Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3233, BRE - 15 _ 8503
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-05-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3233, BRE - 15 _ 8503
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 24 mei 2017
- Datum publicatie
- 10 juli 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:3233
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2019:635, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BRE - 15 _ 8503
Inhoudsindicatie
BRE 15/8503 t/m 15/8507
IB/PVV; OB; artikel 4 van de AWR; Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren ventwerkzaamheden verricht in Europa. Aan belanghebbende zijn (navorderings)aanslagen IB/PVV, een naheffingsaanslag OB en vergrijpboetes opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk dat belanghebbende in de onderhavige jaren in Nederland woonde. Bij het bepalen van de hoogte van het inkomen is de inspecteur uitgegaan van vermogensvergelijkingen. Voor zover voldoende onderbouwd, acht de rechtbank de inkomenscorrectie aannemelijk. Over één jaar is aannemelijk dat belanghebbende ná daartoe te zijn uitgenodigd onjuist aangifte heeft gedaan en wordt de bewijslast omgekeerd en verzwaard. De rechtbank acht de schatting – na vermindering met de twee posten waaraan de inspecteur in beroep (deels) tegemoet komt – redelijk. Ten aanzien van alle onderhavige jaren is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende te kwade trouw is en dat de inspecteur derhalve een grond voor navordering heeft. De rechtbank is van oordeel dat het aan opzet van belanghebbende is te wijten dat te weinig belasting/premie is gegeven; tevens is sprake van strafverzwarende omstandigheden die een vergrijpboete van 75% rechtvaardigen.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 15/8503 t/m 15/8507
uitspraak van 24 mei 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , thans wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en naheffingsaanslag omzetbelasting (OB) opgelegd:
Aanslag |
Soort |
Jaar |
Aanslagnummer |
Zaaknummer |
Navorderingsaanslag |
IB/PVV |
2009 |
[aanslagnummer] .H.97 |
15/8503 |
Navorderingsaanslag |
IB/PVV |
2010 |
[aanslagnummer] .H.06 |
15/8504 |
Aanslag |
IB/PVV |
2011 |
[aanslagnummer] .H.16.01 |
15/8505 |
Navorderingsaanslag |
IB/PVV |
2011 |
[aanslagnummer] .H.17.01 |
15/8506 |
Naheffingsaanslag |
OB |
2009 |
[aanslagnummer] |
15/8507 |
Voormelde navorderingsaanslag voor het jaar 2010 betreft de door de inspecteur tot navorderingsaanslag geconverteerde aanslag IB/PVV 2010.
Bij voormelde (navorderings)aanslagen en naheffingsaanslag zijn boetebeschikkingen gegeven. Tevens zijn voor alle jaren bij beschikkingen bedragen aan heffingsrente in rekening gebracht. De aanslagen en beschikkingen vermelden onder meer de volgende bedragen:
Zaak |
Soort |
Box 1-inkomen |
Box 3-inkomen |
Vergrijpboete |
Heffingsrente |
15/8503 |
IB/PVV 2009 |
€ 57.692 |
€ 4.440 |
€ 9.667 |
€ 2.026 |
15/8504 |
IB/PVV 2010 |
€ 46.240 |
€ 4.520 |
€ 6.685 |
€ 938 |
15/8505 |
IB/PVV 2011 (Aanslag) |
€ 100.000 |
€ 5.600 |
€ 25.684 |
€ 2.819 |
15/8506 |
IB/PVV 2011(Navord.aanslag) |
€ 198.792 |
€ 5.600 |
€ 38.528 |
€ 4.738 |
Zaak |
Soort |
Nageheven omzetbelasting |
Vergrijpboete |
Heffingsrente |
15/8507 |
OB 2009 |
€ 6.386 |
€ 4.789 |
€ 906 |
Belanghebbende heeft tegen de in 1.1 en 1.2 genoemde (navorderings)aanslagen IB/PVV en naheffingsaanslag OB bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 24 november 2015 de (navorderings)aanslagen IB/PVV en de beschikkingen verminderd. De uitspraken op bezwaar vermelden onder meer de volgende bedragen:
Zaak |
Soort |
Box 1-inkomen |
Box 3-inkomen |
Vergrijpboete |
Heffingsrente |
15/8503 |
IB/PVV 2009 |
€ 43.079 |
€ 0 |
€ 7.938 |
€ 1.663 |
15/8504 |
IB/PVV 2010 |
€ 14.868 |
€ 0 |
€ 1.532 |
€ 215 |
15/8505 |
IB/PVV 2011 (Aanslag) |
€ 100.000 |
€ 0 |
€ 25.684 |
€ 2.819 |
15/8506 |
IB/PVV 2011(Navord.Aanslag) |
€ 168.443 |
€ 0 |
€ 27.687 |
€ 3.401 |
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 november 2015 de naheffingsaanslag OB 2009 en de daarbij gegeven beschikkingen vergrijpboete en heffingsrente gehandhaafd. De inspecteur heeft bij beslissing van 25 november 2015 geen kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend voor het bezwaar tegen de naheffingsaanslag OB 2009.
De inspecteur heeft bij beslissing van 2 december 2015 behorende bij de hierboven in 1.4 genoemde uitspraken op bezwaar een kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend van € 732.
Belanghebbende heeft tegen de in 1.4 en 1.5 genoemde uitspraken op bezwaar en de in 1.5 en 1.6 genoemde beslissingen op 31 december 2015 beroep ingesteld. Ter zake van de beroepen betreffende de IB/PVV heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. Ter zake van het beroep betreffende de OB heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 167.
De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Alle ingediende stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2017 te Breda. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarin ook de ter zitting verschenen personen zijn vermeld. Een afschrift van dit proces-verbaal wordt gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen toegezonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende (BSN-nummer: [BSN] ) is geboren op [datum 1] 1963 en heeft de Nederlandse nationaliteit. Belanghebbende stond in de onderhavige jaren volgens de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) ingeschreven op het adres [adres 1] te [plaats] (Duitsland). Met ingang van [X] juni 2012 is belanghebbende volgens de GBA ingeschreven op het adres [Adres 2] te [woonplaats] . Belanghebbende is eigenaar van het perceel plaatselijk bekend als [Adres 2] . Op het perceel bevindt zich een woonwagen. De woonwagen beschikt over een hal, een woonkamer met open keuken en drie slaapkamers.
Belanghebbende heeft twee meerderjarige kinderen. De moeder van de kinderen is [de moeder] . [de moeder] woonde in de onderhavige jaren op het adres [Adres 2] . Belanghebbende en [de moeder] zijn niet gehuwd en niet elkaars fiscale partner. Vanaf begin 2013 wonen belanghebbende en [de moeder] samen en zijn zij partners.
Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren met zijn toercaravan door Europa gereisd en binnen Europa ventwerkzaamheden verricht bestaande uit de handel in pannen-, bestek- en messensets. Hij heeft uit die werkzaamheden inkomsten genoten.
Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek heeft op [datum 2] een doorzoeking plaatsgevonden op (onder meer) het adres [Adres 2] (hierna: de doorzoeking). Hierbij zijn verschillende goederen, waaronder handelsgoederen (messen- en pannensets), sieraden, inkoopfacturen, auto’s, caravans, fietsen, kleding, schoenen, tassen en contant geld in beslag genomen. De inspecteur heeft op grond van een informatie-uitwisseling gegevens en informatie ontvangen die zijn verzameld bij de doorzoeking.
Belanghebbende is niet uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV over de jaren 2009 en 2010, maar er zijn wel zogenoemde informatiebiljetten aan hem uitgereikt. De inspecteur heeft belanghebbende voor het jaar 2011 uitgenodigd om aangifte IB/PVV te doen. Belanghebbende heeft de informatiebiljetten en het aangiftebiljet ingevuld geretourneerd. Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren aangegeven geen belastbaar inkomen uit werk en woning te genieten. Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren aangegeven belastbaar inkomen uit sparen en beleggen te hebben genoten.
De inspecteur heeft een onderzoek gedaan naar de fiscale verplichtingen van belanghebbende. De resultaten daarvan zijn vastgelegd in een eindrapport van 9 april 2015. De inspecteur heeft op basis van hetgeen tijdens de doorzoeking is aangetroffen en de informatie die hij heeft ontvangen geconstateerd dat belanghebbende in de onderhavige jaren in Nederland woont. De inspecteur is op basis van vermogensvergelijkingen tot de conclusie gekomen dat belanghebbende meer inkomsten heeft genoten dan hij heeft aangegeven. Naar aanleiding hiervan heeft de inspecteur de in 1.1 en 1.2 genoemde aanslagen opgelegd en beschikkingen gegeven.
Bij de uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur de aanslagen IB/PVV met bijbehorende beschikkingen verminderd zoals in 1.4 vermeld. Bij uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur de naheffingsaanslag OB 2009 en de daarbij gegeven beschikkingen gehandhaafd (1.5).
In de meest recente versie van de vermogensvergelijkingen heeft de inspecteur voor de jaren 2009 tot en met 2011 de volgende bedragen aan netto-privé vastgesteld:
2009 |
2010 |
2011 |
€ 43.079 |
€ 14.868 |
€ 168.443 |
3 Geschil
In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:
1) Is de fiscale woonplaats van belanghebbende gelegen in Nederland?
2) Is Nederland heffingsbevoegd met betrekking tot het inkomen van belanghebbende?
3) Heeft belanghebbende voor het jaar 2011 de vereiste aangifte IB/PVV gedaan?
4) Zijn de (navorderings/naheffings)aanslag(en) terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende opgelegd?
5) Zijn de vergrijpboetes terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende opgelegd?
6) Heeft belanghebbende recht op een integrale proceskostenvergoeding?
Belanghebbende beantwoordt de vragen 1, 2, 4 en 5 ontkennend en de vragen 3 en 6 bevestigend. De inspecteur beantwoordt de vragen 1 en 2 bevestigend, de vragen 3 en 6 ontkennend en de vragen 4 en 5 deels bevestigend en deels ontkennend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de (navorderings/naheffings)aanslagen en beschikkingen dan wel vermindering daarvan tot nihil.
De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen gericht tegen de boetebeschikkingen die bij de navorderingsaanslagen IB/PVV 2009 en 2011 en de aanslag IB/PVV 2010 zijn gegeven, vernietiging van de uitspraken op bezwaar betreffende die boetebeschikkingen en vernietiging van die beschikkingen. Ook ter zake van het beroep tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 concludeert de inspecteur tot gegrondverklaring (i.v.m. correctie sieraden), vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de navorderingsaanslag IB/PVV 2011. De beroepen dienen voor het overige volgens de inspecteur ongegrond verklaard te worden.