Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-12-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5163, 17/00104 en 17/00105
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-12-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:5163, 17/00104 en 17/00105
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 6 december 2018
- Datum publicatie
- 26 maart 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:5163
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2016:8473, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1394
- Zaaknummer
- 17/00104 en 17/00105
Inhoudsindicatie
OB. Omkering bewijslast voor autohandelaar, die nihilaangiften doet terwijl wel auto’s zijn verkocht. Schatting Inspecteur is redelijk. Opgelegde boetes acht het Hof passend en geboden.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerken: 17/00104 en 17/00105
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 6 december 2016, nummer BRE 13/4224 en 13/4225, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
en
de Minister voor Rechtsbescherming,
betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.9501 over de periode 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd van € 75.000, alsmede bij beschikking een boete van € 37.500, en onder aanslagnummer [aanslagnummer] .F01.0501 over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting van € 69.035, alsmede bij beschikking een boete van € 17.258. Bij gelijktijdige beschikkingen heeft de Inspecteur heffingsrente in rekening gebracht.
De naheffingsaanslagen en de beschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken op bezwaar van 5 juli 2013 van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag over de periode 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009 verminderd tot een bedrag van € 59.240, de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de boete verminderd tot een bedrag van € 23.768, alsmede de naheffingsaanslag over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 verminderd tot € 3.725, de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en de boete verminderd tot 744. Tevens heeft de Rechtbank de Inspecteur veroordeeld in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken tot een bedrag van € 1.732, tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 585, alsmede tot vergoeding van het door belanghebbende betaalde griffierecht. De Minister van Veiligheid en Justitie (thans: de Minister voor Rechtsbescherming) is veroordeeld tot een vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.915.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 501.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 4 oktober 2018 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [C] , alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4]
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
[C] (hierna: [C] ) is enig bestuurder van [de stichting] . [de stichting] is in het bezit van de juridische eigendom van de aandelen van [de Holding] (hierna: de Holding). [C] heeft de economische eigendom van die aandelen en is tevens directeur van de Holding. De Holding houdt op haar beurt alle aandelen in belanghebbende, in [A B.V.] (hierna: [A B.V.] ) en in [B B.V.] (hierna: [B B.V.] ) (hierna ook: de vennootschappen). De administratie van de vennootschappen wordt gevoerd door [D] (hierna: [D] ).
Belanghebbende is ondernemer in de zin van artikel 7 de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) en houdt zich evenals [A B.V.] bezig met de handel in gebruikte auto’s en auto-onderdelen. Voor de omzetbelasting doet belanghebbende aangifte per kwartaal. Over de jaren 2007 tot en met het 3e kwartaal van 2008 en over het 2e en 4e kwartaal van 2009 zijn door belanghebbende aangiften ingediend, waarbij geen bedragen (omzet en voorbelasting) zijn ingevuld (hierna: nihilaangiften). Over het 4e kwartaal van 2008 en het 1e en 3e kwartaal van 2009 is door belanghebbende omzet belast tegen het nultarief (intracommunautaire prestaties) aangegeven en is aftrek van voorbelasting geclaimd.
Bij brief van 8 februari 2010 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende aangekondigd. Voorafgaand daaraan heeft een inleidend gesprek plaatsgevonden op 29 januari 2010. Het onderzoek is feitelijk in april 2010 gestart. Beoordeeld is onder meer of de aangiften omzetbelasting van belanghebbende over 2007 tot en met 2009 in overeenstemming waren met de administratie van belanghebbende. Daarbij is onderzocht of de auto’s, die in het bestand van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna: de RDW) voor de houderschapsbelasting op naam van belanghebbende hebben gestaan, ook in de administratie van belanghebbende waren verantwoord. De Inspecteur heeft een Excel‑overzicht gemaakt van de auto’s met RDW-registratienummer, kenteken, koop- en verkoopdata en specificatie (hierna: het HSB-bestand). Dat overzicht behoort tot de gedingstukken.
Bij brief van 28 juli 2010 heeft de Inspecteur zijn (voorlopige) bevindingen van het boekenonderzoek aan belanghebbende meegedeeld en heeft hij aan belanghebbende zijn voornemen kenbaar gemaakt een naheffingsaanslag in de omzetbelasting op te leggen met een vergrijpboete van 50% wegens (voorwaardelijk) opzet. Er is een conceptrapport opgemaakt met als datum 30 september 2011. Het definitieve controlerapport is opgemaakt op 19 maart 2012.
