Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-09-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:4506, BRE 18/38 en BRE 18/39
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-09-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:4506, BRE 18/38 en BRE 18/39
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 24 september 2020
- Datum publicatie
- 20 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2020:4506
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2021:2885, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BRE 18/38 en BRE 18/39
Inhoudsindicatie
Art. 32 en 36 IW
De ontvanger heeft belanghebbende, na bezwaar, aansprakelijk gesteld in verband met het onbetaald blijven van naheffingsaanslagen omzetbelasting, inclusief rente en vergrijpboeten door vennootschappen waarvan belanghebbende bestuurder was. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat het ontbreken van een tijdige melding van de betalingsonmacht niet aan hem te wijten was. Hij is daarom terecht als bestuurder aansprakelijk gesteld voor de nageheven bedragen aan omzetbelasting. Omdat de ontvanger niet aannemelijk heeft gemaakt dat het belopen van de boeten en bedragen aan rente aan belanghebbende zijn te wijten, moeten de beschikkingen aansprakelijkstelling met deze bedragen worden verminderd.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 18/38 en BRE 18/39
uitspraak van 24 september 2020
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,
belanghebbende,
en
de ontvanger van de Belastingdienst,
de ontvanger.
1 Ontstaan en loop van het geding
De ontvanger heeft aan belanghebbende met dagtekening 17 juli 2017 een beschikking aansprakelijkstelling, beschikkingsnummer: [beschikkingsnummer 1] (zaaknummer BRE 18/39) gezonden voor een bedrag van € 27.310 in verband met het onbetaald blijven van een naheffingsaanslag omzetbelasting, inclusief rente (aangeduid als heffingsrente), vergrijpboete en invorderingskosten, ten name van [B.V. 1] B.V. (hierna: [B.V. 1] ).
Met dagtekening 18 juli 2017 heeft de ontvanger aan belanghebbende een beschikking aansprakelijkstelling, beschikkingsnummer: [beschikkingsnummer 2] (zaaknummer BRE 18/38) gezonden voor een bedrag van € 74.711 in verband met het onbetaald blijven van een naheffingsaanslag omzetbelasting, inclusief rente (aangeduid als heffingsrente), vergrijpboete en invorderingskosten, ten name van [B.V. 2] B.V. (hierna: [B.V. 2] ).
Belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 26 augustus 2017 tegen beide beschikkingen aansprakelijkstelling bezwaar gemaakt. De ontvanger heeft bij brief met dagtekening 24 november 2017 uitspraak op bezwaar gedaan ten aanzien van beide beschikkingen en de beschikkingen aansprakelijkstelling verminderd met de bedragen van de invorderingskosten. Voor het overige zijn de beschikkingen in bezwaar gehandhaafd. Na deze verminderingen bedraagt de beschikking aansprakelijkstelling voor [B.V. 1] € 25.543. Hoewel in de uitspraak op bezwaar wordt vermeld dat ook de invorderingskosten opgenomen in de aansprakelijkstelling voor [B.V. 2] worden verminderd is dit niet gebeurd. Op zitting is toegelicht dat dit inmiddels is hersteld en de aansprakelijkstelling is verlaagd naar € 69.995.
Belanghebbende heeft bij brief van 3 januari 2018, diezelfde dag ontvangen bij de rechtbank, tegen de uitspraken op bezwaar beroepen ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende eenmaal griffierecht geheven voor een bedrag van € 46.
De ontvanger heeft in beide zaaknummers een verweerschrift ingediend.
De ontvanger heeft bij brief van 6 juli 2020, diezelfde dag ontvangen bij de rechtbank, een nader stuk ingediend met als bijlagen correspondentie en stukken met betrekking tot de door [B.V. 1] gevoerde bezwaarprocedure. De rechtbank heeft dit nadere stuk met bijlagen per post in afschrift verstrekt aan belanghebbende.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2020 te Breda.
Voor de verschenen personen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting, waarvan een afschrift gelijktijdig met het afschrift van deze uitspraak aan partijen zal worden toegezonden. Bij deze uitspraak worden tevens de door de ontvanger ter zitting overgelegde stukken aan belanghebbende toegezonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende was de formele en feitelijke bestuurder van [B.V. 1] en [B.V. 2] .
Door de Belastingdienst zijn boekenonderzoeken uitgevoerd naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2015 van [B.V. 1] en [B.V. 2] . Met dagtekening 11 april 2016 zijn aan beide vennootschappen de definitieve controlerapporten van deze boekenonderzoeken toegezonden.
Op basis van de controlerapporten zijn aan [B.V. 1] en [B.V. 2] met dagtekening 28 mei 2016 de naheffingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente en vergrijpboeten (hierna: de naheffingsaanslagen) opgelegd. Deze naheffingsaanslagen zijn onbetaald gebleven.
Bij brieven van 16 mei 2017 heeft de ontvanger kennisgevingen van zijn voornemen tot aansprakelijkstelling aan belanghebbende gezonden. Hierop heeft belanghebbende op 6 juni 2017 gereageerd. Bij deze reactie heeft belanghebbende namens [B.V. 1] en [B.V. 2] meldingen betalingsonmacht gevoegd. De ontvanger heeft deze meldingen niet-rechtsgeldig verklaard, omdat het opleggen van de naheffingsaanslagen het gevolg zou zijn van aan de vennootschappen te wijten opzet of grove schuld.
[B.V. 1] en [B.V. 2] hebben tegen de naheffingsaanslagen bezwaar gemaakt. De bezwaren zijn door de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de inspecteur) niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijnen. De inspecteur heeft de naheffingsaanslagen ambtshalve beoordeeld en de daarbij opgelegde vergrijpboeten verminderd naar € 3.790 ( [B.V. 1] ) en € 72 ( [B.V. 2] ).
De ontvanger heeft ter zitting verklaard dat in het systeem van de Belastingdienst de beschikkingen aansprakelijkstelling dienovereenkomstig zijn verminderd tot € 24.481 ( [B.V. 1] ) en € 57.046 ( [B.V. 2] ), maar dat van deze verminderingen aan belanghebbende geen kennisgeving en/of beschikking is gezonden.
3 Geschil
In geschil is of belanghebbende terecht en voor de juiste bedragen aansprakelijk is gesteld.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de beschikkingen tot een bedrag van € 6.796 (BRE 18/38) en tot een bedrag van € 6.088 (BRE 18/39). De ontvanger concludeert eveneens tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de beschikkingen, maar dan tot een bedrag van € 57.046 (BRE 18/38) en een bedrag van € 24.481 (BRE 18/39).