Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-11-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:5269, AWB - 16 _ 9839

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-11-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:5269, AWB - 16 _ 9839

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
21 november 2019
Datum publicatie
19 december 2019
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2019:5269
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 16 _ 9839

Inhoudsindicatie

Correcties OB; aanwezigheidsrecht; rechtszekerheid; bewijsnood

De rechtbank wijst het verzoek om aanhouding van de zitting voor (on)bepaalde tijd in verband met de geestelijke gezondheid van belanghebbende af. In dit geval prevaleren het algemene belang van een doelmatige procesgang en het belang van de wederpartij boven het individuele belang van belanghebbende bij aanwezigheid op de zitting.

De rechtbank ziet geen reden om de binnen de naheffingstermijn opgelegde naheffingsaanslagen te vernietigen. De rechtszekerheid die met die termijn wordt gewaarborgd is niet aangetast, ook al is de motivering van de naheffing summier.

Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat de aangebrachte correcties naar aanleiding van het boekenonderzoek onterecht zijn. De rechtbank verwerpt het beroep op bewijsnood wegens het niet-beschikken over de administratie. Belanghebbende maakt de stelling dat de administratie aan de Belastingdienst is overgedragen maar nooit is teruggekregen, niet aannemelijk.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Uitspraak van 21 november 2019

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende 1] ,

hierna: de Maatschap,

zaaknummers 16/9839 tot en met 16/9843,

[belanghebbende 2] ,

hierna: [belanghebbende 2] ,

zaaknummers 16/9845, 16/9847, 16/9848 en 16/9850,

[belanghebbende 3] ,

hierna: [belanghebbende 3] ,

zaaknummers 16/9851, 16/9853, 16/9854, 16/9856, 16/9857, 16/9859, 16/9860 en 16/9861,

hierna samen ook aangeduid als: belanghebbenden,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan de Maatschap de volgende naheffingsaanslagen omzetbelasting en rentebeschikkingen opgelegd.

Zaaknr

Aanslagnummer

Tijdvak

Enkelvoudige belasting

Heffingsrente/ belastingrente

Naheffingsaanslag

16/9839

[aanslagnummer 1] .F01.7501

1-1-2007 t/m 31-12-2007

€ 9.617

€ 1.556

€ 11.173

16/9840

[aanslagnummer 1] .F01.8501

1-1-2008 t/m 31-12-2008

€ 11.799

€ 1.654

€ 13.453

16/9841

[aanslagnummer 1] .F01.9501

1-1-2009 t/m 31-12-2009

€ 23.331

€ 3.362

€ 26.693

16/9842

[aanslagnummer 1] .F01.0501

1-1-2010 t/m 31-12-2010

€ 17.846

€ 2.183

€ 20.029

16/9843

[aanslagnummer 1] .F01.1501

1-1-2011 t/m 31-12-2011

€ 1.351

€ 128

€ 1.479

1.2.

De inspecteur heeft aan [belanghebbende 2] de volgende naheffingsaanslagen omzetbelasting en rentebeschikkingen opgelegd.

Zaaknr

Aanslagnummer

Tijdvak

Enkelvoudige belasting

Heffingsrente/ belastingrente

Naheffingsaanslag

16/9845

[aanslagnummer 2] .F03.7501

1-1-2007 t/m 31-12-2007

€ 7.675

€ 1.241

€ 8.916

16/9847

[aanslagnummer 2] .F03.8506

1-1-2008 t/m 31-12-2008

€ 8.589

€ 1.096

€ 9.685

16/9848

[aanslagnummer 2] .F03.9506

1-1-2009 t/m 31-12-2009

€ 9.806

€ 917

€ 10.723

16/9850

[aanslagnummer 2] .F03.0506

1-1-2010 t/m 31-12-2010

€ 6.670

€ 457

€ 7.127

1.3.

De inspecteur heeft aan [belanghebbende 3] de volgende naheffingsaanslagen omzetbelasting en rentebeschikkingen opgelegd.

Zaaknr

Aanslagnummer

Tijdvak

Enkelvoudige belasting

Heffingsrente/ belastingrente

Naheffingsaanslag

16/9851

[aanslagnummer 2] .F05.0501

1-7-2010 t/m 31-12-2010

€ 3.296

€ 403

€ 3.699

16/9853

[aanslagnummer 2] .F05.0506

1-1-2010 t/m 31-12-2010

€ 9.997

€ 685

€ 10.682

16/9854

[aanslagnummer 2] .F05.1506

1-1-2011 t/m 31-12-2011

€ 36.973

€ 1.540

€ 38.513

16/9856

[aanslagnummer 2] .F05.2501

1-2-2012 t/m 29-2-2012

€ 5.178

€ 0

€ 5.178

16/9857

[aanslagnummer 2] .F05.2506

1-1-2012 t/m 31-12-2012

€ 27.312

€ 491

€ 27.803

16/9859

[aanslagnummer 2] .F05.3501

1-1-2013 t/m 30-6-2013

€ 2.848

€ 120

€ 2.968

16/9860

[aanslagnummer 2] .F05.3506

1-1-2013 t/m 31-3-2013

€ 10.748

€ 0

€ 10.748

Naar aanleiding van de door [belanghebbende 3] ingediende aangiften omzetbelasting over de tijdvakken april 2013, mei 2013 en juni 2013 waarin is verzocht om teruggaaf van de hierna te melden bedragen, heeft de inspecteur de volgende beschikkingen “Geen teruggaaf” genomen.

Zaaknr

Aanslagnummer

Tijdvak

Verzochte teruggaaf

16/9861

[aanslagnummer 2] .O05.3041

1-4-2013 t/m 30-4-2013

€ 3.089

[aanslagnummer 2] .O05.3051

1-5-2013 t/m 31-5-2013

€ 3.049

[aanslagnummer 2] .O05.3061

1-6-2013 t/m 30-6-2013

€ 5.615

1.4.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 2 november 2016 het bezwaar van [belanghebbende 3] tegen de aanslag met nummer 0506 niet-ontvankelijk verklaard en heeft de overige naheffingsaanslagen en beschikkingen gehandhaafd.

1.5.

Belanghebbenden hebben daartegen bij brief van 13 december 2016, op die dag ontvangen bij de rechtbank, beroep ingesteld. Ter zake van de beroepen ten name van de Maatschap heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van eenmaal € 334. Ter zake van de beroepen ten name van [belanghebbende 2] is een griffierecht van eenmaal € 168 en ter zake van de beroepen ten name van [belanghebbende 3] is eveneens een griffierecht geheven van eenmaal € 168.

1.6.

De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2019 te Breda. Van de zitting is een proces-verbaal gemaakt. Voor een overzicht van de personen die op de zitting zijn verschenen en voor een overzicht van wat op de zitting is besproken, verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting. Een afschrift van het proces-verbaal van de zitting is tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

De heer [A] (hierna: [A] ) en zijn (toenmalige) echtgenote mevrouw [B] hebben tot [januari] 2011 een maatschap gedreven. De activiteiten van de Maatschap bestonden uit de verhuur van onroerende zaken. Deze onroerende zaken zijn in 2005 en op 13 maart 2007 (executoriaal) verkocht. In de jaren 2007 tot en met 2011 zijn ten name van de Maatschap aangiften omzetbelasting ingediend en is voorbelasting teruggevraagd.

2.2.

[A] heeft handelend onder de naam [belanghebbende 2] een recreatiewoning [belanghebbende 2] gelegen in het " [villapark] " te [plaats] verhuurd. De woning was eigendom van [A] en zijn echtgenote. De woning is op 12 juli 1996 gekocht en op 4 april 2005 (executoriaal) verkocht. In de jaren 2007 tot en met 2010 zijn aangiften omzetbelasting ingediend en is voorbelasting teruggevraagd.

2.3.

Handelend onder de naam [belanghebbende 3] heeft [A] van 16 september 2010 tot 1 augustus 2013 een winkel geëxploiteerd.

2.4.

Op 27 mei 2013 is bij belanghebbenden een boekenonderzoek ingesteld waarbij de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2011 is beoordeeld. Het boekenonderzoek is later uitgebreid met het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013. Van dit onderzoek is een controlerapport opgesteld, gedateerd 8 december 2014. Naar aanleiding van de bevindingen tijdens het boekenonderzoek heeft de inspecteur de onder 1.1 tot en met 1.3 genoemde naheffingsaanslagen en beschikkingen opgelegd.

De naheffingsaanslagen ten aanzien van Maatschap en [belanghebbende 2] zijn in de kern erop gebaseerd dat ten onrechte vooraftrek is geclaimd aangezien geen economische activiteiten meer werden verricht.

De naheffingsaanslagen en de beschikkingen ten aanzien van [belanghebbende 3] bestaan uit een verscheidenheid aan correcties zoals correcties in verband met administratieverschillen (verschil tussen de belasting volgens de aangifte en de belasting volgens de administratie), contante stortingen, een factuur waarvan de echtheid wordt betwijfeld, en kosten die volgens de inspecteur in de privésfeer zijn gelegen.

2.5.

[A] is op 21 juli 2017 strafrechtelijk veroordeeld voor belastingfraude.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht en niet naar te hoge bedragen zijn opgelegd en of de teruggaafbeschikkingen van nihil juist zijn.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en de naheffingsaanslagen en beschikkingen.

3.4.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen met uitzondering van de beroepen die zien op de volgende naheffingsaanslagen waartoe de inspecteur als volgt concludeert:

-

vermindering van de naheffingsaanslag ten name van de Maatschap in zaaknummer 16/9839 tot € 3.157,

-

vermindering van de naheffingsaanslag name van de Maatschap in zaaknummer 16/9840 tot € 11.120,

-

vermindering van de naheffingsaanslag ten name van [belanghebbende 3] in zaaknummer 16/9854 tot € 36.473, en

-

vermindering van de naheffingsaanslag ten name van [belanghebbende 3] in zaaknummer 16/9857 tot € 25.935.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing