Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-04-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2743, AWB - 16 _ 1558

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-04-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:2743, AWB - 16 _ 1558

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
20 april 2017
Datum publicatie
16 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2017:2743
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1558

Inhoudsindicatie

Belanghebbende stelt onder verwijzing naar het besluit van de staatssecretaris van 16 juni 2015 (BLKB2015/642M) dat zij recht heeft op een extra leeftijdskorting omdat de auto later is geregistreerd dan de aangiftedatum. De rechtbank volgt haar daarin. Dat de auto tussen het moment van de aangifte en de tenaamstelling niet in ongewijzigde staat is gebleven kan haar blijkens de toelichting op voornoemd besluit in dit geval niet worden tegengeworpen. Beroep gegrond.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 16/1558

uitspraak van 20 april 2017

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 3 maart 2016 op het bezwaar van belanghebbende tegen de door haar ter zake van de registratie van een Mercedes-Benz, C-Klasse 220 CDI met een VIN eindigend op 0122 (hierna: de auto) op aangifte voldane belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: Bpm).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2017 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende haar gemachtigde [gemachtigde] , verbonden aan [kantoor gemachtigde] te Nijmegen, en namens de inspecteur, [inspecteur] .

1 Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

verleent een teruggaaf van € 500;

- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 990;

- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 334 aan deze vergoedt.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van de auto op 19 november 2014 aangifte Bpm (hierna: de aangifte) gedaan. Voor de vermindering van de Bpm heeft zij verwezen naar een taxatierapport. De auto is afkomstig uit een andere lidstaat van de Europese Unie. De datum van eerste toelating (in het buitenland) van de auto is 17 maart 2014. De auto is op 28 augustus 2015 in Nederland geregistreerd (op naam gesteld) in het kentekenregister. De aangifte vermeldt een te betalen bedrag van € 2.749 welk bedrag op 24 augustus 2015 is voldaan.

2.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte, de te betalen Bpm voor de auto daarbij berekend op € 2.249 en in verband daarmee om een teruggaaf verzocht van (afgerond) € 500. De inspecteur heeft de teruggaaf geweigerd.

2.3.

In geschil is of belanghebbende het juiste bedrag aan Bpm heeft voldaan. Meer in het bijzonder is in geschil of belanghebbende recht heeft op een extra leeftijdskorting omdat de auto later is geregistreerd dan de aangiftedatum.

2.4.

Belanghebbende heeft gesteld dat zij recht heeft op een extra leeftijdskorting en heeft zich daarbij primair beroepen op het besluit van de staatssecretaris van 16 juni 2015, nr. BLKB2015/642M en de daarbij behorende toelichting (hierna: het besluit). Hierin staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

6.2. Extra vermindering na aangifte/melding

Het komt voor dat de registratie van een gebruikt motorrijtuig bij de Dienst Wegverkeer (RDW) plaatsvindt in twee fases. Eerst wordt een motorrijtuig op aanvraag van een importeur of handelaar opgenomen in het register aan de hand van technische gegevens (het chassis-nummer etc.). Tenaamstelling van het motorrijtuig heeft dan nog niet plaatsgevonden. Pas bij de verkoop wordt de tenaamstelling afgerond.

Omdat aangifte/melding wordt gedaan bij de eerste fase van registratie is de op aangifte/bij melding berekende bpm veelal niet gelijk aan de bpm die verschuldigd zou zijn als dezelfde berekening zou worden gemaakt ten tijde van de tenaamstelling. Door het tijdsverloop kan sprake zijn van een waardedaling. De belastingplichtige heeft dan mogelijk recht op een extra vermindering. (…)

Praktische werkwijze

Bij het bezwaar tegen de eigen aangifte (…) kan onder voorwaarde, de extra afschrijving tussen het moment van aangifte/melding en het moment van tenaamstelling, aan de hand van de forfaitaire tabel (art. 8, lid 5, van de regeling) worden berekend. De extra afschrijving wordt dan bepaald door het bij de aangifte/melding verkregen herrekende bruto-bpm bedrag te vermenigvuldigen met het procentuele verschil van de tabel op het moment van aangifte/melding en tenaamstelling.

Deze praktische werkwijze kan worden toegepast op aangiften die op of na 10 november 2014 zijn ingediend.

Voorwaarde

Bij de aangiften waarbij een taxatierapport of een koerslijst is overgelegd, kan de praktische werkwijze slechts worden toegepast als de staat van het motorrijtuig, zoals die staat is opgenomen in het taxatierapport c.q. de koerslijst, tussen het moment van aangifte/melding en tenaamstelling niet is gewijzigd.

(…)

TOELICHTING

(…) Gebruikelijk is dat goedkeurend beleid pas in gaat zodra dit gepubliceerd is. Omdat dit echter geen goedkeuring op basis van artikel 63 AWR (hardheidsclausule) is, maar een tegemoetkoming in de bewijslast (artikel 64 AWR), kan een beroep worden gedaan op dit beleid met ingang van 10 november 2014. Zowel voor vergunninghouders als niet-vergunninghouders geldt een voorwaarde voor toepassing van deze praktische werkwijze. Deze voorwaarde houdt in dat bij de aangiften waarbij een taxatierapport of een koerslijst is overgelegd, de praktische werkwijze slechts kan worden toegepast als de staat van het motorrijtuig, zoals die staat is opgenomen in het taxatierapport c.q. de koerslijst, tussen het moment van aangifte/melding en tenaamstelling niet is gewijzigd. Voor aangiften die zijn ingediend in de periode van 10 november 2014 tot de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, blijft de toepassing van deze voorwaarde achterwege als het toepassen ervan met terugwerkende kracht nadeliger uitpakt in voorkomende gevallen.”

2.5.

Vast staat dat de auto tussen het moment van de aangifte/melding op 19 november 2014 en de tenaamstelling op 28 augustus 2015 niet in ongewijzigde staat is gebleven. Volgens belanghebbende staat dit echter niet aan toepassing van de in 2.4 genoemde goedkeuring in de weg nu de voorwaarde – dat de auto in ongewijzigde staat moet zijn gebleven – blijkens de toelichting op het besluit niet aan belastingplichtigen mag worden tegengeworpen in die gevallen waarin de aangifte is ingediend in de periode tussen 10 november 2014 en de inwerkingtreding van het besluit op 26 juni 2015. De rechtbank volgt belanghebbende daarin. Nu belanghebbende de aangifte voor de auto op 19 november 2014 heeft ingediend kan de voorwaarde uit het besluit niet met terugwerkende kracht in haar nadeel worden toegepast. De enkele stelling van de inspecteur dat belanghebbende door toepassing van de voorwaarde niet is benadeeld kan zonder nadere onderbouwing niet tot een ander oordeel leiden. Dit geldt temeer nu naar het oordeel van de rechtbank niet valt in te zien waarom belanghebbende door toepassing van de voorwaarde niet is benadeeld nu haar juist op deze grond de teruggaaf is ontzegd. Het gelijk is aan belanghebbende. De verschuldigde Bpm is € 2.249. Belanghebbende heeft recht op een teruggaaf van € 500.

2.6.

Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.

2.7.

De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 990 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1). Voor een veroordeling in de kosten van bezwaar ziet de rechtbank geen aanleiding nu de oorzaak voor de vermindering van de op aangifte voldane belasting niet aan de inspecteur te wijten is (vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 2 juli 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2522).

Deze uitspraak is gedaan op 20 april 2017 door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.H.M. van Ooijen, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.