Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-09-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:5865, BRE - 15 _ 4717

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-09-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:5865, BRE - 15 _ 4717

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
22 september 2016
Datum publicatie
2 januari 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:5865
Formele relaties
Zaaknummer
BRE - 15 _ 4717
Relevante informatie
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 8, Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.25

Inhoudsindicatie

BRE 15/4717

Vennootschapsbelasting; artikel 8 Vpb en artikel 3.25 Wet IB 2000.

Belanghebbende is in 2009 een renteswap aangegaan. In 2012 wil belanghebbende de negatieve waarde van de renteswap ten laste van de belastbare winst brengen. Naar het oordeel van de rechtbank is het in strijd met goed koopmansgebruik om de negatieve waarde van de renteswap in 2009 in aftrek te brengen, nu die negatieve waarde wordt veroorzaakt door (hogere) toekomstige rentelasten. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 15/4717

uitspraak van 22 september 2016

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 20 december 2014 aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 227.566 (aanslagnummer: [aanslagnummer] ). Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 juni 2015 de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 10 juli 2015, ontvangen bij de rechtbank op 13 juli 2015, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2016 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigden] , en namens de inspecteur, [inspecteurs] . Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen is verzonden.

1.6.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende exploiteert een (glas)tuinbouwbedrijf en houdt zich bezig met het produceren van groenten.

2.2.

Belanghebbende heeft op 16 oktober 2009 een financiering afgesloten bij de Rabobank voor een totaalbedrag van € 3.945.000, bestaande uit de volgende leningen:
(1) Een geldlening met een hoofdsom van € 1.620.000, tegen 3 maands-euribor verhoogd met een 10 jaar vaste opslag van 1,8%, een looptijd van 128 maanden en een maandelijkse aflossingsverplichting van € 14.465 die op 1 juni 2010 aanvangt.
(2) Een geldlening met een hoofdsom van € 625.000, tegen een variabele rente van (op dat moment) 4,5%. De looptijd van de lening bedraagt 132 maanden. Er is een maandelijkse aflossingsverplichting van € 5.200 die op 1 juni 2010 aanvangt.
(3) Een geldlening met een hoofdsom van € 1.000.000, tegen 3 maands-euribor verhoogd met een 3 jaar vaste opslag van 2%, een looptijd van 368 maanden en een maandelijkse aflossingsverplichting van € 2.775 die op 1 juni 2010 aanvangt.
(4) Een kredietfaciliteit van € 700.000, tegen de Rabobank Basisrente van (op dat moment) 4,85% verhoogd met een opslag van (op dat moment) 1,6%. Het krediet is voor onbepaalde tijd verstrekt.

2.3.

Belanghebbende is op 24 november 2009 een renteswap aangegaan met de Rabobank. Belanghebbende heeft zich daarbij verplicht tot betaling van een vaste rente van 3,04% op jaarbasis aan de Rabobank in ruil voor betaling van een (nog vast te stellen) variabele rente (3 maands-euribor) door de Rabobank aan belanghebbende. Het nominale bedrag van de renteswap is variabel. Op 1 februari 2010 bedraagt het nominale bedrag € 810.000. De renteswap heeft een looptijd van zeven jaar, met als ingangsdatum 1 februari 2010 en als einddatum 1 februari 2017. Bij de laatste termijn bedraagt de nominale waarde waarover rente wordt betaald € 263.250. De afloop van het nominale bedrag is € 20.250 per 3 maanden.

2.4.

In een overzicht van de Rabobank van 24 april 2013 is de renteswap op 31 december 2012 gewaardeerd op een negatieve waarde van € 48.302,65.

2.5.

Belanghebbende heeft aangifte Vpb voor het jaar 2012 gedaan naar een belastbare winst, tevens belastbaar bedrag van € 179.263. Hierin heeft belanghebbende onder andere de negatieve waarde (€ 48.303) van de renteswap opgevoerd als een voorziening en ten laste van de belastbare winst gebracht.

2.6.

De inspecteur heeft het bedrag van € 48.303 gecorrigeerd en de onderhavige aanslag opgelegd. Gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag heeft de inspecteur bij beschikking € 1.002 aan belastingrente in rekening gebracht. Bij de uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.

2.7.

Eind 2014 heeft belanghebbende de renteswap afgekocht. Dienaangaande heeft belanghebbende een bedrag van € 24.050 voldaan aan de Rabobank.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de negatieve waarde van de renteswap ten laste van de belastbare winst in 2012 mag worden gebracht.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend.

3.3.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 179.263. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing