Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-10-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5223, AWB - 18 _ 2024

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-10-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5223, AWB - 18 _ 2024

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
18 oktober 2021
Datum publicatie
11 november 2021
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:5223
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2024

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting

De rechtbank laat na het sluiten van het onderzoek door belanghebbende toegezonden stukken buiten beschouwing, heeft de verzoeken van belanghebbende om verdaging van de zitting en verwijzing van de zaken naar een andere rechtbank afgewezen, en wijst het verzoek van belanghebbende aan de rechtbank om getuigen op te roepen af. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een herinvesteringsreserve mocht vormen in verband met het voornemen om nieuwe ondernemingsactiviteiten op te starten. Zij heeft geen bedrijfsmiddel verkocht, maar een schadevergoeding ontvangen voor gemiste omzet. Verder heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat zij recht heeft op aftrek van allerlei in bezwaar geclaimde posten en evenmin dat zij verrekenbare verliezen heeft overgenomen. De aanslag Vpb 2012 wordt wel verminderd met bij de grootaandeelhouder van belanghebbende in aanmerking genomen gebruikelijk loon, ook al staat de aanslag IB/PVV van de grootaandeelhouder nog niet onherroepelijk vast. Anderzijds heeft de inspecteur zich, voor een kleiner bedrag, terecht beroepen op interne compensatie.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers: BRE 18/2024, 18/2182, 19/1412 en 19/1413

uitspraak van 18 oktober 2021

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende verliesbeschikking en (navorderings)aanslagen vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd, de volgende verzuimboete opgelegd en de volgende beschikkingen belastingrente afgegeven:

-

voor het jaar 2011 een aanslag (aanslagnummer [nummer] .V.16) naar een belastbaar bedrag van nihil en een verliesbeschikking van € 5.952;

-

voor het jaar 2012 een aanslag (aanslagnummer [nummer] .V.26) naar een belastbaar bedrag van € 570.314 en € 21.895 rente;

-

voor het jaar 2014 een aanslag (aanslagnummer [nummer] .V.46) naar een belastbaar bedrag van € 14.921, een verzuimboete van € 2.639 en € 504 rente;

-

over het jaar 2014 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer] .V.47) naar een belastbaar bedrag van € 15.139 en € 10 rente.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 20 februari 2018 en 17 december 2018 de bezwaren tegen de (navorderings)aanslagen Vpb 2011 en 2014 en de daarbij horende beschikkingen niet-ontvankelijk verklaard en bij uitspraak op bezwaar van 27 februari 2018 de aanslag Vpb 2012 gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen de volgende beroepen ingesteld, waaraan de rechtbank de volgende zaaknummers heeft toegekend:

-

aanslag en verliesbeschikking Vpb 2011, bij brief van 29 maart 2018, ontvangen bij de rechtbank op 3 april 2018 (zaaknummer 18/2024);

-

aanslag Vpb 2012, bij brief van 5 april 2018, ontvangen bij de rechtbank op 12 april 2018 (zaaknummer 18/2182);

-

aanslag, boete en navorderingsaanslag Vpb 2014, bij e-mailbericht aan de inspecteur van 21 december 2018, ontvangen bij de rechtbank op 21 maart 2019 (zaaknummers respectievelijk 19/1413 en 19/1412).

Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende driemaal een griffierecht geheven van € 338.

1.4.

De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2021 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [persoon A] , vergezeld van de gemachtigde van belanghebbende, L.A.M. Schalk, verbonden aan BMD Administratieve Dienstverlening te Prinsenbeek, en namens de inspecteur, [inspecteur] en [inspecteur] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Van 3 augustus 1995 tot 1 juli 2000 was [persoon A] grootaandeelhouder van belanghebbende. Na 1 juli 2000 was de partner van [persoon A] , [persoon B] , grootaandeelhouder van belanghebbende. [persoon A] is de directeur van belanghebbende.

2.2.

De activiteiten van belanghebbende bestonden in de onderhavige jaren uit:

-

deelname aan diverse events/beurzen voor goede doelen;

-

verkoopondersteuning voor de [beurs] in Utrecht;

-

het opzetten van verhuur en verkoop van onroerende zaken in Frankrijk;

-

deelname aan regionale radio; en

-

werkzaamheden in verband met een rechtszaak.

Belanghebbende heeft een civiele procedure gevoerd tegen [X BV] / [Y BV] wegens tussen hen gesloten (distributie)overeenkomsten. Dit heeft geleid tot een vonnis van rechtbank Amsterdam van 28 november 2012 waarin [X BV] / [Y BV] kort gezegd is veroordeeld tot vergoeding van ‘lost VAR margin’. Op basis van dit vonnis is aan belanghebbende na diverse verrekeningen en aftrek van kosten een bedrag betaald van € 564.977.

2.3.

Bij belanghebbende heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden. Daarbij is de aanvaardbaarheid onderzocht van de aangiften Vpb voor de jaren 2011 tot en met 2014 en van de aangiften omzetbelasting over de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014. Het rapport dat naar aanleiding van het boekenonderzoek is opgesteld is gedateerd 26 april 2018.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of:

-

de bezwaren tegen de aanslagen Vpb 2011 en 2014 terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard;

-

de beroepen betreffende de aanslag Vpb 2012 en de navorderingsaanslag Vpb 2014 niet-ontvankelijk moet worden verklaard; en

-

de (navorderingsaanslagen), de boetebeschikking en de rentebeschikkingen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd/afgegeven.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vaststelling van een verlies Vpb 2011 van € 122.915, vermindering van de aanslag Vpb 2012 tot een aanslag berekend naar een belastbare winst van € 10.290 en dienovereenkomstige vermindering van de rentebeschikking, vermindering van de aanslag Vpb 2014 tot een aanslag berekend naar een belastbare winst van € 4.299 met dienovereenkomstige vermindering van de rentebeschikking en vernietiging van de verzuimboete, en vernietiging van de navorderingsaanslag Vpb 2014.

De inspecteur concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de beroepen tegen de aanslag VPB 2012 en navorderingsaanslag Vpb 2014 en (al dan niet subsidiair) tot ongegrondverklaring van de ontvankelijke beroepen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing