Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-07-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:4273, 15/7003

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-07-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:4273, 15/7003

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
17 juli 2017
Datum publicatie
2 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2017:4273
Formele relaties
Zaaknummer
15/7003

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Vergrijpboete. Omkering bewijslast.

Belanghebbende was vennoot van een v.o.f. en heeft ondanks herinnering en aanmaning geen aangifte gedaan. De tegen de ambtshalve aanslagen IB en Zvw ingediende bezwaren zijn niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van de bezwaargronden. In geschil is de ontvankelijkheid van zowel de beroepen als de bezwaren, of er dwangsommen zijn verbeurd wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar en of de aanslagen naar de juiste bedragen zijn vastgesteld.

De rechtbank oordeelt dat zowel de beroepen als de bezwaren voldoende zijn gemotiveerd. De bezwaren zijn daarom ten onrechte niet ontvankelijk verklaard. Doordat niet tijdig uitspraak op bezwaar is gedaan heeft de inspecteur dwangsommen verbeurd. Aangaande de hoogte van de aanslagen oordeelt de rechtbank dat omkering van de bewijslast geldt en dat uit het boekenonderzoek een inkomen volgt dat beduidend hoger is dan dat waarnaar de aanslagen zijn berekend. De rechtbank verklaart de bezwaren ongegrond.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

zaaknummers: BRE 15/7003 en BRE 15/7899

uitspraak van 17 juli 2017

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende

(gemachtigde: mr. [gemachtigde]),

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB) opgelegd. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van € 226 en is € 2.904 aan verschuldigde belastingrente berekend. Tevens is een aanslag premie zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bij brief van 4 december 2014 bezwaar tegen de in 1.1 genoemde aanslagen ingesteld, en bij brief van 1 april 2015 een aanvulling daarop ingediend.

1.3.

Bij brief van 29 oktober 2015 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen het uitblijven van een uitspraak op bezwaar tegen de aanslag IB 2012. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.

1.4.

Bij brief van 13 november 2015 heeft de inspecteur een verweerschrift ingediend waarin hij zich heeft uitgelaten over de ontvankelijkheid van het beroep.

1.5.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 12 november 2015 de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft belanghebbende bij brief van 10 december 2015, ingekomen bij de rechtbank op 11 december 2015, beroep ingesteld. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar inzake de aanslag IB 2012 maakt onderdeel uit van het in 1.3 vermelde beroep (zaaknummer 15/7003). Aan het beroep tegen de uitspraak op bezwaar inzake de aanslag Zvw 2012 is zaaknummer 15/7899 toegekend. Ter zake van dat beroep is geen griffierecht geheven.

1.6.

Bij besluiten van 20 november 2015 heeft de inspecteur het verzoek om toekenning van een dwangsom afgewezen.

1.7.

Belanghebbende is tegen de besluiten onder 1.6 in bezwaar gekomen bij brief van 10 december 2015.

1.8.

Bij brief van 13 januari 2016 heeft belanghebbende de gronden van het beroep betreffende de aanslag IB 2012 aangevuld. Bij brief van 3 februari 2016 zijn aanvullende beroepsgronden ingediend betreffende de aanslag Zvw 2012.

1.9.

Bij brief van 15 februari 2016 heeft de inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de afwijzing van de verzochte dwangsommen (1.7) ter behandeling doorgezonden aan de rechtbank.

1.10.

De inspecteur heeft bij brief van 23 juni 2016 een (aanvulling op het) verweerschrift ingediend.

1.11.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.

1.12.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2017.

Van de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift tegelijk met deze uitspraak aan partijen wordt verzonden. De beroepen zijn gelijktijdig behandeld met de beroepen met de zaaknummers BRE 15/7002, BRE 15/7004, BRE 15/7898, BRE 16/4317, BRE 16/4318, BRE 16/4319, BRE 16/4320, BRE 16/4321 en BRE 16/4322.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende en zijn twee zonen waren gedurende het jaar 2012 de vennoten van [A V.O.F.] (de Vof). De bedrijfsactiviteiten van de Vof bestaan uit de handel in en het verhuren van nieuwe en gebruikte personenauto’s en bedrijfsauto’s. De onderneming is gevestigd op het adres [adres] te [woonplaats]. Eén van beide zonen ([B]) is begin 2012 een eigen eenmanszaak begonnen, waardoor de verdeling van de winst van de Vof voor het boekjaar 2012 is gewijzigd naar 70 procent voor belanghebbende, 30 procent voor [C] en 0 procent voor [B]. De Vof is per [datum] 2013 ontbonden.

2.2.

Ondanks daartoe te zijn uitgenodigd, herinnerd en aangemaand, heeft belanghebbende voor het jaar 2012 geen aangifte IB en Zvw gedaan.

2.3.

Op 3 december 2014 is de inspecteur begonnen aan een boekenonderzoek bij de Vof. Op diezelfde dag heeft de inspecteur ook de onderhavige aanslagen opgelegd. De aanslag IB is berekend naar een ambtshalve vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning (biww) van € 125.000, bestaande uit – zo is eerst tot uitdrukking gebracht in de uitspraken op bezwaar – € 50.000 aan winst uit onderneming en € 75.000 aan resultaat uit overige werkzaamheden. Daarnaast is door de inspecteur ambtshalve een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (bisb) vastgesteld van € 35.113. De aanslag Zvw is opgelegd naar een ambtshalve vastgesteld bijdrage‑inkomen van € 50.064 (maximum). Tevens is wegens het niet doen van aangifte, bij de aanslag IB een verzuimboete opgelegd.

2.4.

Belanghebbende heeft tegen de aanslagen (pro forma) bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is gedagtekend 4 december 2014. Bij brief van 1 april 2015 heeft belanghebbende het bezwaarschrift als volgt aangevuld:

“Belanghebbende maakt bezwaar tegen het vastgestelde belastbare inkomen, maar bij gebrek aan onderbouwing zijdens de inspecteur, verzoekt belanghebbende om op basis van alle op de zaak betrekking hebbende stukken, zijn bezwaar nader aan te mogen vullen.

Vooralsnog betwist belanghebbende de hoogte, als niet redelijk geschat, en de basis waarop de vaststelling van het inkomen heeft plaats gevonden.”

2.5.

Met dagtekening 14 oktober 2015 heeft de gemachtigde van belanghebbende de inspecteur een brief gestuurd die op 15 oktober 2015 is ontvangen en die, voor zover hier van belang, als volgt luidt:

“Betreft: Klacht ex art. 9:4 van de Awb.

Geachte heer/mevrouw,

Tot mij heeft zich gewend [belanghebbende], alsmede [de Vof], met het verzoek een klacht in te dienen voor wat betreft de duur van de ingestelde boekenonderzoeken en behandelingsduur van de lopende bezwaarschriftprocedures m.b.t. [de aanslagen IB 2012 en Zvw 2012], (…).

Cliënt is sinds vorig jaar in conclaaf met de belastingdienst, en in zijn optiek hadden veel vragen (ook) voor wat betreft de afhandelingsduur van de bezwaarschriften en lopende boekenonderzoeken veel efficiënter en sneller aangepakt kunnen worden.”

2.6.

Per faxbericht van 29 oktober 2015 heeft belanghebbende een beroepschrift ingediend dat, voor zover hier van belang, als volgt luidt:

“Betreft: beroep ib/aanslag 2012

Edelachtbaar College,

Tot mij heeft zich gewend [belanghebbende] met het verzoek om beroep aan te tekenen tegen [de aanslag IB 2012].

De reden van het beroep is gelegen in het uitblijven van uitspraken op bezwaar over de jaren 2011 en 2012, en het niet afronden van dit boekenonderzoek, in de zin van artikel 6:2, sub b van de Awb.

Hiervoor is een klacht / ingebrekestelling verzonden op 14/10/’15, en ontvangen op 15/10/’15 (productie 2)”

2.7.

Op 29 oktober 2015 heeft de inspecteur het rapport van het boekenonderzoek uitgebracht (hierna: controlerapport). In dit controlerapport, dat in kopie tot de gedingstukken behoort, is onder meer het volgende vermeld:

3.3 Kasadministratie

De kasadministratie valt onder verantwoordelijkheid van [belanghebbende].

Tijdens de controle is vastgesteld dat er binnen de onderneming een omvangrijke stroom van contant geld omgaat zonder dat hiervoor een kasboek wordt bijgehouden. Dit is, gezien de aard van de onderneming en het aantal kasmutaties, vereist dat belastingplichtige dagelijks een gedegen kasadministratie bijhoudt en ook regelmatig controleert. (…) De kasbescheiden die er waren worden pas veel later ingeboekt door de adviseur. Hieruit blijkt dat contante uitgaven niet op juiste data geboekt kunnen zijn. Hierdoor geeft de kasadministratie geen getrouw beeld weer van het aanwezige kasgeld op een bepaald moment.

Uit deze kasadministratie blijkt ook dat er in de periode 01-01-2011 t/m 31-12-2013, nooit een kasverschil is geconstateerd. Hieruit blijkt ook dat er geen enkele vorm van controle op de kasadministratie is geweest. Het kassaldo is verder ook een administratief boeksaldo in plaats van het saldo van het werkelijk aanwezige kasgeld. In 2013 worden alle bedragen zelfs op de laatste dag van de maand geboekt.

3.3.1

Negatieve kassaldo’s

In de administratie komen negatieve saldo’s voor.

(…)

2012

In 2012 is de hoogste negatieve kas op 30-04-2012 een bedrag van € 140.981,64. Om deze negatieve kassaldo’s in 2012 weg te werken zijn (…) tijdens het afwerken van de administratie van 2013, diverse voorafgaande journaalposten gemaakt die hun oorsprong vinden in boekjaar 2012. De gesaldeerde uitkomst van deze voorafgaande journaalposten verklaren dat er in 2012 € 49.722,- meer ontvangsten zijn geweest. Per saldo is er daarna nog een correctie nodig om de resterende negatieve saldo’s van totaal € 91.259,64 in de kas te voorkomen. (…)

4.2

Huuropbrengsten auto’s

Er worden auto’s verhuurd aan derden, uit de administratie blijkt ook dat deze auto’s gebruikt/ verhuurd worden op tijdstippen waarvoor er in de administratie geen (omzet) factuur is terug te vinden. Er worden boetes betaald voor auto’s terwijl er geen huur opbrengst van deze auto’s zijn. Kilometerstanden, vermeldt op aanwezige huurcontracten sluiten niet op elkaar aan. Gezien het feit dat er door de onderneming geen sluitende verhuur administratie is bijgehouden is het waarschijnlijk dat de daadwerkelijke huur ontvangsten niet volledig verantwoord zijn. (...)

6 Inkomstenbelasting [belanghebbende]

(…)

6.2

Analyse contanten stortingen privé bankrekeningen

Er wordt op de privé bank rekeningen contanten gestort waarvan de herkomst onduidelijk is.

6.2.1

Stortingen 2012

(…)

Volgens verklaring van [belanghebbende] hebben de stortingen op deze bankrekening, in totaal € 45.170,- betrekking op aflossing, rente en huurinkomsten die in 2012 en eerder contant zijn afgerekend en op het moment van ontvangst niet direct zijn bijgestort op de bankrekening.

Bekijken we de ontvangen huur opbrengsten van alle onroerende zaken, de aflossing van leningen en de ontvangst van rente, dan constateren wij dat deze nagenoeg alle via de bank worden ontvangen. (…) De gegeven verklaring wordt dan ook niet aannemelijk geacht. Uit het onderzoek blijkt dat niet alle inkomstenbestanddelen zijn aangegeven voor de inkomstenbelasting.

(…)

6.2.3

Vermogensvergelijking [belanghebbende]

Uit de beschikbare administratie blijkt dat de omzetverantwoording geen betrouwbare basis vormt voor bepaling van de winst. (…) Daarom is er een vermogensvergelijking opgesteld. Uit deze opstelling blijkt dat de uitgaven niet gedaan kunnen zijn van de aangegeven inkomens, deze waren hiervoor niet toereikend. (…)

7.2

Inkomstenbelasting [belanghebbende]

Omschrijving 2011 2012 2013

Aangegeven belastbaar inkomen (…) (…)

Winst uit onderneming na Z.A. (…) 189.121,81 (…)

Neg.Kas + Neg netto privé (…)

Inbraak correctie (…)

P.G.A. (…) 12.500,00 (…)

Onbekende herkomst contanten gelden (…) 45.170,00 (…)

Neg.Kas 2012 € 49.722 na Vjp (…) (…) 34.806,00 (…)

Correctie hogere MKB-vrijstelling (…) -33.791,74 (…)

Nader vast te stellen [biww] (…) 247.806,07 (…)”

3 Geschil

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing