Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3230, BRE - 16 _ 451, 16_453 t/m 16_459, 16_524, 17_503, 17_504 en 17_505
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3230, BRE - 16 _ 451, 16_453 t/m 16_459, 16_524, 17_503, 17_504 en 17_505
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 24 mei 2017
- Datum publicatie
- 10 juli 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:3230
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2019:634, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BRE - 16 _ 451, 16_453 t/m 16_459, 16_524, 17_503, 17_504 en 17_505
Inhoudsindicatie
BRE 16/451, 16/453 tot en met 16/459, 16/524, 17/503, 17/504 en 17/505
IB/PVV; Zvw; OB; artikel 4 van de AWR; Aan belanghebbende zijn (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw, naheffingsaanslagen OB en vergrijpboeten opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk dat belanghebbende in de onderhavige jaren in Nederland woonde. Bij het bepalen van de hoogte van het inkomen is de inspecteur uitgegaan van vermogensvergelijkingen. De rechtbank acht de inkomenscorrectie aannemelijk, behoudens een tweetal posten. Over twee jaren is aannemelijk dat belanghebbende ná daartoe te zijn uitgenodigd onjuist aangifte heeft gedaan en wordt de bewijslast omgekeerd en verzwaard. De rechtbank acht de schatting redelijk. Ten aanzien van alle onderhavige jaren is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende te kwade trouw is en dat de inspecteur derhalve een grond voor navordering heeft. De rechtbank is van oordeel dat het aan opzet van belanghebbende is te wijten dat te weinig belasting/premie is gegeven; tevens is sprake van strafverzwarende omstandigheden die een vergrijpboete van 75% rechtvaardigen.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 16/451, 16/453 tot en met 16/459, 16/524, 17/503, 17/504 en 17/505
uitspraak van 24 mei 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , domicilie kiezende te [plaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de hieronder genoemde (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) en naheffingsaanslagen omzetbelasting (OB) en vergrijpboeten opgelegd. Gelijktijdig zijn aan belanghebbende beschikkingen heffingsrente (tot en met het jaar 2011) dan wel belastingrente (vanaf het jaar 2012) afgegeven.
Zaaknr. |
Aanslag |
Aanslagnr. |
Belasting |
Boete |
Rente |
16/451 |
Navorderingsaanslag IB/PVV 2009 |
[aanslagnummer] H.97 |
€ 7.593 |
€ 5.694 |
€ 1.177 |
16/453 |
Navorderingsaanslag Zvw 2009 |
[aanslagnummer] W.97 |
€ 1.442 |
€ 1.081 |
€ 233 |
16/454 |
Navorderingsaanslag IB/PVV 2010 |
[aanslagnummer] H.07 |
€ 11.421 |
€ 8.565 |
€ 1.745 |
16/455 |
Navorderingsaanslag Zvw 2010 |
[aanslagnummer] W.07 |
€ 1.642 |
€ 1.231 |
€ 250 |
16/456 |
Aanslag IB/PVV 2011 |
[aanslagnummer] H.16.01 |
€ 5.359 |
€ 4.019 |
€ 482 |
16/457 |
Aanslag Zvw 2011 |
[aanslagnummer] W.16.01.4 |
€ 1.411 |
- |
€ 127 |
16/458 |
Aanslag IB/PVV 2012 |
[aanslagnummer] H.26.01 |
€ 5.050 |
€ 3.787 |
€ 458 |
16/459 |
Aanslag Zvw 2012 |
[aanslagnummer] W.26.01.4 |
€ 1.236 |
€ 927 |
€ 112 |
16/524 |
Aanslag IB 2013 |
[aanslagnummer] H.36.01 |
€ 7.980 |
€ 4.482 |
€ 348 |
17/503 |
Naheffingsaanslag OB 2009 |
[aanslagnummer] |
€ 6.514 |
€ 4.885 |
€ 1.629 |
17/504 |
Naheffingsaanslag OB 2010/2011 |
[aanslagnummer] F.01.1507 |
€ 13.661 |
€ 10.246 |
€ 1.916 |
17/505 |
Naheffingsaanslag OB 2012/2013 |
[aanslagnummer] F.01.3506 |
€ 15.081 |
€ 11.311 |
€ 1.218 |
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 13 januari 2017 de naheffingsaanslag OB over het jaar 2009 verminderd tot € 6.399, de vergrijpboete verminderd tot € 4.799 en de heffingsrente verminderd tot € 907. Bij brief van 20 oktober 2016 is aan belanghebbende in verband hiermee een kostenvergoeding toegekend van € 244.
Bij uitspraken op bezwaar van 8 december 2015 (met betrekking tot de IB/PVV en Zvw) en van 30 december 2016 (met betrekking tot de OB) zijn de overige (navorderings/naheffings)aanslagen en beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar betreffende de (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw bij faxbericht van 18 januari 2016, ingekomen bij de rechtbank op diezelfde dag, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.
Tegen de uitspraken op bezwaar betreffende de naheffingsaanslagen OB heeft belanghebbende bij faxbericht van 27 januari 2017, ingekomen bij de rechtbank op diezelfde dag, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 168.
De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2017 te Breda. Voor de verschenen personen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting waarvan een afschrift gelijktijdig met het afschrift van deze uitspraak aan partijen zal worden toegezonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is geboren op [datum 1] 1974 en heeft de Nederlandse nationaliteit. Volgens de gemeentelijke basisregistratie (hierna: de GBA) woonde hij in de periode [X] december 1992 tot [X] april 2014 in Hongarije. Vanaf [X] april 2014 tot en met [X] december 2014 stond hij ingeschreven op het adres [adres 1] te [plaats 2] . Met ingang van [X] december 2014 staat belanghebbende in de basisregistratie personen geregistreerd als ‘VOW’ (Vertrokken Onbekend Waarheen).
