Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-07-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:4475, 16/4010
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-07-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:4475, 16/4010
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 20 juli 2017
- Datum publicatie
- 12 augustus 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2017:4475
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2018:3983, Overig
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2019:3140, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 16/4010
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak wordt gepubliceerd op verzoek. De rechtbank had de uitspraak niet voor publicatie geselecteerd. Om die reden is er geen samenvatting.
Uitspraak
uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, enkelvoudige kamer Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 16/4010 tot en met 16/4012 uitspraak van 20 juli 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd:
- -
-
voor het jaar 2011 een navorderingsaanslag IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.897, waarbij € 347 heffingsrente is vastgesteld (aanslagnummer [aanslagnummer] H.17.01);
- -
-
voor het jaar 2012 een aanslag IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.290, waarbij € 440 belastingrente is vastgesteld (aanslagnummer [aanslagnummer] H.26.01);
- -
-
voor het jaar 2013 een aanslag IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.458, waarbij € 351 belastingrente is vastgesteld (aanslagnummer [aanslagnummer] H.36.01).
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 13 mei 2016 de (navorderings)aanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 22 juni 2016, door de rechtbank op dezelfde dag ontvangen, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft vóór de zitting, bij brief van 15 maart 2017, nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan belanghebbende.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2017 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] ,
en namens de inspecteur, [inspecteur] . De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende, geboren op 5 maart 1978, heeft de Nederlandse nationaliteit en was in de onderhavige jaren woonachtig in Nederland. In die jaren was belanghebbende in loondienst werkzaam op het binnenschip [Schip] (hierna: het schip), dat eigendom was van [BV 1] te [Plaats X] (Nederland). Het schip stond in Nederland geregistreerd. Het schip is voorzien van een certificaat als bedoeld in artikel 22 van de Herziene Rijvaartakte (scheepspatent). Ten behoeve van het schip is met dagtekening 1 september 2010 een rijnvaartverklaring afgegeven. Belanghebbende stond in de onderhavige jaren op de loonlijst van [BV 2] (hierna: [BV 2] ), gevestigd te Luxemburg.
Belanghebbende heeft in de aangiften IB/PVV voor de jaren 2011 tot en met 2013 verzocht om vrijstelling voor de premie volksverzekeringen over het loon van [BV 2] . Bij het vaststellen van de aanslagen IB/PVV 2012 en 2013 heeft de inspecteur die vrijstelling niet verleend.
De aangifte IB/PVV 2011 is zonder onderzoek, automatisch afgedaan. Met dagtekening 22 november 2013 is aan belanghebbende een aanslag IB/PVV 2011 opgelegd, waarin de vrijstelling is verleend. Bij brief van 7 november 2013 heeft de inspecteur aan belanghebbende meegedeeld dat de aangifte IB/PVV 2011 per abuis geautomatiseerd is afgedaan en dat het Rijnvarendenteam de aangifte alsnog zal onderzoeken. Naar aanleiding van het nader onderzoek is aan belanghebbende een navorderingsaanslag IB/PVV 2011 opgelegd, waarin de vrijstelling is gecorrigeerd.
3 Geschil
In geschil is of belanghebbende in de onderhavige jaren in Nederland premieplichtig was voor de volksverzekeringen.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 en vermindering van de aanslagen IB/PVV 2012 en 2013 in die zin dat geen premies volksverzekeringen worden ingehouden. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
3.4.