Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-03-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1173, AWB - 20 _ 10266
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-03-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1173, AWB - 20 _ 10266
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 8 maart 2022
- Datum publicatie
- 14 maart 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:1173
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 10266
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/10266
uitspraak van 8 maart 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 1 december 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: Bpm) ter zake van het motorrijtuig Land Rover Discovery 3.0 Td6 SE 7p met VIN nummer [nummer] , alsmede de daarbij bij beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 48.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2022 te Breda.
De gemachtigde van belanghebbende, mr. S.M. Bothof van 123BPM.nl te Goor, heeft aan de zitting deelgenomen via beeldbellen. Namens de inspecteur zijn verschenen [inspecteur] en [inspecteur] .
1 Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
2 Gronden
Belanghebbende heeft op 13 november 2018 op aangifte een bedrag van € 14.848 aan Bpm voldaan ter zake van de registratie van het motorrijtuig Land Rover Discovery 3.0 Td6 SE 7p met VIN nummer [nummer] .
Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van Voertuig Taxaties B.V. van 2 november 2018. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 51.705. De handelsinkoopwaarde is vastgesteld aan de hand van een koerslijst van Xray marge. Voorts heeft de taxateur een bedrag van € 6.226 wegens schade op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht De handelsinkoopwaarde in beschadigde staat is vastgesteld op € 45.479.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door [naam] werkzaam bij Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een taxatierapport. De handelsinkoopwaarde is aan de hand van een koerslijst van Xray marge vastgesteld op € 52.175. Voorts is een waardevermindering wegens schade in aanmerking genomen van € 2.872.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 15.880. Met dagtekening 17 april 2020 is aan belanghebbende voor de onderhavige auto een naheffingsaanslag opgelegd van € 1.032. De gelijktijdig met de naheffingsaanslag in rekening gebrachte belastingrente bedraagt € 48.
Het door belanghebbende tegen de naheffingsaanslag gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard.
Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Meer specifiek is daarbij tussen partijen in geschil of de hertaxateur voldoende onafhankelijk is en of hij voldoende rekening heeft gehouden met een waardevermindering wegens schade. Daarbij is in geschil of het taxatierapport van belanghebbende kan dienen ter onderbouwing van schade nu de inkoopfactuur niet is bijgesloten zoals bedoeld in Bijlage I bij de Uitvoeringsregeling Bpm.
Onafhankelijkheid hertaxateur
De rechtbank overweegt dat voor zover belanghebbende heeft betoogd dat de naheffingsaanslag dient te worden vernietigd, reeds omdat de hertaxateur niet deskundig, objectief en onafhankelijk is, deze beroepsgrond faalt. Het staat de inspecteur immers vrij zijn standpunt te onderbouwen op een wijze die hem goeddunkt, mits geen sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs of anderszins bewijs dat niet toelaatbaar is, wat hier niet het geval is. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om aan te nemen dat de hertaxateur niet deskundig, onafhankelijk of objectief zou zijn. De rechtbank zal oordelen over het door beide partijen bijgebrachte bewijsmateriaal, op basis van zijn keuze, weging en waardering van het bewijsmateriaal.1
Waardevermindering wegens schade
Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd omdat onvoldoende rekening is gehouden met de door belanghebbende gestelde schade. Omdat sprake is van een waardeverminderende omstandigheid rust de bewijslast voor de in aanmerking te nemen schade op belanghebbende. Belanghebbende dient de omvang van de schade, en de invloed daarvan op de handelsinkoopwaarde, aannemelijk te maken. De rechtbank merkt op dat zij géén expert is in de waardering van auto’s. De rechtbank is daarom in hoge mate afhankelijk van wat partijen aandragen, indien een geschil bestaat over de vraag of en zo ja in hoeverre er sprake is van schade. Beide partijen hebben daartoe een taxatierapport overgelegd waarin een gedetailleerde omschrijving van de schade is opgenomen en ter onderbouwing daarvan foto’s zijn overgelegd van de auto. Verder heeft de taxateur van DRZ “bevindingen/opmerkingen t.a.v. de opgegeven waardevermindering” in zijn taxatierapport opgenomen. Hierin geeft hij commentaar op de door belanghebbende opgevoerde schade.
De rechtbank stelt voorop dat normale gebruiksschade niet in mindering gebracht kan worden op de handelsinkoopwaarde van de auto. Op grond van artikel 2, aanhef en onderdeel c, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet Bpm) dient onder normale gebruiksschade te worden verstaan slijtage en kleine beschadigingen die ontstaan door gebruik van een voertuig en die passen bij de leeftijd en kilometrage van het voertuig. Te denken valt hierbij aan slijtage aan motor en banden of kleine beschadigingen zoals steenslag, krasjes en kleine deuken.
De rechtbank heeft de schadecalculatie en de opmerkingen die de taxateur van DRZ heeft gemaakt in zijn rapport vergeleken met de schadecalculatie van belanghebbende. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende, gelet op de gemotiveerde betwisting van de inspecteur, niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een hoger bedrag aan schade dan waar de inspecteur reeds rekening mee heeft houden en dat geen sprake is van een meer dan normale gebruiksschade als onder 2.9 bedoeld. De rechtbank merkt daarbij op dat zij voor het vaststellen van de schade in hoge mate afhankelijk is van de overgelegde foto’s. Eventuele onduidelijkheden op de foto’s van belanghebbende of wat daarop in de visie van de taxateur zichtbaar zou moeten zijn, dienen voor zijn rekening te komen. Naar het oordeel van de rechtbank kan zowel aan de hand van de foto’s van belanghebbende, noch aan de hand van de foto’s van DRZ waarnaar belanghebbende ter zitting heeft verwezen, gelet op de gemotiveerde betwisting van de inspecteur, het door belanghebbende bepleite hogere bedrag aan schade niet worden vastgesteld, dan wel is sprake van normale gebruiksschade.
Belanghebbende heeft gesteld dat de inspecteur ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de kosten die zijn gemoeid met de installatie van de Nederlandse software. De rechtbank is van oordeel dat deze post niet is aan te merken als schade die van invloed is op de handelsinkoopwaarde van de auto en neemt hiervoor derhalve geen extra waardevermindering in aanmerking.2
Ook heeft belanghebbende zijn stelling dat sprake zou zijn van een beleid van de inspecteur om het innameprotocol van Connect Autolease als leidraad te hanteren voor het bepalen van normale slijtage en gebruikssporen en andere schade in het kader van de Bpm niet aannemelijk gemaakt.
Nu de rechtbank reeds van oordeel is dat belanghebbende niet in zijn bewijslast is geslaagd, behoeft de stelling van de inspecteur dat het taxatierapport van belanghebbende niet kan dienen ter onderbouwing van de door hem bepleite schade wegens het ontbreken van de inkoopfactuur, geen verdere behandeling meer.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 8 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
De griffier is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.