Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4518, 20/7558 en 20/7559

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4518, 20/7558 en 20/7559

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
9 september 2021
Datum publicatie
17 september 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:4518
Zaaknummer
20/7558 en 20/7559
Relevante informatie
Wet financiering sociale verzekeringen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2025]

Inhoudsindicatie

Artikel 8 en 10 Wet financiering sociale verzekeringen.

Belanghebbende heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt. Daarom is zij AOW-premie verschuldigd over het gehele premie-inkomen, waaronder ook haar Belgische rustpensioen valt.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 20/7558 en 20/7559

Uitspraak van 9 september 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de inspecteur van 12 juni 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering van de aan belanghebbende over het jaar 2016 opgelegde aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw).

Zitting

Het onderzoek ter zitting is ingevolge artikel 8:57, eerste lid, van de Awb achterwege gebleven.

1 Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

2 Gronden

2.1.

Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] en heeft de Italiaanse nationaliteit. Zij woont sinds 6 juni 2008 in Nederland. Daarvoor heeft zij gedurende meerdere jaren in onder meer België gewoond en gewerkt.

2.2.

Belanghebbende heeft vanaf 1 oktober 2015 recht op een Belgisch rustpensioen. In 2016 heeft zij in totaal € 12.438 ontvangen.

2.3.

Belanghebbende ontving van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 een NWW-uitkering met een toeslag van het UWV. Vanaf 12 september 2016 tot 31 december 2021 was zij in Nederland in loondienst werkzaam.

2.4.

De aanslag IB/PVV 2016 is overeenkomstig de aangifte vastgesteld op een belastbaar inkomen, tevens premie-inkomen, van € 18.527. De aanslag Zvw is opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 12.438.

2.5.

Belanghebbendes bezwaarschrift is niet-ontvankelijk verklaard en als verzoek om ambtshalve vermindering in behandeling genomen. Dit heeft geleid tot een ambtshalve vermindering van de aanslagen omdat belanghebbende in de periode 1 juni 2016 tot en met 11 september 2016 niet verzekerd is voor de Wlz en daarmee ook niet voor de Zvw. Belanghebbende is wel het gehele jaar aangemerkt als verzekerde en daarmee premieplichtige voor de AOW/Anw. Bij uitspraken op bezwaar zijn de ambtshalve beslissingen gehandhaafd.

2.6.

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of terecht over het Belgische rustpensioen AOW-premie is geheven. Gelet hierop gaat het in beroep dus alleen om de aanslag IB/PVV, en wordt de aanslag Zvw dus niet bestreden.

2.7.

Niet in geschil is dat belanghebbende het gehele jaar premieplichtig is voor de AOW. Ook is tussen partijen niet in geschil dat belanghebbende in 2016 nog niet de pensioengerechtigde leeftijd voor de AOW heeft bereikt.

2.8.

Niet in geschil is dat het rustpensioen als uitgangspunt tot het premie-inkomen behoort. Belanghebbende stelt echter dat het rustpensioen ook in de verzekerde periode niet tot het premie-inkomen voor de AOW-premie behoort. Het rustpensioen is net als de AOW-uitkering een pensioenvoorziening van overheidswege en moet net als de AOW-uitkering niet tot het premie-inkomen voor de AOW-premie worden gerekend, aldus belanghebbende.

2.9.

In tegenstelling tot waarvan belanghebbende mogelijk uitgaat, behoort de AOW-uitkering wel tot het premie-inkomen.1 Wel is het zo dat degenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, de AOW-premie niet verschuldigd zijn.2 De reden daarvan is dat vanaf dat moment geen AOW-rechten meer worden opgebouwd. Nu vaststaat dat belanghebbende in 2016 de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, is zij dus AOW-premie verschuldigd over haar premie-inkomen in de verzekerde periode. Daartoe behoort ook het rustpensioen. Dat wordt niet anders als het juist is dat het Belgische rustpensioen feitelijk hetzelfde is als een AOW-uitkering. De regelgeving voorziet er niet in om een buitenlandse uitkering die vergelijkbaar is met de Nederlandse AOW-uitkering, buiten de heffing van de AOW-premie te houden. Doel en strekking van de regel dat geen AOW-premie wordt geheven zodra de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt, dwingen er ook niet toe om die regel zo uit te leggen dat dat geen AOW-premie wordt geheven over een dergelijke buitenlandse uitkering. De reden dat geen AOW-premie wordt geheven over een AOW-uitkering, heeft namelijk niet te maken met de aard van de uitkering maar met het feit dat geen AOW-premie verschuldigd is, zodra de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt, omdat er geen AOW meer wordt opgebouwd. Zodra die leeftijd is bereikt, wordt geen AOW-premie meer geheven, niet alleen niet over de AOW-uitkering maar ook niet over ander premie-inkomen. Daarvóór is een AOW-premieplichtige AOW-premie verschuldigd over het gehele premie-inkomen, waaronder ook buitenlandse uitkeringen kunnen vallen.

2.10.

Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen ongegrond verklaard.

2.11.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, op 9 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is verhinderd de uitspraak te tekenen.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.