Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-12-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:8473, AWB - 13 _ 4224

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-12-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:8473, AWB - 13 _ 4224

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
6 december 2016
Datum publicatie
2 februari 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:8473
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 13 _ 4224

Inhoudsindicatie

Wet OB 1968

Aanvang fiscale eenheid voor de omzetbelasting en de tenaamstelling van de naheffingsaanslag. Omkering van bewijslast. Vergrijpboete. Immateriële schadevergoeding.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 13/4224 en 13/4225

Uitspraak van 6 december 2016

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd over de tijdvakken 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009 (aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.9501) en 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 (aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.0501). Bij gelijktijdige beschikkingen heeft de inspecteur boeten opgelegd en heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 5 juli 2013 de naheffingsaanslagen en beschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 5 augustus 2013, ontvangen bij de rechtbank op 6 augustus 2013, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vóór de in 1.5 genoemde zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2014 te Breda. Voor een overzicht van de aldaar verschenen en gehoorde personen, de behandelde beroepen en het ter zitting verhandelde verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting. Een afschrift van het proces-verbaal van de zitting is op 23 juli 2014 aan partijen verzonden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en heeft bepaald dat het vooronderzoek zal worden hervat.

1.6.

Bij brief van 5 maart 2015 heeft de inspecteur de rechtbank bericht dat zijn compromisvoorstel door belanghebbende is afgewezen.

1.7.

De geheimhoudingskamer van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft op 7 januari 2016 tussenuitspraak gedaan in de zaak aldaar bekend onder kenmerk 13/00311 ten name van [B BV]

1.8.

Bij brief van 9 februari 2016, na daartoe bij brief van 12 januari 2016 door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft de inspecteur op de tussenuitspraak gereageerd. Belanghebbende heeft, na daartoe bij brieven van 12 februari 2016 en 4 april 2016 door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, op 19 april 2016 gereageerd. Bij brieven van 4 mei 2016 en 31 augustus 2016 heeft de inspecteur nadere stukken ingediend. Alle stukken zijn telkens in afschrift aan de wederpartij verstrekt.

1.9.

Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2016 te Breda. Voor een overzicht van de aldaar verschenen en gehoorde personen, de behandelde beroepen en het ter zitting verhandelde verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting. Een afschrift van het proces-verbaal van de zitting is op 26 oktober 2016 aan partijen verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

[persoon A] (hierna: [persoon A] ) is enig bestuurder van [de stichting] . [de stichting] is in het bezit van de juridische eigendom van de aandelen van [de Holding] (hierna: de Holding). [persoon A] heeft de economische eigendom van die aandelen. De Holding houdt op haar beurt alle aandelen in belanghebbende, in [A BV] (hierna: [A BV] ) en in [B BV] (hierna: [B BV] ) (hierna ook: de vennootschappen). De administratie van de vennootschappen wordt gevoerd door [persoon B] (hierna: [persoon B] ).

2.2.

Belanghebbende is ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) en houdt zich evenals [A BV] bezig met de handel in gebruikte auto’s en auto-onderdelen. Voor de omzetbelasting doet belanghebbende aangifte per kwartaal. Over de jaren 2007 tot en met het 3e kwartaal van 2008 en over het 2e en 4e kwartaal van 2009 zijn door belanghebbende nihilaangiften ingediend. Over het 4e kwartaal van 2008 en het 1e en 3e kwartaal van 2009 is door belanghebbende omzet belast tegen het nultarief (intracommunautaire prestaties) aangegeven en is aftrek van voorbelasting geclaimd.

2.3.

Op 28 december 2009 heeft de inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende aangekondigd. Het onderzoek is op 29 januari 2010 gestart. Beoordeeld is onder meer of de aangiften omzetbelasting van belanghebbende over 2007 tot en met 2009 in overeenstemming waren met de administratie van belanghebbende. Daarbij is onderzocht of de auto’s, die in het bestand van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna: de RDW) voor de houderschapsbelasting op naam van belanghebbende hebben gestaan, ook in de administratie van belanghebbende waren verantwoord. De controleur heeft een Excel-overzicht gemaakt van de auto’s met RDW-registratienummer, kenteken, koop- en verkoopdata en specificatie (hierna: het HSB-bestand). Dat overzicht behoort tot de gedingstukken.

2.4.

Het boekenonderzoek heeft geleid tot de volgende correcties:

- de omzetbelasting die verschuldigd is volgens de administratie van belanghebbende, welke omzetbelasting niet is aangegeven en niet is voldaan;

- extra in- en verkopen van auto’s op basis van het HSB-bestand, wat heeft geleid tot hogere verschuldigde omzetbelasting over verkopen;

- meer verschuldigde omzetbelasting wegens extra verkoop van auto-onderdelen;

- geen toepassing van de margeregeling voor de als margeauto’s geboekte in- en verkoop wegens het ontbreken van inkoopverklaringen; en

- geen nultarief voor als export geboekte auto’s.

2.5.

Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de inspecteur de naheffingsaanslag 2007 tot en met 2009 als volgt vastgesteld:

2007

Verschuldigd volgens eigen administratie

Correctie

Naheffing

1e kwartaal

-€ 791

€ 0

-€ 791

2e kwartaal

€ 0

€ 950

€ 950

3e kwartaal

€ 0

€ 5.810

€ 5.810

4e kwartaal

€ 0

€ 0

€ 0

Na te heffen

€ 5.969

2008

1e kwartaal

€ 0

€ 280

€ 280

2e kwartaal

€ 0

€ 0

€ 0

3e kwartaal

€ 0

€ 0

€ 0

4e kwartaal

-€ 10.281

€ 4.550

-€ 5.731

-€ 5.451

Aangegeven

-€ 10.450

Na te heffen

€ 4.999

2009

1e kwartaal

-€ 7.095

€ 1.140

-€ 5.955

2e kwartaal

-€ 140

€ 0

-€ 140

3e kwartaal

€ 4.428

€ 12.065

€ 16.493

4e kwartaal

€ 29.077

€ 1.140

€ 30.217

€ 40.615

Aangegeven

-€ 23.417

Na te heffen

€ 64.032

2.6.

Bij brief van 28 juli 2010 zijn de bevindingen van het boekenonderzoek aan belanghebbende meegedeeld. Daarbij is aangekondigd dat naheffingsaanslagen over de jaren 2007 tot en met 2009 zouden worden opgelegd met een boete van 50% wegens (voorwaardelijk) opzet. Er is een conceptrapport opgemaakt met als datum 30 september 2011. Het definitieve controlerapport is opgemaakt op 19 maart 2012.

2.7.

De naheffingsaanslag 2010 is uitsluitend gebaseerd op de aansluitverschillen uit de eigen administratie van belanghebbende.

2010

Aangifte

Administratie

Naheffing

1e kwartaal

€ 0

€ 3.725

€ 3.725

2e kwartaal

-€ 116

€ 30.134

€ 30.250

3e kwartaal

€ 25.831

€ 16.754

-€ 9.077

4e kwartaal

€ 1.025

€ 45.162

€ 44.137

Totaal

€ 69.035

Bij de aankondiging van 27 april 2012 is mededeling gedaan van de boete van 25% wegens grove schuld.

2.8.

Bij brief van 31 augustus 2016 (op de brief staat 2015 maar de rechtbank gaat ervan uit dat dat een fout is) heeft de inspecteur ambtshalve geconcludeerd tot vermindering van de naheffingsaanslag 2007 tot en met 2009 met een bedrag van € 15.580, omdat belanghebbende in de aangifte over het 3e kwartaal van 2009 terecht heeft verzocht om een teruggave tot dat bedrag. De boetebeschikking en beschikking heffingsrente worden naar rato aangepast.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslagen en de beschikkingen juist zijn opgelegd. Tevens heeft belanghebbende verzocht om een immateriëleschadevergoeding.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, de naheffingsaanslagen en de beschikkingen en toekenning van een immateriëleschadevergoeding. De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van het beroep betreffende de naheffingsaanslag 2007 tot en met 2009, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de naheffingsaanslag tot € 59.240, de boete tot € 29.710 en de heffingsrente tot € 4.408. Voor het overige concludeert de inspecteur tot ongegrondverklaring van het beroep. Ter zake van de immateriëleschadevergoeding heeft de inspecteur geen standpunt ingenomen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing