Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-01-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:47, 21/00868

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-01-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:47, 21/00868

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
11 januari 2023
Datum publicatie
12 juli 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:47
Formele relaties
Zaaknummer
21/00868
Relevante informatie
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 2

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is naar het recht van het VK opgericht en heeft de rechtsvorm van een LLP. Zij is belastingplichtig voor de VPB op grond van artikel 2, lid 1, letter e (vangnetbepaling) dan wel artikel 2, lid 1, letter a, Wet VPB 1969. Het beroep van belanghebbende op het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel faalt. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat loonkosten zijn gemaakt.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/00868

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 4 mei 2021, nummer BRE 18/8815, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag vennootschapsbelasting (hierna: VPB) 2014 (hierna: de aanslag) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht (hierna: de beschikking belastingrente).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen, namens belanghebbende, [A] (hierna: [A] ), en de gemachtigde van belanghebbende, [B] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.7.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is op 2 januari 2014 naar het recht van het Verenigd Koninkrijk opgericht en heeft de rechtsvorm van een Limited Liability Partnership (hierna: LLP).

2.2.

Belanghebbende heeft twee participanten (‘members’): [A] en [BV 1] (hierna: de participanten). Een schriftelijke LLP-overeenkomst ontbreekt. De afspraken met betrekking tot de LLP zijn volgens belanghebbende mondeling gemaakt.

2.3.

[A] is directeur-grootaandeelhouder van [BV 2] (aandelenbezit: 100%) (hierna: [BV 2] ). [BV 2] houdt alle aandelen in [BV 1]

2.4.

Belanghebbende is gevestigd in Nederland en exploiteert een organisatieadviesbureau op het gebied van data, digitale documentatie en logistieke werkstromen.

2.5.

Belanghebbende heeft op 3 augustus 2015 een nihilaangifte VPB 2014 ingediend. In deze aangifte is de volgende opmerking opgenomen: “een Engelse LLP is niet belastingplichtig voor de vpb”.

2.6.

De inspecteur heeft in het kader van de beoordeling van deze aangifte verzocht om nadere informatie over de rechtsvorm waarin belanghebbende gedreven wordt. Belanghebbende heeft deze informatie verstrekt. De inspecteur heeft hierop het standpunt ingenomen dat belanghebbende voor de Wet VPB 1969 als niet-transparant lichaam dient te worden aangemerkt, zodat zij in de VPB-heffing moet worden betrokken.

2.7.

De inspecteur is afgeweken van de aangifte en heeft op 23 december 2017 de aanslag aan belanghebbende opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 120.000. De gelijktijdig gegeven beschikking belastingrente bedraagt € 4.990. Het belastbaar bedrag is gebaseerd op de winst uit onderneming vóór toepassing van de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling zoals door [A] aangegeven in de door hem ingediende aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2014 (zie onder 2.9).

2.8.

[A] heeft, voor zover in de onderhavige procedure relevant, in de door hem ingediende aangiften IB/PVV 2011 tot en met 2014 de volgende inkomsten aangegeven:

Jaar

Winst

Loon

2011

-

€ 67.888

2012

-

€ 109.234

2013

-

€ 116.503

2014

€ 93.823

-

2.9.

Het in de jaren 2011 tot en met 2013 door [A] aangegeven loon is uitgekeerd door [BV 2] De in het jaar 2014 door [A] aangegeven winst van € 93.823 betreft het aandeel in het resultaat van belanghebbende dat aan [A] is toegekend van € 120.000, na toepassing van de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling.

2.10.

De aanslagen IB/PVV 2011 tot en met 2014 zijn conform de aangiften aan [A] opgelegd.

2.11.

[BV 1] heeft met betrekking tot het boekjaar 21 juni 2013 (oprichtingsdatum) tot en met 31 december 2013 en het jaar 2014 aangifte VPB gedaan naar belastbare bedragen van:

Jaar/boekjaar

Netto-omzet

Belastbaar bedrag

21 juni 2013 tot en met 31 december 2013

€ 85.158

€ nihil

2014

€ nihil

€ nihil

2.12.

De aanslagen VPB 2013 en 2014 zijn overeenkomstig de aangiften aan [BV 1] opgelegd.

2.13.

[BV 2] heeft met betrekking tot de jaren 2011 tot en met 2014 aangiften VPB gedaan naar de volgende belastbare bedragen:

Jaar

Netto-omzet

Overige opbrengsten

Belastbaar bedrag

2011

€ 205.350

-

€ 58.879

2012

€ 244.770

-

€ 68.630

2013

€ 114.379

-

€ 39.938

2014

-

€ 38.200

€ 33.957

2.14.

De in het jaar 2014 door [BV 2] aangegeven overige opbrengsten van € 38.200 bestaan uit opbrengsten van belanghebbende die volgens haar per abuis bij [BV 2] zijn aangegeven in plaats van bij [BV 1] De aanslagen VPB 2011 tot en met 2014 zijn overeenkomstig de aangiften aan [BV 2] opgelegd.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Kwalificeert belanghebbende voor de Wet VPB 1969 als transparant lichaam en is zij belastingplichtig voor de VPB?

2. Slaagt het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel?

3. Slaagt het beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel?

4. Heeft de inspecteur bij de vaststelling van het belastbaar bedrag terecht geen rekening gehouden met loonkosten?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging dan wel vermindering van de aanslag en beschikking belastingrente. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing