Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-11-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:7768, AWB - 14 _ 2400
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-11-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:7768, AWB - 14 _ 2400
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 22 november 2016
- Datum publicatie
- 14 december 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:7768
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 2400
Inhoudsindicatie
Artikel 10:3, derde lid, Awb
Ontvanger schendt art. 10:3, derde lid, van de Awb. De ontvanger moet het bezwaar opnieuw behandelen en opnieuw uitspraak op bezwaar doen.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 14/2400
uitspraak van 22 november 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de ontvanger van de Belastingdienst,
de ontvanger.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de ontvanger van 3 maart 2014 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking aansprakelijkstelling ( [kenmerk] ).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2016 te Breda. Een proces-verbaal van het verhandelde ter zitting, inclusief een overzicht van de aanwezigen, is op 19 februari 2016 aan partijen verzonden.
Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven.
1 Beoordeling van het geschil
Partijen zijn het erover eens dat de feiten in de onderhavige procedure zodanig vergelijkbaar zijn met de feiten die ten grondslag liggen aan de beslissing van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 27 juni 2016 (ECLI:NL:GHSHE:2016:2687) dat daaraan dezelfde gevolgtrekking moet worden verbonden. De rechtbank volgt partijen daarin. Dit brengt mee dat de beslissing op bezwaar onbevoegd is genomen en dat deze moet worden vernietigd. De ontvanger zal het bezwaar opnieuw moeten behandelen en vervolgens opnieuw uitspraak op bezwaar moeten doen.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
2 Proceskosten, schadevergoeding
Belanghebbende heeft zelf het bezwaar- en het beroepschrift ingediend. Bij brief van 9 januari 2014 heeft hij gevraagd om integrale vergoeding van kosten. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om af te wijken van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). Het Besluit kent een limitatieve opsomming van de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De door belanghebbende opgevoerde kosten kunnen niet op grond van het Besluit worden vergoed, behoudens de verletkosten van € 250 voor het bijwonen van de zitting. Nu de ontvanger daar niets tegen heeft ingebracht, zal de rechtbank die vergoeding toekennen. Voor vergoeding van kosten in bezwaar is sowieso nog geen plaats, omdat sprake is van terugwijzing voor behandeling in bezwaar en er derhalve (nog) geen sprake van is dat de beschikking aansprakelijkstelling (gedeeltelijk) wordt herroepen wegens aan de ontvanger te wijten onrechtmatig handelen.
Voor de door belanghebbende verzochte vergoeding van geleden schade vindt de rechtbank geen aanleiding reeds omdat hij niet voldoende concreet aangeeft waaruit deze schade bestaat en wat het verband is met de onderhavige uitspraak op bezwaar.
3 Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
-
draagt de ontvanger op om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen;
- -
-
wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt de ontvanger in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 250;
- gelast dat de ontvanger het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 22 november 2016 door mr. C.A.F.M. Stassen, voorzitter, mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. M.R.T. Pauwels, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.H.M. van Ooijen, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.