Het boekenonderzoek heeft geleid tot de volgende correcties:
- de omzetbelasting die verschuldigd is volgens de administratie van belanghebbende, maar niet is aangegeven en niet is voldaan; - extra in- en verkopen van auto’s op basis van het HSB-bestand, wat heeft geleid tot hogere verschuldigde omzetbelasting over verkopen;- meer verschuldigde omzetbelasting wegens extra verkoop van auto-onderdelen; - geen toepassing van de margeregeling voor de als margeauto’s geboekte in- en verkoop wegens het ontbreken van inkoopverklaringen; en - geen nultarief voor als export geboekte auto’s.
Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag 2007 tot en met 2009 als volgt vastgesteld:
2007 |
Verschuldigd volgens eigen administratie |
Correctie |
Naheffing |
1e kwartaal |
-€ 791 |
€ 0 |
-€ 791 |
2e kwartaal |
€ 0 |
€ 950 |
€ 950 |
3e kwartaal |
€ 0 |
€ 5.810 |
€ 5.810 |
4e kwartaal |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
Na te heffen |
€ 5.969 |
||
2008 |
|||
1e kwartaal |
€ 0 |
€ 280 |
€ 280 |
2e kwartaal |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
3e kwartaal |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
4e kwartaal |
-€ 10.281 |
€ 4.550 |
-€ 5.731 |
-€ 5.451 |
|||
Aangegeven |
-€ 10.450 |
||
Na te heffen |
€ 4.999 |
||
2009 |
|||
1e kwartaal |
-€ 7.095 |
€ 1.140 |
-€ 5.955 |
2e kwartaal |
-€ 140 |
€ 0 |
-€ 140 |
3e kwartaal |
€ 4.428 |
€ 12.065 |
€ 16.493 |
4e kwartaal |
€ 29.077 |
€ 1.140 |
€ 30.217 |
€ 40.615 |
|||
Aangegeven |
-€ 23.417 |
||
Na te heffen |
€ 64.032 |
Van het na te heffen bedrag van € 64.032 vloeit een bedrag van € 15.198 voort uit de administratie van belanghebbende.
De naheffingsaanslag 2010 is uitsluitend gebaseerd op de aansluitverschillen uit de eigen administratie van belanghebbende.
2010 |
Aangifte |
Administratie |
Naheffing |
1e kwartaal |
€ 0 |
€ 3.725 |
€ 3.725 |
2e kwartaal |
-€ 116 |
€ 30.134 |
€ 30.250 |
3e kwartaal |
€ 25.831 |
€ 16.754 |
-€ 9.077 |
4e kwartaal |
€ 1.025 |
€ 45.162 |
€ 44.137 |
Totaal |
€ 69.035 |
Bij de aankondiging van 27 april 2012 is mededeling gedaan van de boete van 25% wegens grove schuld.
Bij brief van 31 augustus 2016 (op de brief staat 2015 maar het Hof gaat er evenals de Rechtbank van uit dat dat een typefout is) heeft de Inspecteur ambtshalve geconcludeerd tot vermindering van de naheffingsaanslag 2007 tot en met 2009 met een bedrag van € 15.580, omdat belanghebbende in de aangifte over het 3e kwartaal van 2009 terecht heeft verzocht om een teruggave tot dat bedrag. Dit bedrag is door middel van een ambtshalve vermindering van de naheffingsaanslag, met dagtekening 2 september 2016, verwerkt. De boetebeschikking en beschikking heffingsrente zijn naar rato aangepast.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) geschonden?II. Is de naheffingsaanslag 2010 onjuist te naam gesteld? III. Dient de bewijslast te worden omgekeerd en verzwaard omdat belanghebbende niet de vereiste aangiften heeft gedaan?IV. Zijn de naheffingsaanslagen tot het juiste bedrag vastgesteld?V. Is de boete terecht en tot het juiste bedrag vastgesteld?VI. Is de vergoeding voor geleden immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in bezwaar en beroep tot het juiste bedrag vastgesteld?
Belanghebbende is van mening dat de vragen I en II bevestigend moeten worden beantwoord en de vragen III, IV, V en VI ontkennend. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, van de naheffingsaanslagen en van de beschikkingen, en tot toekenning van een immateriële schadevergoeding. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en vermindering van de naheffingsaanslag over de periode 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009.