Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-12-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:8471, AWB - 13 _ 5855

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-12-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:8471, AWB - 13 _ 5855

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
6 december 2016
Datum publicatie
2 februari 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:8471
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 13 _ 5855
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 11, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 16, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 27e

Inhoudsindicatie

Art. 11, 16 en 27e AWR; Wet IB 2001

Conversie aanslag tot navorderingsaanslag is mogelijk omdat sprake is van kwade trouw die navordering rechtvaardigt. Belanghebbende heeft informatie over zijn inkomsten onthouden en daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat geen belasting zou worden geheven.

Geen omkering en verzwaring van de bewijslast. Nu belanghebbende ontkent te zijn uitgenodigd tot het doen van aangifte, kon de inspecteur niet volstaan met enkel de aanmaningen als bewijs aan te dragen dat belanghebbende is uitgenodigd tot het doen van aangifte en terecht is beboet voor het niet doen van aangifte.

Met toepassing van de normale regels omtrent bewijslastverdeling blijven de diverse correcties in stand. De verzuimboeten zijn vernietigd.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 13/5855, 13/5856 en 13/5857

Uitspraken van 6 december 2016

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2007, 2008 en 2009 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd. Bij gelijktijdige beschikkingen heeft de inspecteur heffingsrente in rekening gebracht en bij de aanslagen 2008 en 2009 tevens verzuimboeten opgelegd.

1.2.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 24 september 2013 de aanslagen en de beschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 28 oktober 2013, ontvangen bij de rechtbank op 29 oktober 2013, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vóór de in 1.5 genoemde zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2014 te Breda. Voor een overzicht van de aldaar verschenen en gehoorde personen, de behandelde beroepen en het ter zitting verhandelde verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting. Een afschrift van het proces-verbaal van de zitting is op 23 juli 2014 aan partijen verzonden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en heeft bepaald dat het vooronderzoek zal worden hervat.

1.6.

Bij brief van 5 maart 2015 heeft de inspecteur de rechtbank bericht dat zijn compromisvoorstel door belanghebbende is afgewezen.

1.7.

De geheimhoudingskamer van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft op 7 januari 2016 tussenuitspraak gedaan in de zaak aldaar bekend onder kenmerk 13/00311 ten name van [B BV]

1.8.

Bij brief van 9 februari 2016, na daartoe bij brief van 12 januari 2016 door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft de inspecteur op de tussenuitspraak gereageerd. Belanghebbende heeft, na daartoe bij brief van 12 februari 2016 door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, bij brief van 19 april 2016 gereageerd. Bij brieven van 4 mei 2016 en 31 augustus 2016 heeft de inspecteur nadere stukken ingediend. Alle stukken zijn telkens in afschrift aan de wederpartij verstrekt.

1.9.

Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2016 te Breda. Voor een overzicht van de aldaar verschenen en gehoorde personen, de behandelde beroepen en het ter zitting verhandelde verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting. Een afschrift van het proces-verbaal van de zitting is op 26 oktober 2016 aan partijen verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is enig bestuurder van [de stichting] . [de stichting] is in het bezit van de juridische eigendom van de aandelen van [de Holding] (hierna: de Holding). Belanghebbende heeft de economische eigendom van die aandelen. De Holding houdt op haar beurt alle aandelen in: [A BV] (hierna: [A BV] ), [B BV] (hierna: [B BV] ) en [C BV] (hierna: [C BV] ) (hierna ook: de vennootschappen).

2.2.

Belanghebbende heeft gedurende de betreffende jaren werkzaamheden verricht voor de vennootschappen. Belanghebbende had in de onderhavige jaren de beschikking over een woonruimte in het bedrijvenhotel van [B BV] . Hij betaalde hiervoor geen vergoeding. Aan belanghebbende stonden in de betreffende jaren auto’s ter beschikking voor privégebruik. Ook hiervoor betaalde hij geen vergoeding. Belanghebbende is en was in de onderhavige jaren gehuwd onder huwelijkse voorwaarden en met uitsluiting van gemeenschap. Belanghebbende was in de onderhavige jaren woonachtig in Nederland; zijn echtgenote in België.

2.3.

De vennootschappen houden zich bezig met de handel in gebruikte auto’s. Daarnaast houdt [B BV] zich bezig met de handel in onroerende zaken en de verhuur van de onroerende zaak gelegen aan [adres] te [plaats] en [C BV] met de handel in auto-onderdelen.

2.4.

Bij brief van 8 februari 2010 heeft de inspecteur bij belanghebbende en de vennootschappen een boekenonderzoek aangekondigd. Het onderzoek is feitelijk in april 2010 gestart, waarbij onder andere de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting van de vennootschappen en inkomstenbelasting van belanghebbende is onderzocht. Bij de aankondiging van het onderzoek was vermeld dat het zou gaan om de ib/pvv voor het jaar 2005. Feitelijk is onderzoek gedaan naar het inkomen van belanghebbende in de jaren 2006 tot en met 2009.

2.5.

Bij brief van 28 juli 2010 zijn de bevindingen van het boekenonderzoek aan belanghebbende meegedeeld. Er is een conceptrapport opgemaakt met als datum 30 september 2011. Het definitieve controlerapport is opgemaakt op 19 maart 2012.

2.6.

Belanghebbende heeft geen aangiften ib/pvv ingediend voor de onderhavige jaren. De inspecteur heeft ambtshalve aanslagen opgelegd, gebaseerd op de bevindingen van voornoemde boekenonderzoeken.

2007

2008

2009

Loon uit dienstbetrekking:

voordeel vrij wonen

€ 9.000

€ 9.000

€ 9.000

privé gebruik auto

€ 12.500

€ 12.500

€ 12.500

Gebruikelijk loon 12a Wet LB

€ 26.500

€ 27.500

€ 27.500

Totaal

€ 48.000

€ 49.000

€ 49.000

Row: rente tbs-vordering

€ 10.604

€ 12.379

€ 13.644

box 1

€ 58.604

€ 61.379

€ 62.644

uitdelingen:

[A BV]

€ 10.000

€ 45.000

€ 25.000

[B BV]

€ 6.031

€ 44.288

€ 250.000

[C BV]

€ 13.090

€ 0

€ 62.451

box 2

€ 29.121

€ 89.288

€ 337.451

2.7.

Bij de aanslagen 2008 en 2009 is voor ieder jaar een verzuimboete van € 226 opgelegd wegens het niet doen van aangifte.

2.8.

Aan [B BV] is ook een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd over 2006. Daarover wordt thans (in hoger beroep) geprocedeerd bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch. De geheimhoudingskamer van dat Hof heeft in een tussenuitspraak onder meer geoordeeld dat de inspecteur gegevens van een koper die volgens het HSB-bestand een auto in 2006 had gekocht, openbaar moest maken. Naar aanleiding van deze tussenuitspraak heeft de inspecteur in de onderhavige zaak alsnog nadere gegevens verstrekt van enkele auto’s die volgens het HSB-b in 2007 zijn verkocht.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de aanslagen en beschikkingen tot te hoge bedragen zijn vastgesteld.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar de processen-verbaal van de zittingen.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen en vernietiging van de uitspraken op bezwaar, de aanslagen en de beschikkingen.

De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de aanslagen en beschikkingen heffingsrente, verminderingen van de aanslagen met de correctie ‘voordeel vrij wonen’, dienovereenkomstige vermindering van de beschikkingen heffingsrente en handhaving van de boeten.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing