Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-02-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:895, BRE - 16 _ 2808
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-02-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:895, BRE - 16 _ 2808
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 15 februari 2018
- Datum publicatie
- 21 maart 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2018:895
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2018:5167, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BRE - 16 _ 2808
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag BPM; artikel 110 VWEU; gebruikte of nieuwe auto.
Alvorens de eerste toelating van de auto in een ander Europees land is door middel van diefstal het navigatiesysteem ontvreemd. Hierbij is ook het systeem dat zich achter het navigatiesysteem bevindt beschadigd. Tot aan de registratie van de auto in Nederland is de auto niet of nauwelijks in gebruik geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een gebruikte auto. Ook in het licht van artikel 110 VWEU acht de rechtbank de onderhavige auto een gebruikte auto, omdat de auto in een concurrentieverhouding vergelijkbaar is met een tweedehands ‘gebruikte auto’. De inbraakschade is dermate omvangrijk dat de auto zich minder goed laat vergelijken met een ‘nieuwe auto’ zonder schade. Beroep gegrond.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 16/2808
uitspraak van 15 februari 2018
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] BV, gevestigd te [plaats X],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur,
en
de Minister voor Rechtsbescherming.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) van € 2.857 (aanslagnummer: [aanslagnummer]) opgelegd ter zake van een personenauto BMW, type 3-serie Gran Turismo 318d (VIN: [VIN]; de auto).
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 april 2016 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 4 mei 2016, ontvangen bij de rechtbank op 9 mei 2016, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2017 te Breda. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarin ook de ter zitting verschenen personen zijn vermeld. Een afschrift van dit proces-verbaal wordt gelijktijdig met een afschrift van deze uitspraak aan partijen toegezonden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd. Ter zitting hebben partijen verklaard dat zij alsnog willen bezien of zij tot een compromis kunnen komen.
Bij brief van 15 januari 2018 heeft de rechtbank de uitspraaktermijn verlengd met zes weken.
Bij brief van 7 februari 2018 heeft de inspecteur medegedeeld dat partijen niet tot een compromis zijn gekomen.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is eigenaar van de auto. Zij heeft de auto op 31 juli 2015 gekocht van een in Nederland gevestigd bedrijf voor een bedrag van € 27.769,50 (inclusief BTW). De factuur vermeldt onder meer dat er nog geen eerste toelating is, dat de kilometerstand 3 km is en dat de auto beschadigd is door diefstal. De auto heeft als datum eerste toelating 3 augustus 2015 in een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland. De registratie aldaar heeft plaatsgevonden door de bestuurder van belanghebbende.
Op of omstreeks 21 mei 2014 en 22 mei 2014 is door middel van diefstal het navigatiesysteem uit de auto ontvreemd. Hierbij is ook het systeem dat zich achter het navigatiesysteem bevindt beschadigd. De auto bevond zich op dat moment in België. Ter zake is aangifte gedaan op 22 mei 2014 bij de politie in Verviers.
Belanghebbende heeft op 7 augustus 2015 met betrekking tot de registratie in het Nederlandse kentekenregister van de auto, afkomstig uit een andere lidstaat van de Europese Unie, een bedrag van € 4.964 aan BPM op aangifte voldaan. Belanghebbende heeft bij de aangifte gebruik gemaakt van een koerslijst. Hierbij heeft belanghebbende zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een gebruikte auto. De aangifte vermeldt een bedrag aan bruto BPM van € 7.821 (op basis van CO2-uitstoot). Hierop is afgeschreven uitgaande van een historische nieuwprijs van € 50.975 en een handelsinkoopwaarde van € 32.360.
De auto is op 22 augustus 2015 geregistreerd in Nederland.
De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een nieuwe auto en de onderhavige naheffingsaanslag BPM opgelegd voor het verschil tussen de verschuldigde BPM van € 7.821 en de voldane BPM van € 4.964.
3 Geschil
Is geschil is het antwoord op de vraag op de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, in het bijzonder of sprake is van een nieuwe of een gebruikte auto.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.