Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-05-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:2280, AWB - 18 _ 8815

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-05-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:2280, AWB - 18 _ 8815

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
4 mei 2021
Datum publicatie
17 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:2280
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 18 _ 8815

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting, belastingplicht Limited Liability Partnerschip (LLP).

De rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende voor de vennootschapsbelasting als een niet-transparant lichaam moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de beroepen van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod niet slagen. Ook de stelling van belanghebbende dat er een arbeidsvergoeding is uitbetaald welke in mindering op het belastbaar bedrag dient te komen, slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer: BRE 18/8815

uitspraak van 4 mei 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2014 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd berekend naar een belastbaar bedrag van € 120.000 en bij gelijktijdige beschikking belastingrente in rekening gebracht van € 4.990 (aanslagnummer: [aanslagnummer] V.46.0112).

1.2.

Belanghebbende heeft per brief met dagtekening 29 januari 2018, door de inspecteur ontvangen op 30 januari 2018, bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 november 2018 het bezwaar ongegrond verklaard, de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd en het verzoek om kostenvergoeding afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar bij brief met 27 december 2018, ontvangen door de rechtbank op 28 december 2018, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 338.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Voorts heeft de inspecteur een nader stuk met dagtekening 8 maart 2021 ingediend. Alle stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2021 te Breda.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak naar partijen wordt gezonden.

1.6.

Na sluiting van het onderzoek ter zitting is door de rechtbank op 8 april 2021 een brief van de inspecteur ontvangen. Hierin is opgenomen dat partijen gepoogd hebben na de zitting een compromis te bereiken en dat dit niet is gelukt. Een afschrift van deze brief is ter informatie aan belanghebbende verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is opgericht op 2 januari 2014 naar het recht van het Verenigd Koninkrijk en heeft de rechtsvorm van een Limited Liability Partnership (hierna: LLP).

2.2.

Belanghebbende heeft twee members: [participant 1] en [participant 2] (hierna: de participanten). [participant 1] is middellijk (100%) aandeelhouder en bestuurder van [participant 2] De participanten zijn mondeling een LLP agreement overeengekomen.

2.3.

De activiteiten van belanghebbende bestonden volgens een tot de gedingstukken behorend uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel uit het leveren van adviesdiensten en het detacheren van personeel op het gebied van documentaire dienstverlening.

2.4.

Belanghebbende heeft een nihilaangifte vennootschapsbelasting 2014 ingediend en in de aangifte de volgende opmerking opgenomen: “een Engelse LLP is niet belastingplichtig voor de vpb”.

2.5.

De inspecteur heeft in het kader van de beoordeling van de aangifte een verzoek om nadere informatie gedaan. Naar aanleiding van de reactie van belanghebbende heeft de inspecteur geconcludeerd dat belanghebbende voor de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb) als niet-transparant lichaam dient te worden aangemerkt, zodat belanghebbende in de heffing van vennootschapsbelasting dient te worden betrokken.

2.6.

De inspecteur heeft vervolgens het door belanghebbende aangegeven belastbaar bedrag bij de aanslagregeling gecorrigeerd en heeft de definitieve aanslag vennootschapsbelasting 2014 aan belanghebbende opgelegd berekend naar een belastbaar bedrag van € 120.000. Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de inspecteur € 4.990 aan belastingrente in rekening gebracht.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de aanslag vennootschapsbelasting 2014 terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Meer in het bijzonder houdt partijen verdeeld de beantwoording van de vraag of belanghebbende voor de Nederlandse belastingheffing als niet-transparant lichaam kan worden aangemerkt. Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord, is in geschil of het belastbaar bedrag juist is berekend.

3.2.

Niet in geschil is dat belanghebbende vennootschapsbelastingplichtig is, indien belanghebbende als niet-transparant lichaam kwalificeert.

3.3.

Belanghebbende concludeert primair tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de aanslag en de beschikking belastingrente. Subsidiair concludeert zij tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vaststelling van de aanslag en de beschikking belastingrente op nihil. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing