Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-11-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:7950, AWB - 15 _ 6033
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-11-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:7950, AWB - 15 _ 6033
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 30 november 2016
- Datum publicatie
- 20 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:7950
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2018:2190, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 6033
Inhoudsindicatie
Voor deze uitspraak is momenteel geen samenvatting beschikbaar. Deze uitspraak is op verzoek openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 15/6033, 15/6035 en 15/6036
Uitspraak van 30 november 2016
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over de jaren 2009 tot en met 2011 de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) ambtshalve opgelegd berekend naar de volgende belastbare bedragen uit werk en woning en sparen en beleggen, alsmede in dezelfde geschriften de volgende bedragen aan verzuimboeten opgelegd en de volgende bedragen heffingsrente aan belanghebbende in rekening gebracht:
zaaknr. |
aanslag IB/PVV |
d.d. |
box 1 (winst uit onderneming) |
box 3 |
verzuimboeten |
heffingsrente |
15/6033 |
2009 |
2-nov-11 |
€ 700.000 |
€ 16.072 |
€ 4.920 |
€ 14.913 |
15/6035 |
2010 |
12-sep-12 |
€ 1.000.000 |
€ 1.661 |
€ 4.920 |
€ 17.946 |
15/6036 |
2011 |
21-mei-14 |
€ 1.000.000 |
- |
€ 4.920 |
€ 27.101 |
De hiertegen gerichte bezwaarschriften zijn op 26 mei 2014 bij de Belastingdienst binnengekomen.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 29 juli 2015 de bezwaren gericht tegen de aanslagen IB/PVV over de jaren 2009 en 2010 niet-ontvankelijk verklaard. De inspecteur heeft de bezwaren tevens opgevat als verzoeken tot ambtshalve vermindering. Bij besluiten van eveneens 29 juli 2015 heeft de inspecteur beide verzoeken afgewezen.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 augustus 2015 het bezwaar gericht tegen de aanslag IB/PVV over het jaar 2011 gegrond verklaard en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 854.495 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 12.196 en de aan belanghebbende in rekening gebrachte heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de onder 1.3. genoemde uitspraken op bezwaar per faxbericht van 7 september 2015 beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende eenmaal griffierecht geheven van € 45.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2016 te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, bijgestaan door zijn echtgenote en vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde] , verbonden aan [kantoor] te Amsterdam, vergezeld van de boekhouder van belanghebbende, [boekhouder] , en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] . Een afschrift van het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting is gelijktijdig met een afschrift van deze uitspraak aan partijen verzonden.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een mondelinge uitspraak aangekondigd. Bij brief van 2 november 2016 heeft de rechtbank partijen medegedeeld dat in plaats van een mondelinge uitspraak een schriftelijke uitspraak wordt gedaan.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende exploiteerde vanaf 1 oktober 1991 tot 30 september 2011 een coffeeshop in [woonplaats] in de vorm van een eenmanszaak, handelend onder de naam “ [de coffeeshop] ” (hierna: de coffeeshop).
Hoewel daartoe te zijn uitgenodigd, herinnerd en aangemaand heeft belanghebbende geen aangiften IB/PVV over de jaren 2009 tot en met 2011 gedaan.
Met dagtekening 5 oktober 2011 (2009), 13 juli 2012 (2010) en 14 februari 2014 (2011) heeft de inspecteur belanghebbende medegedeeld dat de aanslagen IB/PVV over de betreffende jaren ambtshalve aan belanghebbende zullen worden opgelegd en dat gelijktijdig voor elk van de onderhavige jaren verzuimboeten ingevolge artikel 67a van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (hierna: AWR) zullen worden opgelegd.
De inspecteur heeft vervolgens de onderhavige aanslagen IB/PVV over de jaren 2009 tot en met 2011 (zie 1.1.) ambtshalve opgelegd. In dezelfde geschriften zijn telkens verzuimboeten opgelegd en bedragen aan heffingsrente aan belanghebbende in rekening gebracht.
De inspecteur heeft belanghebbende bij e-mail van 20 mei 2014 het volgende gemeld:
“Op grond van artikel 17 van het Besluit fiscaal bestuursrecht van 18 december 2009 (…) is het in principe mogelijk om aanslagen inkomstenbelasting ambtshalve te herzien.
(…)
Uit deze regels kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
- (…)
- zolang er geen aangiften inkomstenbelasting betreffende de jaren 2009 tot en met 2011 worden verstrekt, kunnen deze jaren eveneens niet ambtshalve worden verminderd.
Graag verneem ik daarom van u of u voor 24 mei aanstaande (…) aangifte inkomstenbelasting voor de jaren 2009 tot en met 2011 kunt doen (…).”
Met dagtekening 26 mei 2014 heeft belanghebbende aangiften IB/PVV ingediend over de jaren 2009 tot en met 2011 naar de volgende belastbare inkomens:
jaar |
box 1 |
box 3 |
2009 |
€ 547.382 |
€ 26.659 |
2010 |
€ 791.685 |
€ 6.427 |
2011 |
€ 594.712 |
€ 12.196 |
De inspecteur heeft deze aangiften aangemerkt als bezwaarschriften. Naar aanleiding van de bezwaarschriften heeft de inspecteur op 21 januari 2015 een boekenonderzoek (hierna: het onderzoek) bij belanghebbende ingesteld. Doel van het onderzoek was feiten en gegevens te verzamelen ten behoeve van de beoordeling van de ingediende bezwaarschriften. In het naar aanleiding hiervan opgesteld rapport is onder meer het volgende opgenomen:
“Gebeld met de voormalige adviseur [adviseur] en gevraagd naar ontbrekende administratie (…)
Gevraagd hoe hij de omzet heeft bepaald. [adviseur] verklaart dat hij maandelijks overzichten uit het kassasysteem kreeg aangeleverd. De omzet heeft hij dus met maandbedragen in de financiele administratie geboekt. (…)
Ik vraag hoe [adviseur] de inkopen heeft bepaald. [adviseur] verklaart dat dit niet aan de hand van primaire bescheiden is gegaan maar op basis van de formule 60% x verkopen = inkopen. In overleg met [belanghebbende] geen 50% gehanteerd. Dit omdat men i.v.m. concurrentie geen brutowinstpercentage van 100% van de inkopen haalt. (…)”
Het onderzoeksrapport vermeldt dat, uitgaande van de door belanghebbende aangegeven bedragen, de aanwezige kassa-overzichten en een gehanteerde brutowinstpercentage van 100%, het belastbaar inkomen uit werk en woning voor de jaren 2009 tot en met 2011 dient uit te komen op respectievelijk € 709.013, € 1.014.831 en
€ 854.495.
Op 14 juli 2015 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden.
Belanghebbende heeft een tegenonderzoek laten uitvoeren door [A] (hierna: het tegenonderzoek). De conclusie uit het tegenonderzoek is dat de inspecteur van onjuiste inkoopprijzen van softdrugs is uitgegaan, dat bij het bepalen van de winst uit onderneming dient te worden uitgegaan van een brutowinstpercentage van 89% in plaats van 100% en dat de belastbare winst uit onderneming dientengevolge te hoog is vastgesteld. Volgens de conclusie van het tegenonderzoek dienen correcties van de belastbare inkomsten uit werk en woning over de jaren 2009 tot en met 2011 plaats te vinden van respectievelijk
€ 50.170, € 70.445 en € 78.981.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil of de bezwaren gericht tegen de aanslagen IB/PVV over de jaren 2009 en 2010 en de daarbij behorende beschikkingen terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. Voorts is in geschil – voor zover de bezwaren ontvankelijk zijn – of de aanslagen IB/PVV over de jaren 2009 tot en met 2011 tot te hoge bedragen zijn vastgesteld en of de boetebeschikkingen terecht zijn opgelegd en passend en geboden zijn.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, voor de beroepen met procedurenummers 15/6033 (2009) en 15/6035 (2010) tot ontvankelijkheidverklaring van de bezwaren en tot terugwijzing van deze zaken naar de inspecteur en voor het beroep met procedurenummer 15/6036 (2011) tot vermindering van de aanslag IB/PVV over het jaar 2011 tot een bedrag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 784.992 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 12.196, tot vernietiging dan wel tot matiging van de boete en tot vermindering van de in rekening gebrachte heffingsrente.
De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.