit 160 monsters van producten van [H] .

2.3.

Belanghebbendes activiteiten bestonden in de jaren 2008 tot en met 2011in het kader van haar lidmaatschap van [H] uit de in- en verkoop van producten (parfums en cosmetica) van [H] als zelfstandig distributeur. Daarnaast ontving belanghebbende – uit hoofde van haar directe en indirecte punten - provisies ter zake van inkoopklanten en sub- distributeurs. Haar distributienetwerk bestond in de onderhavige jaren uit 21 levels met onder haar in totaal 1.649 zelfstandige subdistributeurs. Belanghebbende bevond zich sinds november 2008 in het effectiviteitslevel [L] . In de maanden november en december 2010 heeft belanghebbende behoord tot het level [M] . Belanghebbende ontving per maand gemiddeld € 1.500 aan provisies. In dit bedrag is niet de omzet begrepen die belanghebbende genereerde met de verkoop van de [H-producten] . Over de omvang van die verkopen verschillen partijen van mening. Vast staat wel dat die ten minste € 3.018 op jaarbasis bedroeg (zie bijlage 17 bij de brief van 9 december 2015 van belanghebbende).

2.4.

Belanghebbende was, naast haar activiteiten voor [H] , tot augustus 2010 elders in loondienst, en genoot daarna een uitkering van het UWV. Belanghebbende heeft de opbrengsten uit de activiteiten voor [H] niet aangegeven in haar aangiften IB/PVV. Medio 2010 heeft belanghebbende zich als ondernemer voor de omzetbelasting aangemeld.

2.5.

Belanghebbende heeft de Inspecteur bij brief van 16 april 2010, door de Inspecteur ontvangen op 20 april 2010, meegedeeld dat zij de opbrengsten van een zelfstandige distributeur in de organisatie van de [H] niet ziet als een bron van inkomen en dat ze die dan ook niet in de aangiften IB/PVV zal opnemen. De Inspecteur heeft daarop gereageerd met zijn brief van 4 juni 2010 en meegedeeld dat niet per definitie kan worden aangenomen dat de werkzaamheden die zijn verricht geen bron van inkomen zijn maar dat dit per individueel geval moet worden bekeken. Om zekerheid daarover te krijgen kon belanghebbende cijfermatige gegevens tot dan toe overleggen. Van deze mogelijkheid heeft belanghebbende geen gebruik gemaakt.

2.6.

Op 28 maart 2013 is bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld, waarvan op 21 november 2013 een rapport is opgemaakt. Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV over de jaren 2008 tot en met 2011 en de aangiften OB over de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012. In het rapport boekenonderzoek is geconcludeerd dat alle opbrengsten van [H] kwalificeren als winst uit onderneming. Naar aanleiding daarvan zijn aan belanghebbende de onder 1.1 genoemde aanslagen opgelegd met vergrijpboeten. In de (navorderings)aanslagen IB/PVV zijn de aangiften van belanghebbende als volgt gecorrigeerd (bedragen in €):

Inkomen uit werk en woning:

2008

2009

2010

2011

Aangegeven

12.633

11.170

10.709

10.182

Opbrengsten

11.305

24.851

23.982

28.362

-/- Kosten

8.730

10.231

12.025

7.750

+ Correctie

2.575

14.620

11.957

20.612

-/- MKB-winst-vrijstelling

1.435

2.474

Nieuw vastgesteld

15.208

25.790

21.231

28.320

2.7.

Een afschrift van het rapport van het boekenonderzoek (hierna: het rapport) behoort tot de gedingstukken.

In het rapport is ten aanzien van de activiteiten van belanghebbende en de daarvoor gemaakte kosten op pagina 12 het volgende opgemerkt:

“Bij de beoordeling van het ondernemerschap hebben de volgende feiten meegewogen:

-

er is sprake van duurzaamheid gelet op het feit dat er al vijf jaren activiteiten worden ontplooid;

-

er is na het startjaar ieder jaar sprake van bruto baten van gemiddeld zo’n € 25.000. Er is daarom sprake van een winstverwachting;

-

er wordt geïnvesteerd in relatiebeheer door middel van lunches, diners, relatie- en prestatiegeschenken. Er zijn investeringen gedaan in computers, een beamer, communicatieapparatuur en een auto;

-

er is sprake van ondernemersrisico vanwege de kans op wisselende jaarlijkse winstsaldi;

-

er wordt reclame gemaakt door middel van het [H] logo/naam op haar auto, flyers, advertenties in weekbladen, internetsites en visitekaartjes;

-

er wordt veel tijd besteedt aan reizen voor bijeenkomsten, presentaties en relatiebeheer door middel van zakendiners en lunches door heel Nederland.”.

2.8.

Bij brief van 9 december 2015 heeft de gemachtigde van belanghebbende over de jaren 2008 tot en met 2011 een eigen herberekening van omzet (provisie en verkoopopbrengsten) en kosten van belanghebbendes [H] -activiteiten gemaakt op basis van de bankafschriften van belanghebbende. Volgens die eigen herberekening heeft belanghebbende het standpunt ingenomen dat zij in 2008 € 5.428 [H] -provisie heeft genoten, en dat zij volgens haar gegevens in dat jaar voor € 5.152 [H-producten] heeft verkocht.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is het antwoord op de volgende vraag:

Zijn de navorderingsaanslagen, aanslagen en naheffingsaanslagen, de heffingsrente en de vergrijpboeten terecht en tot juiste bedragen opgelegd dan wel vastgesteld. Bij het antwoord op deze vraag is specifiek in geschil of de provisies die belanghebbende geniet op basis van haar directe en indirecte punten terecht zijn belast in de IB/PVV (en ZVW) en de OB. Niet in geschil is dat de opbrengsten die belanghebbende als distributeur (verkoopster van producten van [H] ) geniet een bron van inkomen vormen en dus belast zijn voor zowel de IB/PVV als de omzetbelasting.

3.2.

Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende uitdrukkelijk afstand gedaan van het beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de aanslag ZVW over het jaar 2011. De stelling dat de Inspecteur de tijdens de zitting van de Rechtbank overgelegde stukken te laat heeft ingediend, heeft belanghebbende eveneens laten varen.

3.3.

Belanghebbende is van mening dat de in 3.1. vermelde vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.

3.4.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.5.

Belanghebbende concludeert, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank, tot vernietiging van de navorderingsaanslagen en naheffingsaanslagen en vermindering van de belastingaanslagen tot belastingaanslagen overeenkomstig de ingediende aangiften. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing