Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-11-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:5908, BRE - 17 _ 1364
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-11-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:5908, BRE - 17 _ 1364
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 26 november 2020
- Datum publicatie
- 14 januari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2020:5908
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2022:4440, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BRE - 17 _ 1364
- Relevante informatie
- Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025]
Inhoudsindicatie
Naar het oordeel van de rechtbank dient het vermogen van de SPF niet aan belanghebbenden te worden toegerekend nu sprake is van exclusieve beslissingsbevoegdheid van het bestuur van de SPF. Belanghebbenden hebben terecht een beroep gedaan op artikel 2.14a, zevende lid, van de Wet IB 2001. Van een fictieve vervreemding (als bedoeld in artikel 4.16, eerste lid, letter f of letter g, van de Wet IB 2001) of fraus legis is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 17/1364 tot en met 17/1367
uitspraak van 26 november 2020
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende 1] , wonende te [woonplaats] en
[belanghebbende 2] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbenden,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur,
en
de Minister voor Rechtsbescherming,
de Minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbenden voor de jaren 2011 en 2012 de volgende aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd (hierna: de aanslagen). Tegelijk met de aanslagen zijn beschikkingen heffingsrente (2011) en belastingrente (2012) gegeven (hierna: de rentebeschikkingen).
Belanghebbende [belanghebbende 1] |
||||||
Jaar |
Aanslagnummer |
Dagtekening |
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang |
Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen |
Heffings- resp. belastingrente |
2011 |
[aanslagnummer 1] H.16.01 |
12 december 2014 |
€ 38.256 |
€ 509.200 |
€ 234.602 |
€ 16.341 |
2012 |
[aanslagnummer 1] H.26.01 |
18 december 2015 |
€ 6.774 |
€ 264.029 |
€ 233.759 |
€ 11.458 |
Belanghebbende [belanghebbende 2] (hierna: belanghebbende/echtgenote) |
||||||
Jaar |
Aanslagnummer |
Dagtekening |
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang |
Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen |
Heffings- resp. belastingrente |
2011 |
[aanslagnummer 2] H.16.01 |
17 december 2014 |
nihil |
€ 509.200 |
€ 177.072 |
€ 16.202 |
2012 |
[aanslagnummer 2] H.26.01 |
23 december 2015 |
nihil |
€ 264.029 |
€ 175.712 |
€ 11.221 |
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 13 januari 2017 de aanslagen gehandhaafd.
Belanghebbenden hebben daartegen bij faxberichten van 23 februari 2017, ontvangen bij de rechtbank op diezelfde dag, beroepen ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbenden een griffierecht geheven van twee maal € 46.
De inspecteur heeft verweerschriften ingediend. Belanghebbenden hebben, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2020 te Breda. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak naar partijen wordt gezonden.
De rechtbank heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd. Bij brieven van 8 oktober 2020 is deze uitspraaktermijn verlengd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbenden zijn gehuwd en woonachtig in Nederland.
Belanghebbende [belanghebbende 1] heeft in 1987 [N.V. 1] . opgericht, een naamloze vennootschap naar Curaçaos recht. [N.V. 1] . had een belang van 49% in een eveneens naar Curaçaos recht opgerichte en aldaar gevestigde vennootschap, [N.V. 2] , die op haar beurt alle aandelen hield in [B.V. 1] De overige 51% van de aandelen in de laatstgenoemde vennootschap behoorden (middellijk) toe aan de zakenpartner van belanghebbende [belanghebbende 1] (hierna: de zakenpartner).
In december 1999 is op verzoek van belanghebbende [belanghebbende 1] door [N.V. 3] , gevestigd te Curaçao, Stichting Particulier Fonds [de SPF] (hierna: de SPF) opgericht. Het bestuur van de SPF werd gevoerd door [de Trust] Trust N.V. (hierna: [de Trust] ). Het doel van de SPF is in de ‘Articles of Incorporation’ als volgt omschreven:
“Article 2
1. The purpose of the foundation is to preserve and manage assets [...] for the ultimate benefit of the members of the family who are beneficiaries”.
In november 2000 heeft belanghebbende [belanghebbende 1] de aandelen in [N.V. 4] (de nieuwe statutaire naam van [N.V. 1] .) geschonken aan de SPF. [N.V. 4] is in de loop van het jaar 2001 ontbonden. Naast de deelneming in [N.V. 2] bestonden de bezittingen van de SPF uit effecten en bankrekeningen.