Belanghebbende is sinds 2006 eigenaar van het perceel aan de [adres 1] te [plaats 2] . Het perceel betreft een stuk grond met daarop een schuurtje met daarin sanitaire voorzieningen, een warmwaterketel en een lamp. Wanneer belanghebbende op het perceel verblijft, maakt hij gebruik van zijn toercaravan met voortent.
Belanghebbende heeft een minderjarige zoon, [de zoon] , geboren [datum 2] 2000 (hierna: de zoon). De moeder van de zoon is [naam moeder] (hierna: [de moeder] ). Belanghebbende en [de moeder] zijn niet gehuwd en zijn geen fiscaal partner van elkaar. Volgens de GBA stond [de moeder] samen met de zoon in de onderhavige jaren tot en met [X] juli 2012 ingeschreven op [adres 2] te [plaats 2] . Dit adres betreft het woonadres van de ouders van belanghebbende. Na [X] juli 2012 zijn [de moeder] en de zoon volgens de GBA vertrokken naar een onbekend adres in Polen.
In de onderhavige jaren had belanghebbende tot juni 2012 een postadres in Duitsland: [adres 3] te [plaats 3] . Tot 2005 heeft hij belastingaangifte gedaan in Duitsland. Over de jaren 2009 tot en met 2013 heeft belanghebbende in geen enkel land belastingaangifte gedaan.
Belanghebbende is niet uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV en aangifte Zvw over de jaren 2009 en 2010, maar er zijn voor die jaren wel zogenoemde informatiebiljetten IB/PVV en Zvw aan hem uitgereikt. Voor de jaren 2011 tot en met 2013 is belanghebbende wel uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV en aangifte Zvw. Belanghebbende heeft de informatiebiljetten en aangiftebiljetten ingevuld geretourneerd. Daarbij heeft hij steeds vermeld dat het adres [adres 1] een postadres is. Over het jaar 2009 zijn geen inkomens- of vermogensbestanddelen aangegeven. Over de jaren 2010 tot en met 2012 is enkel een schuld van € 20.000 in box 3 aangegeven. Over het jaar 2013 is in box 3, naast voornoemde schuld van € 20.000, tevens een bedrag van € 187.000 als bezitting opgenomen in de rubriek ‘overige onroerende zaken’. Ter zake van hetnaheffingstijdvak is belanghebbende geen aangifte omzetbelasting uitgereikt.
Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek heeft op [datum 3] een doorzoeking plaatsgevonden op (onder meer) het adres [adres 1] (hierna: de doorzoeking). Hierbij zijn verschillende goederen, waaronder handelsgoederen (messen- en pannensets), inkoopfacturen en auto’s, in beslag genomen. De inspecteur heeft op grond van een informatie-uitwisseling gegevens en informatie ontvangen die zijn verzameld bij de doorzoeking.
De inspecteur heeft een onderzoek gedaan naar de fiscale verplichtingen van belanghebbende. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in een eindrapport van 10 december 2014. In het eindrapport is ervan uitgegaan dat belanghebbende in de onderhavige jaren zijn fiscale woonplaats in Nederland had en daar met [de moeder] en de zoon een gezamenlijke (financiële) huishouding voerde. Door middel van vermogensvergelijkingen heeft de inspecteur voor de jaren 2009 tot en met 2013 de volgende bedragen aan negatief netto-privé vastgesteld:
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
€ 30.060 |
€ 39.199 |
€ 24.978 |
€ 24.723 |
€ 41.938 |
Op basis van de vermogensvergelijkingen is geconcludeerd dat belanghebbende inkomsten heeft genoten waarvan hij geen aangifte heeft gedaan. Daarbij heeft de inspecteur aangenomen dat die inkomsten zijn gegenereerd uit de ambulante handel in huishoudelijke goederen in Nederland. Naar aanleiding hiervan zijn de in 1.1 genoemde (navorderings/naheffings)aanslagen aan belanghebbende opgelegd. Tevens heeft de inspecteur de onderhavige vergrijpboeten opgelegd van 75% van de belastingbedragen die zijn opgelegd in verband met het vastgestelde negatief netto-privé.
3 Geschil
In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:
1) Is de fiscale woonplaats van belanghebbende gelegen in Nederland?
2) Is Nederland heffingsbevoegd met betrekking tot het inkomen van belanghebbende?
3) Heeft belanghebbende in de betreffende jaren een gezamenlijke financiële huishouding gevoerd met [de moeder] ?
4) Heeft belanghebbende voor de jaren 2011, 2012 en 2013 de vereiste aangifte IB/PVV en Zvw gedaan?
5) Zijn de (navorderings/naheffings)aanslagen terecht aan belanghebbende opgelegd en niet tot te hoge bedragen vastgesteld?
6) Zijn de boetebeschikkingen, de beschikkingen heffingsrente of belastingrente terecht aan belanghebbende afgegeven en niet tot te hoge bedragen vastgesteld?
7) Heeft belanghebbende recht op een (integrale) proceskostenvergoeding?
Belanghebbende beantwoordt de vragen 1, 2, 3, 5 en 6 ontkennend en de vragen 4 en 7 bevestigend. De inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de (navorderings/naheffings)aanslagen en beschikkingen dan wel vermindering daarvan tot nihil.
De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.