Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-04-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:1845, AWB - 18 _ 6433
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-04-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:1845, AWB - 18 _ 6433
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 17 april 2020
- Datum publicatie
- 19 mei 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2020:1845
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2021:2397, Bekrachtiging/bevestiging
- Herziening: ECLI:NL:HR:2022:1884, Toewijzing
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 6433
Inhoudsindicatie
Schenkbelasting (artikel 1, lid 9 en artikel 18, lid 2 SW 1956).
Belanghebbende heeft vijf schenkingen van zijn ouders ontvangen. De schenkingen zijn door middel van vijf afzonderlijke notariële akten van schenking, die op één dag gepasseerd zijn, tot stand gekomen. Vier van de vijf schenkingen vinden plaats onder de opschortende voorwaarde dat de langstlevende van de schenkers in leven is op een latere datum. De inspecteur neemt samenhang aan tussen de verschillende akten en is van mening dat er sprake is van schenking van een periodieke uitkering.
Belanghebbende stelt dat er sprake is van vijf afzonderlijke schenkingen.
De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van schenking van een periodieke uitkering. De op één dag gepasseerde akten van schenking dienen in dit geval voor de toepassing van de SW niet te worden samengenomen. Het gelijk is aan de belanghebbende.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 18/6433
uitspraak van 17 april 2020
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2013 een aanslag schenkbelasting opgelegd (de aanslag). De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 augustus 2018 de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 21 september 2018, ontvangen bij de rechtbank op 24 september 2018, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op 23 januari 2020 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden in Eindhoven voor de enkelvoudige belastingkamer, waarna het onderzoek is gesloten. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat in afschrift op 13 februari 2020 aan partijen is verzonden. Vervolgens is de zaak verwezen naar de meervoudige belastingkamer. Met instemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2 Feiten
Op 7 maart 2013 zijn vijf afzonderlijke notariële akten van schenking verleden (de schenkingen). Met iedere akte komen de ouders van belanghebbende met hem overeen een bedrag te schenken van € 10.000, waarbij dit bedrag renteloos schuldig wordt gebleven. De inhoud van de akten is vrijwel identiek. Vier van de vijf schenkingen vinden plaats onder de opschortende voorwaarde dat de langstlevende van de schenkers in leven is op respectievelijk 1 januari 2014, 1 januari 2015, 1 januari 2016 en 1 januari 2017. In iedere schenkingsakte is een herroepingsrecht opgenomen.
De ouders van belanghebbende wonen ten tijde van de schenkingen in Nederland.
3 Geschil
Partijen verschillen van mening of de schenkingen zodanig samenhangen dat ze als een periodieke uitkering in de zin van artikel 18, lid 2 van de Successiewet 1956 (SW) moeten worden gekwalificeerd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de inspecteur bevestigend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.