Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5543, AWB 19/2698
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03-11-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:5543, AWB 19/2698
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 3 november 2021
- Datum publicatie
- 22 november 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:5543
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2022:2776, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB 19/2698
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers: BRE 19/2698 t/m 19/2701
uitspraak van 3 november 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) over 2012 tot en met 2015 opgelegd. De aanslagen over 2012, 2013 en 2014 zijn overeenkomstig de aangiften vastgesteld. Bij de aanslag over 2015 is afgeweken van de aangifte.
Vervolgens heeft de inspecteur aan belanghebbende beschikkingen gegeven, waarin het verzamelinkomen voor 2012, 2013 en 2014 opnieuw is vastgesteld. Over 2015 is een navorderingsaanslag opgelegd. De verschuldigde IB/PVV is door de beschikkingen en de navorderingsaanslag niet gewijzigd; het verzamelinkomen is voor elk jaar verhoogd.
De inspecteur is bij uitspraken op bezwaar deels aan de bezwaren tegemoetgekomen.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 47.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2021 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, tot bijstand vergezeld van [naam 1] en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .
2 Feiten
Belanghebbende heeft van maart 2000 tot [datum] 2011 in Oman gewoond. Sinds [datum] 2011 woont belanghebbende in Nederland en is hij binnenlands belastingplichtig.
In Oman heeft belanghebbende vriendschappelijke en zakelijke betrekkingen ontwikkeld met de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ).
Belanghebbende heeft tijdens zijn verblijf in Oman geïnvesteerd in onroerende zaken, te weten het [adres 1] , de [adres 2] (later: [adres 2] ) [adres 2] en het [adres 3] (hierna: de onroerende zaken).
Belanghebbende financierde de aankopen van de onroerende zaken deels met geleend geld.
Het [adres 1] is in november 2010 door belanghebbende gekocht voor OMR 62.3151 en is in oktober 2015 door [naam 2] verkocht voor OMR 65.000.2
De [adres 2] is door belanghebbende (in aanbouw) gekocht voor OMR 70.000 in 2008/20093 en is in oktober 2015 door [naam 2] verkocht voor OMR 65.000.4
Het [adres 3] (in aanbouw) is in november 2010 gekocht voor OMR 100.0005 en in januari 2015 door [naam 2] verkocht voor OMR 205.000.6[naam 2] heeft voor [adres 3] in september 2011 OMR 60.550 betaald aan de projectontwikkelaar.7
In oktober en november 2015 heeft [naam 2] , in verband met de verkoop van [adres 2] en het [adres 1] , bedragen gestort op de rekening van een Stichting Particulier Fonds (hierna: de SPF). Vanuit de SPF zijn vervolgens bedragen overgemaakt naar de privérekening van belanghebbende. Belanghebbende is de insteller van de SPF en kan sinds mei 2017 beschikken over het vermogen van de SPF als ware het zijn eigen vermogen.
Belanghebbende heeft de onroerende zaken voor de jaren 2012 tot en met 2015 niet in de aangiften voor de IB/PVV vermeld. In de aangifte over 2015 is wel een schuld aan [naam 2] vermeld. Belanghebbende heeft verder voor alle jaren een creditcardschuld aangegeven.
3 Geschil
In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:
- Was belanghebbende in 2012 tot en met 2015 economisch eigenaar van de onroerende zaken?
- Zo ja, wat was de waarde van de onroerende zaken?
- Wat was de grootte van de schuld aan [naam 2] in 2015?
- Wat was de grootte van de creditcardschuld in elk jaar?
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de beschikkingen en de navorderingsaanslag. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.