Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4601, AWB - 20 _ 8246

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-09-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4601, AWB - 20 _ 8246

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
15 september 2021
Datum publicatie
20 september 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:4601
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 20 _ 8246

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/8246

uitspraak van 15 september 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de inspecteur van 23 juli 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2017 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.495 en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente van € 137 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.76.01).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2021 te Breda.

Aldaar is verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [inspecteur] .

De gemachtigde van belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 7 juli 2021 aan [bedrijf 1] t.a.v. [gemachtigde] op het adres [kantoorplaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De gemachtigde is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 8 juli 2021 is afgegeven bij een PostNL-punt en door de gemachtigde op dat punt is afgehaald op 19 juli 2021, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig is aangeboden.

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

Feiten

2.1.

Belanghebbende is sinds 2009 de eigenaar van een pand aan de [adres] (hierna: de woning).

2.2.

Belanghebbende was bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 1] (hierna: de BV). De BV is opgericht op 18 januari 2012 en ontbonden op 16 november 2017. De BV stond volgens de KvK-inschrijving ingeschreven op het adres van de woning.

2.3.

Belanghebbende heeft zijn aangifte IB/PVV 2017 gedaan naar belastbaar inkomen dat als volgt is opgebouwd.

Loon

€ 21.857

ROW

€ 2.565

Eigen woning

€ 7.154 (-/-)

Specifieke zorgkosten

€ 3.395 (-/-)

Belastbaar inkomen werk en woning

€ 13.873

2.4.

In de aangifte staan twee eigenwoningschulden aangegeven. Het betreft een eigenwoningschuld van de SNS Bank van € 330.000 (aangegeven rente € 6.559 en aangegeven kosten € 54) en een eigenwoningschuld aan de BV waarvan de hoogte niet is gemeld (aangegeven rente € 3.137). Het eigenwoningforfait bedraagt € 2.632.

2.5.

De inspecteur is bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2017 afgeweken van de ingediende aangifte. De inspecteur heeft daarbij de kosten op de lening van de SNS Bank en de rente op de lening van de BV gecorrigeerd en daarmee het negatieve saldo inkomsten eigen woning vastgesteld op € 3.927. De specifieke zorgkosten zijn volledig niet in aftrek toegelaten.

2.6.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2017. Daarbij heeft hij tevens verzocht om rekening te houden met een terbeschikkingstellingsverlies (TBS-verlies) van € 67.790 in verband met de afwaardering van de rekening-courant vordering op de geliquideerde BV.

2.7.

Volgens de aangifte vennootschapsbelasting 2017 van de BV stonden er op de eindbalans schulden van in totaal € 200.689. Hiervan bestaat € 67.790 uit een schuld aan participanten waarin wordt deelgenomen.

2.8.

Met dagtekening 29 juni 2020 heeft de inspecteur de vooraankondiging uitspraak op bezwaar verstuurd. De inspecteur heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 23 juli 2020 ongegrond verklaard.

Geschil

2.9.

In geschil is of de uitspraak op bezwaar deugdelijk is gemotiveerd. Het beroep bevat overigens geen gronden. De rechtbank gaat ervan uit – evenals de inspecteur in zijn verweerschrift – dat ook in geschil is of:

-

belanghebbende recht heeft op meer aftrek in verband met de eigen woning?

-

belanghebbende recht heeft op aftrek van specifieke zorgkosten?

-

belanghebbende een TBS-verlies in aanmerking kan nemen?

Motivering uitspraak op bezwaar

2.10.

Belanghebbende stelt dat dat de uitspraak op bezwaar niet voorzien is van gronden en een nadere motivering. De rechtbank volgt belanghebbende niet in zijn stelling. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar voor de motivering verwezen naar de brief van 29 juni 2020 met als onderwerp ‘vooraankondiging uitspraak op bezwaar’. Deze brief is voorzien van een uitgebreide motivering.

Aftrek eigen woning

2.11.

Onder eigenwoningschuld wordt – voor zover hier van belang – verstaan het gezamenlijke bedrag van de schulden die zijn aangegaan in verband met een eigen woning. Als uitgangspunt geldt bovendien een zogenoemde aflossingseis.1 De aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning zijn in ieder geval het gezamenlijke bedrag van de renten en de kosten van schulden die behoren tot de eigenwoningschuld.2

2.12.

De stelplicht en bewijslast dat sprake is van een eigenwoningschuld rust op belanghebbende. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende hieraan niet voldaan met betrekking tot de schuld aan de BV. Enkel de in de bezwaarfase verstrekte facturen van de verbouwing aan de woning zijn daartoe onvoldoende. Daaruit valt immers niet af te leiden dat sprake is van een schuld aan de BV en zo dat wel het geval is dat de verbouwing is gefinancierd met die schuld. Verder zijn geen feiten gesteld waaruit volgt dat aan de zogenoemde aflossingseis is voldaan dan wel dat aan die eis niet hoeft te worden voldaan.

Ten aanzien van de aangegeven kosten met betrekking tot de schuld aan de SNS bank kan op grond van de verstrekte facturen niet worden vastgesteld dat er kosten zijn gemaakt en waarop die kosten dan betrekking hebben.

De inspecteur heeft dus terecht de belastbare inkomsten eigen woning gecorrigeerd.

Specifieke zorgkosten

2.13.

Art. 6.17 van de Wet IB 2001 bepaalt voor - zover hier van belang - als volgt:

“1. Uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn de uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor: a. genees- en heelkundige hulp, met uitzondering van ooglaserbehandelingen ter vervanging van bril of contactlenzen;

(…)

9. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt onder genees- en heelkundige hulp verstaan:

a. een behandeling door een arts;

b. een behandeling op voorschrift en onder begeleiding van een arts door een paramedicus;

c. een behandeling door een bij ministeriële regeling aan te wijzen paramedicus, mits voor de behandeling een verklaring door de paramedicus is afgegeven die voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden.”

2.14.

Op belanghebbende rust de stelplicht en bewijslast van feiten op grond waarvan kan worden vastgesteld dat sprake is van specifieke zorgkosten. Belanghebbende heeft hieraan niet voldaan met enkel het verstrekken van een factuur van [bedrijf 2] . Daaruit volgt immers niet dat is voldaan aan de onder 2.13. genoemde voorwaarden voor uitgaven voor genees- en heelkundige hulp. De inspecteur heeft dus terecht de aftrek van specifieke zorgkosten geweigerd.

TBS-verlies

2.15.

In de bezwaarfase heeft belanghebbende verzocht om een TBS-verlies in aanmerking te nemen in verband met de afwaardering van de rekening-courant vordering op de geliquideerde BV. De inspecteur betwist het bestaan van een vordering en ook de zakelijkheid daarvan.

2.16.

Belanghebbende – op wie de bewijslast rust – heeft geen stukken overgelegd waarmee het bestaan van een lening aan de BV kan worden vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende daarmee niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een geldverstrekking aan de BV, laat staat van een lening aan de BV. Aan de beoordeling of die lening al dan niet zakelijk is, komt de rechtbank niet toe. De inspecteur heeft dus terecht het in aanmerking nemen van een TBS-verlies geweigerd.

2.17.

Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.

2.18.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Krishnapillai, griffier, op 15 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.