In december 2003 heeft bij [N.V. 2] een statutenwijziging plaatsgevonden. Daarbij zijn de bestaande aandelen ingetrokken en zijn letteraandelen uitgegeven. De SPF heeft een belang van 24% verkregen bestaande uit 480 gewone aandelen A met een nominale waarde van € 25 per aandeel. Een belang van 25% bestaande uit letteraandelen D is verkregen door [N.V. 5] , een dochtermaatschappij van [B.V. 2] , waarvan belanghebbende [belanghebbende 1] de enig aandeelhouder en bestuurder is. De (middellijk gehouden) aandelen van de zakenpartner van belanghebbende [belanghebbende 1] zijn eveneens verletterd en herverdeeld. Het totale (middellijk gehouden) belang van 51% is ongewijzigd gebleven. Verder is de naam van [N.V. 2] gewijzigd in [N.V. 6]
In 2007 zijn de aandelen in [B.V. 1] verkocht aan een derde.
In de jaren 2011 en 2012 heeft [N.V. 6] dividenden uitgekeerd aan de SPF van respectievelijk € 230.400 en € 321.600.
Op 27 maart 2012 heeft de SPF een ruling gesloten met de belastingautoriteiten van Curaçao. Daarin is de SPF per 1 januari 2011 als doelvermogen aangemerkt in de zin van artikel 1B van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940. Hierdoor was de SPF op Curaçao onderworpen aan een belastingheffing naar de winst tegen een tarief van 10%.
De SPF heeft in het jaar 2011 een verlies geleden van NAF 607.872. Over het jaar 2012 is een winst geboekt van NAF 463.855, welke volledig is verrekend met het verlies van het jaar 2011.
In mei 2012 heeft de SPF de in haar bezit zijnde aandelen in [N.V. 6] verkocht aan [N.V. 5]1
Begin juni 2012 hebben belanghebbenden een vaststellingsovereenkomst gesloten met de Belastingdienst in Nederland. De vaststellingsovereenkomst had betrekking op de inkomstenbelasting inzake de toerekening van (het vermogen van) de SPF aan belanghebbenden over de jaren 2001 tot en met 2009. Het in de overeenkomst vastgelegde compromis heeft geresulteerd in een navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2004 ten name van belanghebbende [belanghebbende 1] .
Medio juni 2012 is de SPF ontbonden, waarna belanghebbenden een liquidatie-uitkering hebben ontvangen.
Belanghebbenden hebben gezamenlijk aangiften gedaan over de jaren 2011 en 2012. Daarbij is het volgende aangegeven:
Belanghebbende [belanghebbende 1] |
|||
Jaar |
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang |
Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen |
2011 |
€ 38.256 |
nihil |
€ 57.530 |
2012 |
€ 6.774 |
nihil |
€ 56.355 |
Belanghebbende [belanghebbende 2] |
|||
Jaar |
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang |
Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen |
2011 |
nihil |
nihil |
nihil |
2012 |
nihil |
nihil |
nihil |
De inspecteur heeft aan belanghebbenden vragen gesteld met betrekking tot de aangiften IB/PVV over de jaren 2011 en 2012. Naar aanleiding daarvan is de inspecteur afgeweken van de aangiften en zijn de aanslagen vastgesteld op basis van hogere belastbare inkomens (zie 1.1). Daarbij zijn de correcties ten aanzien van het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) en uit sparen en beleggen (box 3) gelijkelijk tussen belanghebbenden verdeeld.
3 Geschil
Tussen partijen zijn de antwoorden op de volgende vragen in geschil:
-
Dienen de bezittingen van de SPF te worden toegerekend aan belanghebbenden?
-
Indien vraag 1 ontkennend wordt beantwoord, dan is in geschil of belanghebbenden voor de jaren 2011 en 2012 een beroep kunnen doen op artikel 2.14a zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001);
-
Indien vraag 2 bevestigend wordt beantwoord, dan is in geschil of ten aanzien van de aandelen [N.V. 6] sprake is van een fictieve vervreemding als bedoeld in artikel 4.16, eerste lid, letter f of letter g, van de Wet IB 2001;
-
Indien vraag 3 ontkennend wordt beantwoord, dan is in geschil of sprake is van fraus legis.
Belanghebbenden beantwoorden vragen 1, 3 en 4 ontkennend en vraag 2 bevestigend. De inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken en het verhandelde ter zitting.
Belanghebbenden concluderen tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de aanslagen naar belastbare inkomens zoals deze blijken uit de ingediende aangiften IB/PVV 2011 en 2012 (zie 2.13).
De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de aanslagen IB/PVV 2011 en 2012 rekening houdend met de uitwerking van zijn in beroep nader ingenomen standpunten.2