Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-07-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:5739, BRE - 15 _ 3677

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-07-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:5739, BRE - 15 _ 3677

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
29 juli 2016
Datum publicatie
23 december 2016
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:5739
Formele relaties
Zaaknummer
BRE - 15 _ 3677

Inhoudsindicatie

Zaaknummer BRE 15/3677

Naheffingsaanslag loonheffingen – dienstbetrekking?

In geschil is of Z en X tot belanghebbende in een privaatrechtelijke dienstbetrekking hebben gestaan tot belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat Z in dienstbetrekking was bij belanghebbende. Ter zake van X maakt de inspecteur niet aannemelijk dat sprake was van een gezagsverhouding.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 15/3677

uitspraak van 29 juli 2016

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag loonheffingen van € 60.727 met kenmerk [kenmerk] (de naheffingsaanslag) opgelegd, alsmede bij beschikkingen een vergrijpboete van € 24.290, een verzuimboete van € 2.460 en rente over 2012 van € 937.

1.2.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 29 april 2015 de naheffingsaanslag, de boetebeschikkingen en de rentebeschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen via fax van 28 mei 2015, op dezelfde dag ontvangen bij de rechtbank, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De inspecteur heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan belanghebbende.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2016 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] , en namens de inspecteur [inspecteurs] . Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met deze uitspraak aan partijen is verzonden.

1.6.

De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak op 29 juli 2016 aangekondigd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting, stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:

2.1.

Belanghebbende drijft sinds 2008 een onderneming, in de vorm van een eenmanszaak. De onderneming is op 5 juni 2008 ingeschreven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel, waarbij als bedrijfsactiviteit is vermeld: handelsbemiddeling gespecialiseerd in overige goederen. Belanghebbende heeft in verhoren bij de politie verklaard dat het een handelsonderneming betrof voor kweekmaterialen voor de hennepkweek. De onderneming is gevestigd op het adres [adres 1] . Voormeld adres was ook het woonadres van belanghebbende.

2.2.

In 2013 is belanghebbende met een nieuwe ondernemingsactiviteit, een siersmederij, gestart (hierna: de siersmederij). De siersmederij was gevestigd in een pand aan de [adres 2] . In het pand staat ook een brug voor de reparatie van auto’s. Belanghebbende heeft de inventaris van de smederij overgenomen uit de failliete boedel van een voormalige smederij in [plaats] . De eigenaar van die smederij was [X] ( [X] ).

2.3.

Op 25 november 2013 is door het Regionaal Hennepteam van de politie Zeeland-West-Brabant onder leiding van de Officier van Justitie een opsporingsonderzoek gestart onder de naam [Y] . Aanleiding voor het onderzoek was door de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) verstrekte informatie. Volgens de CIE werd een aantal keren per week op een woonwagenkamp aan de [adres woonwagenkamp] met vrachtwagens weedstekken afgeleverd.

2.4.

De politie heeft op 26 november en 5 december 2013 telefoongesprekken tussen belanghebbende en [Z] ( [Z] ) afgeluisterd en deze in (tap)verslagen verwerkt (bijlage 26 bij het verweerschrift). De politie heeft eveneens telefoongesprekken tussen belanghebbende en [X] afgeluisterd. Daarvan heeft de politie een samenvatting gemaakt (bijlage 25 bij het verweerschrift).

2.5.

Op 13 januari 2014 is belanghebbende gearresteerd als verdachte van handel in hennep en hennepstekken. Belanghebbende is op 13,14, 15 en 16 januari 2014 en 20 februari 2014 als verdachte door de politie verhoord. Van deze verhoren zijn processen-verbaal opgesteld (bijlage 27 bij het verweerschrift).

2.6.

De politie heeft ook [Z] als verdachte van handel in hennep en hennepstekken verhoord. Van deze verhoren op 13, 14, 15, 16 en 17 januari 2014 zijn processen-verbaal opgesteld (bijlage 27 bij het verweerschrift).

2.7.

Door tussenkomst van de Officier van Justitie heeft de Belastingdienst op 23 januari 2014 van de politie het op dat moment aanwezige strafdossier ter inzage gekregen. Dit strafdossier bestond uit diverse processen-verbaal die betrekking hebben op belanghebbende en [Z] , alsmede uitgewerkte tapverslagen.

2.8.

Op 13 februari 2014 hebben ambtenaren van de Belastingdienst een bedrijfsbezoek bij belanghebbende op de siersmederij afgelegd. De desbetreffende ambtenaren hebben toen onder meer gesproken met belanghebbende en [X] . Van dit bedrijfsbezoek en de aldaar gevoerde gesprekken hebben de ambtenaren op dezelfde dag een memo (bijlage 3 bij het verweerschrift) opgesteld.

2.9.

De inspecteur heeft bij brief van 14 februari 2014 het opleggen van de naheffingsaanslag aangekondigd. Volgens de inspecteur is hem uit de processen-verbaal, de uitgewerkte tapverslagen alsmede de op het bedrijfsbezoek gevoerde gesprekken gebleken dat er sprake was van een dienstbetrekking tussen belanghebbende als werkgever en de heren [Z] en [X] als werknemers. [Z] was naar het oordeel van de inspecteur werkzaam in de onderneming gevestigd aan de [adres 1] ; [X] in de siersmederij gevestigd aan de [adres 2] . De inspecteur heeft belanghebbende daarom als inhoudingsplichtige als bedoeld in artikel 6 van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) aangemerkt.

Het bedrag aan nageheven loonheffingen is als volgt samengesteld:

Tijdvak

Naam

Loonheffingen

01-01-2012 t/m 31-12-2012

[Z]

26.965

01-01-2013 t/m 31-12-2013

[Z] / [X]

33.762

Deze bedragen aan loonheffingen zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat [Z] van 1 januari 2012 t/m 31 december 2013 in dienstbetrekking was bij belanghebbende. Met betrekking tot [X] is uitgegaan van een dienstbetrekking voor een periode van 5,5 maanden in 2013. Deze periode is gebaseerd op de zesmaandenfictie van artikel 30a van de Wet LB.

Als grondslag voor de nageheven loonbelasting voor het jaar 2013 is met betrekking tot [Z] uitgegaan van € 15.732 en met betrekking tot [X] van € 7.210,50.

In voormelde brief heeft de inspecteur eveneens een vergrijpboete van 40% van de verschuldigde loonheffingen en een verzuimboete van € 2.460 op grond van artikel 67ca van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) aangekondigd.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of:

-

de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Awb heeft overgelegd;

-

de naheffingsaanslag terecht is opgelegd;

-

de vergrijpboete en de verzuimboete terecht zijn opgelegd;

-

sprake is van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel door de inspecteur.

Belanghebbende is van mening dat de laatste vraag bevestigend en de overige vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag, vergrijpboete en verzuimboete. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing