Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-02-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:1061, BRE - 16 _ 3532 t/m 16 _ 3535, 17 _ 5072 en 17 _ 5073
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-02-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:1061, BRE - 16 _ 3532 t/m 16 _ 3535, 17 _ 5072 en 17 _ 5073
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 13 februari 2019
- Datum publicatie
- 5 juli 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2019:1061
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2020:4027, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2020:4051, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BRE - 16 _ 3532 t/m 16 _ 3535, 17 _ 5072 en 17 _ 5073
- Relevante informatie
- Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 1, Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 2, Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 32, Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 36, Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025], Wet financiering sociale verzekeringen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 60, Grondwet [Tekst geldig vanaf 22-02-2023] art. 120, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 19, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 67f, Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 4, Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 12a, Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 26, Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 26b, Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 28, Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 8, Besluit proceskosten bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 2, Besluit proceskosten bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 3
Inhoudsindicatie
Art. 1, 2, 32 en 36 IW; art. 7 UB IW; art. 60 Wfsv; art. 4:8, 8:60 en 8:63 Awb; art. 120 GW; art. 19 en 67f AWR; art. 4, 12a, 26, 26b en 28 Wet LB; art. 2a, 2c en 2e UB LB; Art. 8 Wet minimumloon; art. 2 en 3 Bpb;
Belanghebbenden zijn terecht aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonheffingen 2011 tot en met 2013 die zijn opgelegd aan de BV waarvan zij de bestuurders waren en voor de daarmee samenhangende beschikkingen vergrijpboeten en heffings-/belastingrente. Wel heeft de rechtbank de hoogte van de aansprakelijkstellingen verminderd.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 16/3532 tot en met 16/3535, 17/5072 en 17/5073
uitspraak van 13 februari 2019
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende 1] , domicilie kiezende te [plaats] , en
[belanghebbende 2] , domicilie kiezende te [plaats] ,
belanghebbenden,
en
de ontvanger van de Belastingdienst,
de ontvanger.
1 Ontstaan en loop van het geding
De ontvanger heeft belanghebbenden bij beschikkingen op grond van artikel 36, in samenhang met de artikelen 2, tweede lid, onderdeel a en 32, tweede lid, van de Invorderingswet 1990 (hierna: de IW) en – naar de rechtbank verstaat – artikel 60 van de Wet financiering sociale verzekeringen en premiebesluiten (hierna: de Wfsv) aansprakelijk gesteld voor onderstaande bedragen van door [naam 16] B.V. (hierna: [naam 16] ) onbetaald gelaten naheffingsaanslagen loonheffingen over de periode 2011 tot en met 2013, de daarmee samenhangende vergrijpboete (2013) en de verschuldigde heffingsrente (2011 en 2012), dan wel belastingrente (2013). Het betreft de volgende beschikkingen (hierna: de beschikkingen):
Belanghebbende [belanghebbende 1] :
Zaaknr. |
Beschikkingsnr. |
Dagtekening |
Tijdvak |
Loonheffing |
Boete |
Rente |
17/5072 |
[nr] |
30-04-2014 |
2011-2012 |
€ 2.265.075 |
€ 112.938 |
|
16/3532 |
[nr] |
24-08-2015 |
2013 |
€ 897.762 |
€ 53.915 |
|
16/3533 |
[nr] |
02-11-2015 |
2013 |
€ 442.580 |
Belanghebbende [belanghebbende 2] :
Zaaknr. |
Beschikkingsnr. |
Dagtekening |
Tijdvak |
Loonheffing |
Boete |
Rente |
17/5073 |
[nr] |
30-04-2014 |
2011-2012 |
€ 2.265.075 |
€ 112.938 |
|
16/3534 |
[nr] |
24-08-2015 |
2013 |
€ 897.762 |
€ 53.915 |
|
16/3535 |
[nr] |
02-11-2015 |
2013 |
€ 442.580 |
De ontvanger heeft bij uitspraken op bezwaar van 27 augustus 2014 de beschikkingen met betrekking tot de tijdvakken 2011 en 2012 gehandhaafd. Belanghebbenden hebben hiertegen beroep ingesteld (zaken BRE 14/5978 en 14/5981). Bij uitspraken van 14 juni 2016 heeft de rechtbank deze zaken (tezamen met de zaken BRE 14/5477, 14/5979, 14/5479 en 14/5983) teruggewezen naar de ontvanger om belanghebbenden alsnog te horen. Daarbij heeft de rechtbank een proceskostenvergoeding voor de beroepsfase toegekend van € 3.500 per belanghebbende.
Bij uitspraken op bezwaar van 21 april 2016 heeft de ontvanger de beschikkingen met betrekking tot het tijdvak 2013 gehandhaafd. Belanghebbenden hebben hiertegen bij brief van 30 mei 2016, ontvangen bij de rechtbank op 31 mei 2016, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbenden per persoon eenmaal griffierecht geheven van € 46.
Bij uitspraken op bezwaar van 7 juni 2017 heeft de ontvanger, na het horen, opnieuw afwijzend beslist op de bezwaren van belanghebbenden tegen de beschikkingen met betrekking tot de tijdvakken 2011 en 2012. Belanghebbenden hebben hiertegen bij brief van 14 juli 2017, ontvangen bij de rechtbank op 17 juli 2017, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen (en de gelijktijdig ingestelde beroepen in de zaken BRE 17/5070, 17/5071, 17/5074 en 17/5075) heeft de griffier van belanghebbenden per persoon eenmaal griffierecht geheven van € 46.
De ontvanger heeft verweerschriften ingediend.
Met betrekking tot het tijdvak 2013 heeft het eerste onderzoek ter zitting plaatsgevonden op 6 april 2018. Daarbij zijn de beroepen in de zaken BRE 16/3532 tot en met 16/3535 gelijktijdig behandeld. Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting in deze zaken geschorst en bepaald dat het vooronderzoek zal worden hervat. Een afschrift van het proces-verbaal van de zitting is op 24 april 2018 aan partijen verzonden.
Partijen hebben vervolgens nadere stukken ingediend. Het gaat om de volgende stukken:
- -
-
Brief van 1 mei 2018 van de ontvanger met bijgevoegd onder meer CD-ROM’s;
- -
-
Brief van 7 juni 2018 van belanghebbenden;
- -
-
Brief van 11 juni 2018 van belanghebbenden met bijgevoegd onder meer een usb-stick;
- -
-
Brief van 25 juli 2018 van de ontvanger met bijgevoegd onder meer CD-ROM’s;
- -
-
Brief van 10 augustus 2018 van de ontvanger met een aanvulling op de verweerschriften;
- -
-
Brief van 2 oktober 2018 van belanghebbenden.
Het (voor de zaken BRE 16/3532 tot en met 16/3535: tweede) onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2018 te Breda. Ter zitting zijn de beroepen met de zaaknummers 16/3532 tot en met 16/3535 en 17/5070 tot en met 17/5075 gelijktijdig behandeld. Voor een overzicht van de aldaar verschenen en gehoorde personen en het ter zitting verhandelde verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting. Een afschrift van het proces-verbaal van de zitting is gelijktijdig met een afschrift van deze uitspraak aan partijen verzonden.
Bij brief van 20 december 2018 heeft de rechtbank de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbenden waren vanaf 2 mei 2011 bestuurders van [naam 16] . Deze vennootschap exploiteerde in onderhavige tijdvakken een uitzendbureau. De uitzendkrachten waren hoofdzakelijk werkzaam in de infrastructuur en bij metaalbedrijven.
Door de inspecteur is bij [naam 16] een boekenonderzoek ingesteld naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffing over de jaren 2011 tot en met 2013. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in rapporten van 4 april 2014 (met betrekking tot de jaren 2011 en 2012) en 26 juni 2015 (met betrekking tot het jaar 2013).
Naar aanleiding van voornoemd onderzoek heeft de inspecteur aan [naam 16] de volgende naheffingsaanslagen en vergrijpboete opgelegd en daarbij heffingsrente, dan wel belastingrente in rekening gebracht:
Aanslagnummer |
Dagtekening |
Jaar |
Loonheffing |
Vergrijpboete |
Rente |
[aanslagnr 1] |
10-04-2014 |
2011 |
€ 1.060.098 |
- |
€ 66.815 |
[aanslagnr 2] |
10-04-2014 |
2012 |
€ 1.204.977 |
- |
€ 46.123 |
[aanslagnr 3] |
02-07-2015 |
2013 |
€ 897.762 |
€ 442.580 |
€ 53.915 |
De vergrijpboete bestaat uit een bedrag van € 31.562 wegens grove schuld en een bedrag van € 411.108 wegens opzet.
Bij de naheffingsaanslagen is de op aangifte afgedragen loonheffing gecorrigeerd met betrekking tot de hieronder genoemde posten. De vergrijpboete over het jaar 2013 is opgelegd op grond van grove schuld (25% of 40%) of opzet (50% of 80%).
Naheffing 2011 |
Naheffing 2012 |
Naheffing 2013 |
% Boete 2013 |
Bedrag boete 2013 |
|
1. Geen geldig ID/Wet op ID-plicht |
€ 16.693 |
€ 15.054 |
€ 9.594 |
25% |
€ 2.398, 50 |
2. Geen tewerkstellingsvergunning |
€ 129 |
€ 3.519 |
|||
3. Dagtekening LB-verklaring |
€ 38.628 |
€ 1.703 |
|||
4. Heffingskorting niet ingevuld |
€ 39.324 |
€ 50.256 |
€ 28.955 |
25% |
€ 7.238,75 |
5. Geen heffingskorting |
€ 927 |
€ 11.893 |
€ 10.424 |
25% |
€ 2.606,00 |
6. Tabel bijzondere beloning |
€ 59.905 |
50% |
€ 29.952,50 |
||
7. Gebruikelijk loon |
€ 30.604 |
€ 34.907 |
€ 36.887 |
25% |
€ 9.221,75 |
8. Algemene onkosten |
€ 223.973 |
€ 74.410 |
|||
9. Gereedschapsvergoeding |
€ 66.687 |
€ 76.754 |
€ 48.457 |
50% |
€ 24.228,50 |
10. Vergoeding schoeisel |
€ 20.109 |
€ 8.791 |
|||
11. Kledingvergoeding |
€ 22.958 |
50% |
€ 11.479,00 |
||
12. Vergoeding consumpties |
€ 10.729 |
€ 12.232 |
50% |
€ 6.116,00 |
|
13. Vergoeding telefoon |
€ 22.092 |
€ 13.163 |
50% |
€ 6.581,50 |
|
14. Maaltijdvergoeding |
€ 75.451 |
50% |
€ 37.725,50 |
||
15. Hotelvergoeding |
€ 20.443 |
50% |
€ 10.221,50 |
||
16. Offshorevergoeding |
€ 6.209 |
€ 61.882 |
€ 28.683 |
50% |
€ 14.341,50 |
17. Parkeerkosten |
€ 7.585 |
50% |
€ 3.792,50 |
||
18. Kilometervergoeding |
€ 521.238 |
€ 609.323 |
€ 406.099 |
50% |
€ 203.049,50 |
19. PGA familie [belanghebbende 1] |
€ 54.875 |
€ 84.970 |
€ 79.413 |
80% |
€ 63.530,40 |
20. PGA gehuurde auto's Aldiver |
€ 4.154 |
||||
21. PGA auto opdrachtgever |
€ 6.380 |
€ 4.798 |
40% |
€ 1.919,20 |
|
22. Geen VAR-beschikking [naam 5] |
€ 46.967 |
||||
23. Geen VAR-beschikking [naam 6] |
€ 37.950 |
||||
24. VAR-beschikking [naam 7] |
€ 13.692 |
€ 21.998 |
€ 15.761 |
25% |
€ 3.940,25 |
25. VAR-beschikking [naam 8] |
€ 19.439 |
€ 21.968 |
€ 16.954 |
25% |
€ 4.238,50 |
26. Kerstpakket |
€ 3.417 |
€ 3.431 |
|||
Totaal (boete naar beneden afgerond) |
€ 1.060.098 |
€ 1.204.977 |
€ 897.762 |
€ 442.580 |
In verband met de leesbaarheid van deze uitspraak zijn de feiten met betrekking tot de correcties loonheffing en de daarop gebaseerde vergrijpboete vermeld in onderdeel 4 van deze uitspraak.
De in 2.3 vermelde bedragen aan loonheffing, vergrijpboete, heffings- en belastingrente zijn onbetaald gebleven. De ontvanger heeft belanghebbenden hiervoor aansprakelijk gesteld (zie ook 1.1).
Door de FIOD is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld tegen belanghebbenden en [naam 16] . Met dagtekening 23 juli 2015 heeft de FIOD van dit onderzoek een overzichtsproces-verbaal opgemaakt. Een digitale versie van dit overzichtsproces-verbaal met bijlagen is door de ontvanger bij de rechtbank ingediend. De gegevensdragers (32 CD-roms) met de digitale stukken maken onderdeel uit van het procesdossier.
3 Geschil
In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:
-
Is het verdedigingsbeginsel geschonden?
-
Zijn belanghebbenden terecht aansprakelijk gesteld?
-
Indien belanghebbenden terecht aansprakelijk zijn gesteld, zijn dan de aansprakelijkstellingen voor de loonheffing, de heffings-/belastingrente en de vergrijpboete tot te hoge bedragen vastgesteld?
-
Hebben belanghebbenden recht op een integrale kostenvergoeding voor de bezwaarfase in de zaken BRE 17/5072 en 17/5073?
Belanghebbenden beantwoorden de vragen 1, 3 en 4 bevestigend en vraag 2 ontkennend. De ontvanger is de tegenovergestelde mening toegedaan.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting(en).
Belanghebbenden concluderen (primair) tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de in 1.1 vermelde beschikkingen (hierna: de beschikkingen).
De ontvanger concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de beschikkingen (zie 4.37 en 4.40 hierna).