Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-06-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3950, BRE - 16 _ 3879
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-06-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3950, BRE - 16 _ 3879
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 30 juni 2017
- Datum publicatie
- 24 juli 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:3950
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2018:2196, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BRE - 16 _ 3879
Inhoudsindicatie
BRE 16/3879
Vergrijpboete OB; artikel 67f van de AWR.
Aan belanghebbende is een vergrijpboete opgelegd van 75% van de nageheven OB. De rechtbank oordeelt dat het aan opzet van belanghebbende is te wijten dat te weinig OB is voldaan. De grondslag voor de boete is het volledige bedrag van de naheffingsaanslag OB nu die volgens belanghebbendes eigen (grootboek)administratie verschuldigd is en niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een fiscale eenheid. De rechtbank acht de boete niet passend en geboden en vermindert de boete. Voorts wordt de boete ambtshalve verder verminderd in verband met overschrijding van de redelijke termijn. Beroep gegrond.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 16/3879
uitspraak van 30 juni 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag [aanslagnummer] .F.01.1501) omzetbelasting (hierna: OB) opgelegd. Bij gelijktijdige beschikkingen heeft de inspecteur een vergrijpboete opgelegd en heffingsrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 29 april 2016 de naheffingsaanslag en beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft bij brief van 10 mei 2016, ontvangen bij de rechtbank Den Haag op 11 mei 2016, beroep ingesteld. Deze rechtbank heeft het beroepschrift doorgestuurd naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Alle ingediende stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2017 te Breda. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarin ook de ter zitting verschenen personen zijn vermeld. Een afschrift van dit proces-verbaal wordt gelijktijdig met een afschrift van deze uitspraak aan partijen toegezonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende maakt onderdeel uit van het [concern] . Belanghebbende is enig aandeelhouder van [de BV] (hierna: de BV). De bestuurders van belanghebbende besturen de BV.
Belanghebbende is eigenaar van een golfbaan die door de BV wordt geëxploiteerd. Belanghebbende en de BV hebben een huurovereenkomst betreffende de huur van die golfbaan. Deze huurovereenkomst is ingegaan op 1 november 2008. Op 6 april 2011 heeft belanghebbende aan de BV een factuur uitgereikt in verband met de huur over de periode november 2008 tot en met april 2011.
Bij een boekenonderzoek is geconstateerd dat belanghebbende memoriaalboekingen heeft gemaakt waaruit blijkt dat zij € 174.152 aan omzetbelasting verschuldigd was, welk bedrag niet is aangegeven en voldaan. De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag OB met dagtekening 26 februari 2015 opgelegd over het tijdvak 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011 van € 174.152. Bij gelijktijdige beschikkingen heeft de inspecteur een vergrijpboete € 130.614 opgelegd en € 17.149 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan de BV is met dagtekening 27 februari 2015 ambtshalve een teruggaaf OB verleend van € 126.691.
Bij uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur de naheffingsaanslag en de beschikkingen gehandhaafd.
3 Geschil
Uit de geschriften van belanghebbende en haar aanvankelijke verklaringen ter zitting bleek niet duidelijk of belanghebbende in beroep alleen opkomt tegen de boete, of ook tegen de naheffingsaanslag en de heffingsrentebeschikking. Uiteindelijk is ter zitting vastgesteld dat belanghebbende alleen opkomt tegen de boete. Het beroep heeft geen betrekking op de naheffingsaanslag en de heffingsrentebeschikking.
In geschil is of aan belanghebbende terecht en niet tot een te hoog bedrag een vergrijpboete is opgelegd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar betreffende de vergrijpboete en primair tot vernietiging, subsidiair tot vermindering van de vergrijpboete. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.