Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-05-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3288, BRE_18_2969_2970
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-05-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3288, BRE_18_2969_2970
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 14 mei 2021
- Datum publicatie
- 27 juli 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:3288
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2022:2226, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BRE_18_2969_2970
Inhoudsindicatie
Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 18/2969 en 18/2970
uitspraak van 14 mei 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats]
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur
en
de Minister van Justitie en Veiligheid,
de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: OB) over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016 (hierna: de naheffingsaanslag 2012-2016) opgelegd van € 12.615. Daarbij is bij beschikking een verzuimboete van € 1.261 opgelegd en is belastingrente van € 1.181 in rekening gebracht.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag OB over de periode 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2017 (hierna: de naheffingsaanslag 2017) opgelegd van € 2.358. Daarbij is bij beschikking een verzuimboete van € 235 opgelegd.
Tegen de onder 1.1 vermelde naheffingsaanslagen (hierna: de naheffingsaanslagen) en boetebeschikkingen heeft belanghebbende bezwaar ingediend, dat de inspecteur op 4 december 2017 heeft ontvangen. De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 27 maart 2018 het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 7 mei 2018, ontvangen bij de rechtbank op 9 mei 2018, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende, eenmaal in de zaak 18/2969, een griffierecht geheven van € 338.
De inspecteur heeft bij brief van 2 juli 2018 de rechtbank meegedeeld de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen te vernietigen en af te zien van het indienen van een verweerschrift.
Op verzoek van de rechtbank heeft de inspecteur bij brief van 19 maart 2021 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan belanghebbende. Belanghebbende heeft bij brieven van 2 april 2021 en 12 april 2021 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2021 te Breda, waarop tezamen, maar niet gevoegd, zijn behandeld de beroepen met zaaknummers BRE 18/2969, 18/2970, 18/3209 tot en met 18/3219, 18/3221 en 18/3223, 18/3604 tot en met 18/3606 en 19/1406 tot en met 19/1411. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de heer [directeur] , directeur van belanghebbende, en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .
De inspecteur heeft ter zitting exemplaren van een pleitnota, met een bijlage, overgelegd aan de rechtbank en aan belanghebbende. Na een ingelaste leespauze heeft belanghebbende verklaard voldoende kennis van de pleitnota en de bijlage te hebben genomen om daarop te kunnen reageren.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en blijkens het uittreksel daarvan van 15 mei 2018 worden haar activiteiten omschreven als het ontwikkelen en verkopen van software, de ontwikkeling, de produktie en handel in technische systemen, het verstrekken van technische adviezen en begeleiding bij produktontwikkeling.
Bij belanghebbende is namens de inspecteur een boekenonderzoek ingesteld, dat in 2010 is afgerond. Hierbij is besproken het ondernemerschap van belanghebbende voor de OB in het jaar 2011 nader te beoordelen. Dit is echter niet gebeurd. De (negatieve) aangiften OB over de jaren 2011 tot en met 2014 zijn na voornoemd boekenonderzoek steeds gevolgd.
In februari 2015 heeft de inspecteur met belanghebbende gecorrespondeerd over de ingediende (negatieve) aangiften OB. Daarop is een boekenonderzoek ingesteld, waarvan in 2015 aan belanghebbende een concept-rapport is toegestuurd. Daarin is het ondernemerschap voor de OB van belanghebbende niet ter discussie gesteld. De ingediende (negatieve) aangiften OB vanaf 1 januari 2015 tot en met oktober 2017 zijn vervolgens steeds gevolgd.
Na uitbreiding van het boekenonderzoek met de jaren 2015, 2016 en 2017 (tot 1 juli 2017) is in oktober 2017 een nieuw controlerapport aan belanghebbende gestuurd. Hierop heeft belanghebbende met haar brief van 18 oktober 2017 gereageerd. Pas in het rapport van oktober 2017 is expliciet de stelling ingenomen dat bij belanghebbende geen sprake is van ondernemerschap voor de OB vanaf 1 januari 2015. De inspecteur heeft met ingang van 1 november 2017 de registratie van belanghebbende als ondernemer voor de OB beëindigd.
De inspecteur heeft in zijn brief van 2 juli 2018 belanghebbende meegedeeld dat hij op basis van de onder 2.2 tot en met 2.4 vermelde bevindingen tot de conclusie is gekomen dat de naheffingsaanslagen, wegens gewekt vertrouwen, alsnog dienen te worden vernietigd. Hierdoor blijven de eerder aan belanghebbende verleende teruggaven OB in stand.
Tot de stukken behoort een zogenoemd ‘Jaaroverzicht 2017 Omzetbelasting’ waarin is opgenomen dat op 27 juli 2018 de naheffingsaanslagen, de verzuimboetes en de in rekening gebrachte belastingrente zijn verminderd tot nihil.
3 Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes terecht zijn opgelegd en of de inspecteur met en bij het opleggen van de naheffingsaanslagen en de boetes beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden en schade dient te vergoeden.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en van de naheffingsaanslagen, verzuimboetes en belastingrente en toekenning van een schadevergoeding. De inspecteur neemt het standpunt in dat de naheffingsaanslagen, verzuimboetes en belastingrente vernietigd en het betaalde griffierecht vergoed dienen te worden.