Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-07-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:3136, BRE - 19 _ 2578
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-07-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:3136, BRE - 19 _ 2578
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 15 juli 2020
- Datum publicatie
- 5 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2020:3136
- Zaaknummer
- BRE - 19 _ 2578
Inhoudsindicatie
Voor deze uitspraak is momenteel geen samenvatting beschikbaar. Deze uitspraak is in verband met de corona maatregelen door middel van geanonimiseerde publicatie openbaar gemaakt.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 19/2578
uitspraak van 15 juli 2020
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 5 juni 2019 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] (hierna: de naheffingsaanslag).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2020 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2 Gronden
Feiten
Belanghebbende heeft op 4 mei 2019 zijn (lease-)auto, van het merk en type Mercedes-Benz C350 E met kenteken [kenteken] (hierna: de auto), geparkeerd op een parkeerplaats aan de [straat] in Breda. In de Verordening Parkeerbelastingen Breda 2019 (hierna: de Verordening) en het daarbij behorende Aanwijzingsbesluit parkeerbelastingen 2018 van de gemeente (hierna: het Aanwijzingsbesluit) is de [straat] in Breda aangewezen als een plaats waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.
Tijdens een controle op of omstreeks 11:29 uur is door de parkeercontroleur geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting is voldaan. Daarom is de naheffingsaanslag opgelegd. Een duplicaat van de naheffingsaanslag is met dagtekening 14 mei 2019 verzonden naar het adres van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. De nageheven parkeerbelasting bedraagt € 1,40 verhoogd met € 62,70 wegens kosten van de naheffing. Belanghebbende heeft bezwaar ingesteld tegen de naheffingsaanslag. De heffingsambtenaar heeft in de uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd. De uitspraak op bezwaar is zowel gericht aan Leaseplan (de kentekenhouder) als de feitelijk parkeerder (belanghebbende).
Belanghebbende heeft in bezwaar een document overgelegd waaruit de parkeerhistorie van de door hem gebruikte parkeerapp is af te lezen. In dat document staat ter zake van bovengenoemd parkeren vermeld: ‘4 mei 11:18 11:18 €0,00’.
In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
Vooraf
Vast staat dat belanghebbende de auto heeft geparkeerd. Ter zitting is komen vast te staan dat belanghebbende de naheffingsaanslag heeft betaald. Gelet op het voorgaande kan belanghebbende worden aangemerkt als belastingplichtige als bedoeld in artikel 225 van de Gemeentewet (vgl. HR 14 juli 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6508). Belanghebbende was daarom op basis van artikel 253, eerste en vierde lid, van de Gemeentewet en artikel 3, eerste lid, van de Verordening gerechtigd tot het instellen van bezwaar en beroep tegen de onderhavige naheffingsaanslag.
Inhoudelijk
De heffingsambtenaar heeft het volgende aangevoerd. De verschuldigde parkeerbelasting is niet voldaan omdat belanghebbende zijn voertuig op 4 mei 2019 om 11:18 uur via het belparkeren systeem heeft aangemeld voor de parkeerbelasting maar meteen ook weer heeft afgemeld. Dit blijkt duidelijk uit het document dat belanghebbende in de bezwaarfase heeft meegezonden. Voorts heeft de dienstdoende parkeercontroleur bij de toelichting in het brondocument van de naheffingsaanslag het volgende vastgelegd: ‘Bestuurder heeft de parkeer app aan en direct weer uitgezet om 11:18’. Dit document is door de betreffende parkeercontroleur ondertekend.
Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd. Hij voert daartoe primair aan dat hij de aanmelding van zijn auto in de parkeerapp niet zelf ongedaan heeft gemaakt, maar de afmelding, naar hij vermoedt, te wijten is aan een slechte internetverbinding of andere technische oorzaak.
Niet in geschil is dat de belanghebbende de parkeerbelasting op 4 mei 2019 niet heeft voldaan, omdat hij onmiddellijk werd afgemeld na de aanmelding om 11:18 uur.
De rechtbank overweegt als volgt. Er zijn geen aanwijzingen dat er ten tijde van de aan- en afmelding een (technische) storing was van de parkeerapp waardoor een juiste, blijvende aanmelding is mislukt. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat hij ten tijde van de aanmelding in de parkeerapp gebruik heeft gemaakt van het wifinetwerk dat door de gemeente gratis wordt aangeboden, maar vaak niet goed functioneert. Hij heeft verder verklaard dat hij niet meer op zijn telefoon heeft gecontroleerd of hij (juist) was aangemeld. Ten slotte heeft hij verklaard dat hij ook gebruik had kunnen maken van mobiel (4G)-internet om zijn auto aan te melden in de parkeerapp, maar dat niet heeft gedaan.
Belanghebbende mocht, nu hij op de hoogte was van de omstandigheid dat het wifi-netwerk van de gemeente niet goed functioneerde, er redelijkerwijs niet van uitgaan dat zijn auto juist was aangemeld in de parkeerapp. Hij had maatregelen kunnen treffen, zoals hij zelf ook ter zitting naar voren heeft gebracht, om zorg te dragen voor een juiste en blijvende aanmelding. Ook had hij de verschuldigde parkeerbelasting op andere wijze kunnen voldoen. Dat belanghebbende niet (juist) was aangemeld in de parkeerapp, en daarmee niet de parkeerbelasting heeft voldaan, komt in dit geval voor rekening en risico van belanghebbende.
Subsidiair stelt belanghebbende zich op het standpunt dat hij korter dan 15 minuten heeft geparkeerd en daarom geen parkeerbelasting verschuldigd was. Daarom is het onredelijk dat de naheffingsaanslag is opgelegd.
Op grond van artikel 5 van de Verordening wordt parkeerbelasting geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Verordening is parkeerbelasting verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van parkeerapparatuur geschiedt door het met een (mobiele) telefoon of ander toegelaten communicatiemiddel inloggen op de centrale computer. Volgens artikel 1 van de Verordening wordt onder de centrale computer verstaan, de computer van het bedrijf waarmee de gemeente Breda een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon.
In het Aanwijzingsbesluit is in lid 1.3 bepaald de wijze waarop moet worden betaald alvorens in de [straat] mag worden geparkeerd. Voor het inloggen op de centrale computer staat in voormelde lid:
‘Door het via een telefoon/smartphone in te loggen op de centrale computer van een bedrijf waarmee de gemeente Breda een overeenkomst heeft gesloten (belparkeren). Dit kan uitsluitend als dit op de bij de betaalde parkeerplaatsen aanwezige parkeerapparatuur en bebording wordt aangegeven. Hiertoe dient de belastingplichtige geregistreerd te zijn bij dit bedrijf. De aanvang van het parkeren meldt de belastingplichtige door de gebiedscode via de mobiele telefoon door te geven aan het bedrijf. Voor een rechtsgeldige betaling neemt de belastingplichtige de voorwaarden van het bedrijf in acht. Daarbij dient tevens de maximale parkeerduur, welke geldt voor de betreffende parkeerautomaat, in acht te worden genomen.’
Volgens de ‘Tarieven- en kostentabel parkeerbelastingen 2019’ is met betrekking tot het parkeren in de [straat] parkeerbelasting verschuldigd voor de eerste 15 minuten € 0,00, voor het eerste uur € 1,05 en voor het tweede en elk daaropvolgend uur, per uur € 1,40.
Niet in geschil is dat belanghebbende de auto voor een aaneengesloten periode heeft laten staan (artikel 1, aanhef en onderdeel a, van de Verordening). De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende ter zake van het parkeren in de [straat] niet was ingelogd gedurende het parkeren op de centrale computer en daarmee zich dus niet heeft aangemeld om zo de aanvang van het parkeren in werking te stellen. Gelet op de opbouw van het uurtarief ter zake van het parkeren in de [straat] groeit, als het ware, de verschuldigde belasting gedurende het parkeren voortdurend aan. Om in aanmerking te kunnen komen voor het tarief van € 0,00 diende belanghebbende ter zake van het parkeren te zijn aangemeld bij aanvang van het parkeren. Nu belanghebbende om 11:18 uur was afgemeld (uitgelogd) en door de parkeercontroleur om 11:29 uur is geconstateerd dat belanghebbende ter zake van het parkeren niet was aangemeld op de centrale computer, faalt het subsidiaire standpunt van belanghebbende.
Gelet op het vorenstaande is de naheffingsaanslag terecht opgelegd en is het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 15 juli 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.