Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-12-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:7574, BRE - 15 _ 8090
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-12-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:7574, BRE - 15 _ 8090
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 1 december 2016
- Datum publicatie
- 20 januari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:7574
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2018:4232, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BRE - 15 _ 8090
- Relevante informatie
- Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 34
Inhoudsindicatie
BRE 15/8090 t/m 15/8094
Artikel 34 van de Invorderingswet 1990; inlenersaansprakelijkheid; Belanghebbende is als inlener aansprakelijk gesteld voor niet betaalde belastingschulden van vennootschappen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de ontvanger het zorgvuldigheidsbeginsel niet geschonden. Het handelen van de inspecteur kan niet worden toegerekend aan de ontvanger. Voorts oordeelt de rechtbank dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden door het hanteren van een doelmatigheidsmarge van € 500.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 15/8090 t/m 15/8094
uitspraak van 1 december 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
belanghebbende,
en
de ontvanger van de Belastingdienst,
de ontvanger.
1 Ontstaan en loop van het geding
De ontvanger heeft belanghebbende bij beschikkingen met dagtekening 23 oktober 2014 en 2, 9 en 16 december 2014 (kenmerken: [kenmerk 1] , [kenmerk 2] , [kenmerk 3] , [kenmerk 4] en [kenmerk 5] ) aansprakelijk gesteld op grond van artikel 34 van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW), artikel 60 van de Wet financiering sociale verzekeringen en premiebesluiten (hierna: Wfsv) en artikel 51 van de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw). Belanghebbende heeft hiertegen bezwaarschriften ingediend.
De ontvanger heeft bij uitspraken op bezwaar, met dagtekening 16 november 2015, de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft daartegen met dagtekening 17 december 2015, bij de rechtbank binnengekomen op 18 december 2015, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende eenmaal een griffierecht geheven van € 331. De ontvanger heeft in elke zaak een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2016 te Breda. Een overzicht van de verschenen personen en het verhandelde ter zitting is vastgelegd in een proces-verbaal dat gelijktijdig met deze uitspraak is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende drijft een uitzendbureau waarbij technische uitzendkrachten worden uitgeleend, voornamelijk aan aannemers in de infrastructuur en metaalbedrijven.
In de periode 2007 tot en met 2011 heeft belanghebbende medewerkers ingeleend van [A BV] te [vestigingsplaats 2] (hierna: [A BV] ), [B BV] te [vestigingsplaats 3] (hierna: [B BV] ), [C BV] te [vestigingsplaats 4] (hierna: [C BV] ), [D BV] te [vestigingsplaats 5] (hierna: [D BV] ), [E BV] te [vestigingsplaats 6] (hierna: [E BV] ), [F BV] te [vestigingsplaats 7] (hierna: [F BV] ), [G BV] te [vestigingsplaats 8] (hierna: [G BV] ) en [H BV] te [vestigingsplaats 9] (hierna: [H BV] ). Hierna worden deze vennootschappen samen (ook wel) aangeduid als: de vennootschappen.
De belastingdienst heeft in december 2012 en mei en juni 2013 boekenonderzoeken bij de vennootschappen ingesteld. Naar aanleiding van onder meer die onderzoeken zijn ten name van [A BV] , [B BV] , [C BV] , [D BV] , [E BV] , [F BV] , [G BV] en [H BV] naheffingsaanslagen loonheffingen en omzetbelasting opgelegd. Door de belastingdienst zijn controlerapporten opgesteld inzake de ingestelde boekenonderzoeken. Deze naheffingsaanslagen zijn niet (volledig) betaald.
Op 29 oktober 2013 is bij belanghebbende een onderzoek ingesteld naar de mogelijkheid om de inlenersaansprakelijkheid ingevolge artikel 34 van de IW dan wel de ketenaansprakelijkheid ingevolge artikel 35 van de IW toe te passen ten aanzien van de in 2.2 vermelde inleningen. Van dit onderzoek is met dagtekening 1 juli 2014 een rapport opgesteld.
Bij beschikking van 23 oktober 2014 met het kenmerk [kenmerk 1] (BRE 15/8094) is belanghebbende met toepassing van artikel 34 van de IW, artikel 60 van de Wfsv en artikel 51 van de Zvw aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 66.962 in verband met niet betaalde belastingschulden, te weten loonheffingen en omzetbelasting over het jaar 2009 van [B BV] , omzetbelasting 2008 van [B BV] , loonheffingen 2008 van [A BV] en [C BV] en loonheffingen 2009 van [E BV] .
Bij beschikking van 2 december 2014 met het kenmerk [kenmerk 2] (BRE 15/8092) is belanghebbende met toepassing van artikel 34 van de IW, artikel 60 van de Wfsv en artikel 51 van de Zvw aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 8.586 in verband met niet betaalde belastingschulden, te weten loonheffingen over het jaar 2010 van [F BV] en [G BV] en loonheffingen over het jaar 2009 van [F BV] .
Bij beschikking van 9 december 2014 met het kenmerk [kenmerk 3] (BRE 15/8090) is belanghebbende met toepassing van artikel 34 van de IW, artikel 60 van de Wfsv en artikel 51 van de Zvw aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 11.299 in verband met niet betaalde belastingschulden, te weten loonheffingen en omzetbelasting over het jaar 2007 van [H BV] .
Bij beschikking van 9 december 2014 met het kenmerk [kenmerk 4] (BRE 15/8093) is belanghebbende met toepassing van artikel 34 van de IW, artikel 60 van de Wfsv en artikel 51 van de Zvw aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 61.888 in verband met niet betaalde belastingschulden, te weten loonheffingen en omzetbelasting over het jaar 2007 van [D BV] .
Bij beschikking van 16 december 2014 met het kenmerk [kenmerk 5] (BRE 15/8091) is belanghebbende met toepassing van artikel 34 van de IW, artikel 60 van de Wfsv en artikel 51 van de Zvw aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 13.069 in verband met niet betaalde belastingschulden, te weten loonheffingen over het jaar 2008 van [A BV] .
Hierna worden de in 2.5.1 tot en met 2.5.5 genoemde beschikkingen gezamenlijk (ook wel) aangeduid als: de beschikkingen.
Bij brief van 17 februari 2016 heeft de ontvanger naar aanleiding van door belanghebbende overgelegde identiteitsbewijzen aangegeven dat de beschikking onder 2.5.1 verminderd zal worden tot € 65.648, de beschikking onder 2.5.4 tot € 61.151 en de beschikking onder 2.5.5 tot € 13.041.
De ontvanger heeft alleen bij niet-betaalde bedragen per inlener vanaf € 500 de inleners aangesproken.
3 Geschil
In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:
-
is het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden?
-
heeft de ontvanger het gelijkheidsbeginsel geschonden door het hanteren van de in 2.7 vermelde doelmatigheidsmarge?
Belanghebbende beantwoordt de vragen bevestigend en de ontvanger ontkennend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de beschikkingen. De ontvanger concludeert tot handhaving van de beschikkingen onder 2.5.2 en 2.5.3 en tot vermindering van de bedragen waarvoor belanghebbende bij de overige beschikkingen aansprakelijk is gesteld zoals weergegeven onder 2.6 hiervoor.